Voorwoord Martien Baars: dit is verslag nummer vier uit onze mini-serie RUN-artikelen over de edities van de 100 km in Winschoten vanaf 1991, met de invoering van het nieuwe 10 km parcours door Winschoten en Heiligerlee, compleet met passage door de De Klinker. Ditmaal een verslag van de RUN 94, van de hand van Mark Hoogstad in de maandagkrant volgend op die zaterdag 3 september 1994, dus nu tien jaar geleden, toen de RUN voor de 3e keer gastheer was voor het EK 100 km. Verslaggevers schrijven zo’n artikel in behoorlijke haast, en in een tweetal voetnoten probeer ik ongerijmdheden in dit artikel te verklaren. Helemaal onderaan een beschouwing over de ‘Elfsteden-finish’ van 1994: twee koplopers die samen juichend over de eindstreep komen, maar de organisatie had duidelijk geen trek in een gedeelde winnaar.
{i}NRC Handelsblad, maandag 05-09-1994, pagina 16 (Sectie Sport){ei}
{b}’Hardlopen is mijn leven. Hoe groter de afstand hoe beter'{eb}
{i}Door Mark Hoogstad{ei}
WINSCHOTEN – Wilhelm Tiling heeft er zin in. De 55-jarige loopfanaat uit het Duitse Herne verheugt zich op de komende beproeving, een onderneming waarvan menigeen alleen al bij het horen van de te overbruggen afstand zal gruwen: honderd kilometer. “Hardlopen is mijn lust en mijn leven. Hoe groter de afstand, hoe beter”, aldus Tiling vlak voor de start van de derde Europese kampioenschappen honderd kilometer, afgelopen zaterdagavond in het Oostgroningse Winschoten. De honderd kilometer is een wereld van onverschrokken kilometervreters en geharde avonturiers, atleten voor wie de marathon (42.195 meter) maar kinderspel is. Een genadeloze afvalrace, een grimmige slijtageslag waarin de ‘diesels’ vooral de degens met zichzelf kruisen. “Het ligt in de aard van ieder mens voortdurend te streven naar het verleggen van zijn eigen grenzen. Iedereen is immers nieuwsgierig naar het plafond van zijn eigen kunnen”, zo verduidelijkt teamchef Harrie Arndt van de Duitse ‘ultra-lopers’ de aantrekkingskracht van de honderd kilometer-discipline. “Bovendien, na tien keer een marathon te hebben gelopen, heb je dat ook wel gezien. Zo reik je steeds verder. Na de honderd kilometer volgt de 24-uursloop, vervolgens de 48-uursloop en ga zo maar door.” Dat dergelijke krachtsinspanningen hun tol eisen, bewees het wedstrijdverloop van de EK in Winschoten.
Kasimierz Bak, vooraf een van de voornaamste kandidaten voor de eindzege, dolf als een van de eersten het onderspit. Na een verbluffende start, waarbij de 38-jarige Duitser vanaf de eerste meters zijn tegenstanders achter zich liet en kilometerslang alleen op kop ging, zag Bak zijn droom – het twee jaar oude en eveneens in Winschoten gelopen wereldrecord van de Belg Jean Paul Praet (6.16.41) – in rook opgaan. Rondom de 37ste kilometer blies de Duitser zichzelf volledig op en moest hij gedesillusioneerd het 10x10km-stratencircuit verlaten, tot ontsteltenis van iedereen. Ook Baks naaste concurrenten haakten voortijdig af. Een voor een sneuvelden de atleten in de Winschoter nacht. De regerend Europees kampioen, de Moskoviet Konstantin Santalov die begin dit jaar tijdens de Russische kampioenschappen het record van Praet officieus met twintig tellen aanscherpte, stapte rondom kilometer 54 met een enkelblessure uit de race. Kort daarop volgde de Belgische wereldrecordhouder zijn voorbeeld, wellicht Praets laatste daad op het gebied van de ultraloop. “Alleen als ik de komende winter weer voldoende goesting verzamel, plak ik er nog een jaartje aan vast”, aldus de ex-marathonloper na afloop. De strijd om de Europese titel werd zaterdag uiteindelijk een Pools onderonsje. Gebroederlijk sprintten Jaroslaw Janicki en Andrzej Magier zij aan zij naar de meet, waar de eerste met een tijd van 6.33.42 de fortuinlijkste bleek. Ruim vier minuten later legde de Fransman Denuis Gack beslag op de derde plaats.
Hoewel het vurig verlangde wereldrecord bij de mannen uitbleef, was er toch reden tot tevredenheid. Naast het parcoursrecord bij de vrouwen van de Russische Valentina Lyakhova (7.36.37) zorgde de lokale favoriet, Henk Noor uit het naburige Heiligerlee, voor de grootste feestvreugde door de Nederlandse titel* te bemachtigen. Een aardige opsteker voor het ambitieuze Winschoter organisatiecomité, dat volgend jaar de wereldkampioenschappen op touw hoopt te mogen zetten.
En Wilhelm Tiling? Volkomen uitgeput en afgemat, meer dood dan levend, bereikte de Duitse ‘diesel’ uiteindelijk de streep in manifestatiehal De Klinker. De derde honderd kilometer van zijn leven is een feit. Honderd kilometer hardlopen is leuk, heel leuk. “Maar”, zoals een van de ruim vierhonderd** deelnemers het vooraf treffend verwoordde, “een beetje gek moet je er wel voor zijn.”
{i}Verklarende noten.{ei}
* Was Henk Noor dan met zijn eindtijd van 7.55.57 in 1994 de eerste Nederlandse 100 km kampioen? Het RUN-boek van Harm Noor (geen familie) daar op nageslagen: nee, het eerste officiële NK 100 km vond pas in 1995 plaats. Bovendien kwam M40 veteraan Wim van Dijke met 7.03.58 een stuk eerder aan dan 2e Nederlander Noor. Kennelijk werd verslaggever Mark Hoogstad op een dwaalspoor gezet door het enthousiasme waarmee de plaatselijke ultraheld Henk Noor aan de finish werd ontvangen.
** De RUN 94 met het EK 100 km had inderdaad een record-startveld, maar ‘vierhonderd’ deelnemers is een beetje overdreven, het waren er 250 die op de 100 km van start gingen. Wel waren er ook 147 estafetteploegen 10 x 10 km dus er liepen (althans in de eerste uren van de RUN) dus zo’n 400 lopers (m/v) tegelijk op het parcours, vandaar misschien die ‘vierhonderd’. Maar dan had de verslaggever beter over zo’n ‘vijftienhonderd’ deelnemers in totaal kunnen reppen, namelijk van 250 plus 1250 (uitgaande van een gemiddelde team-grootte van zo’n 8 à 9 lopers 😉
Het grootste startveld dat de 100 km Winschoten tot nu toe kent, stamt van een jaar later, 1995, toen met het WK 100 km er in totaal 346 sololopers (m/v) van start gingen. De RUN 97 met WK 100 km kende 306 starters, en de RUN 2000 met wederom WK 100 km kwam uit op 305 starters.
De estafette werd als bijnummer voor het eerst georganiseerd bij de RUN 85, de 10e editie. Die eerste keer waren er al 31 ploegen, en de estafettedeelname groeide gestaag en bij de 10e keer estafette in 1994 waren er al 147 ploegen. Dat groeide door naar gemiddeld een kleine 200 teams eind jaren negentig: in 1997 waren er 195 teams, in 1998 voor het eerst 200 teams, in 1999 186 teams, en in 2000 wederom 200 teams. De warme editie van 1999 is niet alleen bij ultralopers berucht maar vooral ook bij een aantal estafette-ploegen: de ambulances zijn die dag een vijftal keren uitgerukt voor het afvoeren van onervaren estafettelopers die door warmtestuwing waren geveld. Opmerkelijk was dat geen enkele sololoper op die drastische wijze hoefde te worden opgevangen.
De afgelopen jaren is er weer een groeispurt in de estafette-deelname geweest: in 2001 waren er 211 teams, 2002 telde 230 teams, en in 2003 zijn er maar liefst 270 teams van start gegaan.
{b}{i}Nabeschouwing over de ‘Elfsteden-finish’{ei}{eb}
Ton Smeets karakteriseerde het strijdverloop van het Europees kampioenschap van die RUN’94 indertijd als volgt:
‘De Duitser Bak wilde in Winschoten een aanval doen op het wereldrecord van Jean-Paul Praet. Maar toen Bak, Praet en Santalov (de twee laatste door blessures geplaagd) uit moesten stappen bleven er twee Polen over aan de kop van het veld. Janicki en Magier bleven samen en passeerden samen met opgeheven armen de finish. De jury wees uiteindelijk Janicki aan als winnaar. Bij de vrouwen verliet de Portugese Alicia Lario Portela voortijdig de wedstrijd, waardoor het kampioenschap werd betwist tussen de Russinnen Bagmanova en Lyakhova.’
(uit: Ultramarathon, de uitdaging van de 21ste eeuw. H. Frenken & A. Smeets, 2000: p. 76)
Vergeleken met bovenstaand verslag van Hoogstad is het frappant om te lezen dat beide Polen kennelijk de overwinning wilden delen maar dat de organisatie daar een stokje voor stak. Bij naslag van het RUN-boek van Harm Noor worden we over dat aspect niets wijzer: ‘Samen kwamen zij op de finish afgestormd. En het was Jaroslaw Janicki die net iets eerder over de eindstreep kwam dan zijn landgenoot Andrzej Magier. Voor beiden werd dezelfde tijd genoteerd, 6.33.43. (Uit: ‘1976-2000 25 jaar RUN Jubileumboek. H. Noor, 2000: p. 63)
Na lezing van een eerder concept van dit artikel kwam Ton Smeets met de volgende email over de finish van de RUN 94: “Destijds heb ik daar niet te veel ophef over willen maken, maar de RUN heeft denk ik in feite de verkeerde atleet als winnaar uitgeroepen. Jan Moerman had een duidelijke foto van de finish waaruit bleek dat de uitslag juist andersom moest zijn. Sportief gezien was het niet fraai dat ze samen over de finish gingen. De RUN wilde persé één atleet. Was het een eindsprint geweest waar het echt om ging, dan weet ik zeker dat de atleten zelf goed geweten hadden hoe de uitslag was, en was er een protest geweest.”
Zo’n gezamenlijke finish doet de ouderen onder ons meteen terugdenken aan bijna 40 jaar geleden, toen in de Elfstedentocht het ‘Pact van Dokkum’ voor de nodige beroering zorgde. Dus de schaatsexpert binnen de ultrawereld gemailed om te vragen hoe dat ook weer zat. Prompt stuurde Jitze Weber de juiste informatie. Hier volgt zijn email:
“De gang van zaken bij de finish van de Elfstedentocht van 1956 is terug te vinden in het standdaardwerk getiteld ‘De Elfstedentocht (1909-1986)’. Er is uiteraard in januari 1997 een aanhangsel verschenen. Voor bronvermelding: ISBN 90 330 1359 2/CIP UGI 670.
Op blz. 157 staan de eerstaangekomenen vermeld, dat waren de vijf van het ‘pact van Dokkum’: J.Nauta, J.v.d. Hoorn, A. de Koning, M.Wijnhout en A.Verhoeven uit resp.Wartena, Ter Aar, Purmerend, Lisserbroek en Dussen, allen in 8.46. Jeen van den Berg uit toendertijd Nijbeets finishte acht minuten later.
Dan nu het belangrijkste (ik had het al over eerstaangekomenen en NIET over winnaars): er was dat jaar GEEN winnaar. De 5 die het niet uitvochten viel een lauwe ontvangst ten deel viel maar Jeen kreeg een publieke ovatie – Jeen van den Berg had eerder in 1954 de Elfstedentocht duidelijk en afgetekend gewonnen (en zelf waardeer ik hem ook erg om wat hij allemaal voor het schaatsen gedaan heeft).
Over de beslissing van het bestuur citeer ik uit het boek: “… Dan maakt starter en juryvoorzitter Jan D. de Jong namens het Elfstedenbestuur bekend , dat niet alleen de vorig jaar beschikbaar gestelde wisselprijs in de kast blijft, maar ook de vijf uitgeloofde prijzen: de Elfstedentocht van 1956 zal de geschiedenis ingaan als een tocht zonder winnaar! Er stijgt een luid gejoel op uit de menigte en iedereen mag zelf uitmaken voor wie dit is bestemd: voor het bestuur of voor de vijf rijders, die deze beslissing veroorzaakten” Einde citaat.
Even kan ik het niet laten te schrijven wat ik er van vind: een heel goede beslissing. Een wedstrijd is een wedstrijd. Zelf ben ik ook lid van de Vereniging Friese Elfsteden en het aardige binnen deze club is ook dat vogels van zeer diverse pluimage het erover eens zijn dat het bestuur beslist. Een goede traditie. Wie geen strijdlust koestert mag zich onder de toerrijders begeven en ook daarvoor zijn regels waar we als leden over meepraten, soms over stemmen, maar verder geldt dat je je plaats moet kennen.
Tot zo ver, gelukkig wordt er sindsdien stug gesprint als het moet … “