Dodentocht: de natste, smerigste en zwaarste 100 km.

Verslag van Patrick Kloek.

Als u, beste lezer, deze titel leest denkt u vast,” waar heeft hij het in hemelsnaam over”. Ik ga u daarom niet in het ongewisse laten en u meteen vermelden dat we het over de laatste editie van de dodentocht in Bornem hebben. Welgeteld op Vrijdag 13 augustus gaat deze 100 km tocht door. “Wat een datum” denken velen, “Als daar maar geen onheil van komt”. Zulke gedachten tarten dan ook meteen het noodlot. Eigenlijk is het voor mij niet meer dan een flinke trainingstocht en had ik niet vorig jaar geroepen dat de 10e editie wel mijn allerlaatste was? Wel dat was natuurlijk buiten vriendin en mede ultraloopster Anny van Butsele gerekend. Wekenlang heeft ze me bestookt met vragen of ik alsnog zou meelopen. Op de vraag:“Ik loop niet graag in het donker” parreerde ik met het feit dat je in Bornem nooit alleen loopt maar ze hield niet af. Uiteindelijk zwichte ik toch en omstreeks zes uur stond ze me aan het station op te wachtten. Ze had reeds mijn kaartje bij zich zodat we enkel onze bagage moesten kwijtraken. We gaven enkel het nodige af en de rest werd in de tas gestoken en na een zoektochtje langs tent, rode kruis en diverse waren we bij een cafe beland die onze tassen meteen in bewaring nam. Op naar de start dan. deze was een kilometer verder aan het klooster en er stond reeds een kleine massa te wachtten. We baanden ons een weg naar voor tot we op de vierde rij stonden welke we best te doen vonden. Als loper start je best vooraan anders wordt het drummen en is het gevaarlijk voor ons en de wandelaars. En ongelukken wilden we dus best vermijden, zeker op deze dag. In het volgende anderhalf uur zwol de massa aan tot 9100 deelnemers. Wat velen vreesden gebeurde dan uiteindelijk vijf minuten voor de start. Het begon te regenen. Eerst zachtjes maar weldra stroomde het water omlaag.De start was inmiddels al gegeven en de meute trok zich op gang. We waren snel uit het gewoel weg en konden aan het eerste rondje langs Weert en Temse beginnen. Mooi was het verlichte kasteel en Temse zelf dat we passeerden. Na een omloopje van 16 km kwamen we weer in Bornem terug. De regen was overgegaan in een stortbui maar dat scheen de menigte niet te deren. De sfeer was adembenemend. De duisternis viel in en het werd kouder naarmate we steeds natter werden. Beide hadden we termisch ondergoed, lange broek en regenvest aan en toch voelden we ons steeds kouder en natter worden. Terwijl er meerdere wandelaars en lopers in t shirts rondliepen. Het water werd met blusvliegtuigen tegelijkertijd uit de hemel geworpen. Hele straten lagen gewoon onder water. Zo nu en dan kregen we een zandpad voor de voeten geworpen en die werden snel in modderpoelen herschapen. Voor ons ging iemand zijn heil zoeken in het maisveld tot hij aan de rand van het veld aan een beek kwam. Hij sprong erover en zakte tot zijn scheenbenen in de modder weg. Via Wintam en Kalfort kwamen we in Breendonk op de befaamde Duvelbrouwerij aan en hier was warme soep te krijgen. En natuurlijk de gratis Duvel. Deze laatste kon me niet bekoren, wel was ik op zoek naar een droge rustplaats. Geen te vinden dus. Ik stond reeds te bibberen van de kou en vond een kilometertje verderop een rood kruispost. Snel trokken we er binnen en hier werd meteen onderkoeling vastgesteld. De natte spullen werden uitgetrokken en een deken om me heen geslagen. Van mijn startkaartje moesten ze afblijven. Als ze dat namen werd ik uit de tocht geschrapt. Hoewel het me niet veel meer kon schelen. Hier overviel het koudegevoel me nog het meest. Anny wreef me zo goed het ging warm en meteen schoten ook de rode kruismedewerkers in aktie. Ze hadden het nu enorm druk. Ik klaarde wat op. Het duurde toch nog een uur voor ik wat hersteld was. Met ons waren een enorm aantal deelnemers binnen gebracht. Dan kregen we de keuze, ofwel de bezemwagen opzoeken ofwel doorgaan want de zaal moest vrij voor de andere deelnemers. We kozen jammerlijk voor het eerste. Hoe goed we ook zochten we vonden geen bus. “ die staat een kilometertje terug” vertelde men ons. Dat vonden we dan weer te ver en zouden er wel een vinden op de volgende post. Deze lag op 42 km in Londerzeel. Daar hielden we zelfs geen halt en gingen meteen door richting Steenhuffel, op de Palmbrouwerij. Daar moesten we toch onze bagage ophalen ook. Nog steeds verkleumd en met de nodige modderpoelen erbij begon het me te dagen dat de 11e keer ditmaal niet de beste zou zijn. En het opgavegevoel nam steeds meer de bovenhand. Ik was al een hele tijd bezig Anny te verwijten dat ze me meegevraagd had, ik had nu in een warm bed kunnen liggen. We liepen op schema van 10 u, ondanks het uur vertraging. Gewoon om ons warm te houden. De wind blies dan ook in ons nadeel. Een stevig boek onder de trui hielp ook al niet. Want die was meteen mestnat. En dit was dan de langste strook, namelijk 12 kilometer. Onderweg kwamen we een klein kapelletje tegen. “Kunt ge er niet voor zorgen dat het eens droog blijft voor de rest van de nacht, Lieve Heer?” was mijn smeekbede. Eindelijk, na veel gezwoeg bereikten we de Palm. Er zaten al wat opgevers te wachten op de bus richting Bornem. Onder hen ook een ultraloper die we kenden: Jozef Butteneers. “Het is gedaan Jozef” zei ik. “We houden er mee op”. “Ik ook jong, het is geen doen meer” bevestigde hij me. “Doe wel eerst droge kleren aan”. Ik zocht mijn tas en begon alle natte spul uit te doen en me warm aan te kleden. Gelukkig had ik (buiten schoenen) van alles twee stuks bij. Van de lange broeken zelfs drie. Ik gaf de overige broek aan Anny en Jozef leende haar een T shirt en sweater. Eenmaal warm aangekleed en gerust kwamen we snel weer op temperatuur. We vonden de moed terug. En terug buiten was het zowaar droog. Toch maar doorgaan? Ja dus, en we togen op weg voor de overige 46 km. Weer waren we een uur kwijt gespeeld maar dat gaf nu niet meer. We maalden niet meer om de tijd die we erover zouden doen. We konden nu aftellen en dat was weer in ons voordeel. Nog een lange etappe stond op het programma en dat was deze naar Merchtem. Deze werd met de nodige miserie overbrugd. Hele betonwegen stonden ook hier onder water en eromheen lopen ging niet. Weerom natte voeten dus. Na een half uurtje begon het weer te regenen ook. Het was dan maar een kort schietgebedje geweest. Onze volgende richtpunt was het bord van de 75 km. Als we daar omheen waren dan liepen we snel in de tientallen (we telden de kilometers af). Deze was net na de controle in Opdorp. Het enorme enthousiaste medewerkersteam hield ons echt op de been. Hier kregen we meteen ook te horen dat er ruim 3000 deelnemers in Breendonk (Duvel) de strijd reeds gestaakt hadden. We bereikten eindelijk het bord 75 km. Het was inmiddels weer licht geworden zodat we weer zagen waar we liepen en dat gaf ons weer wat moed. Het regende nog steeds maar het deerde ons minder. Ik bleef wel steeds wat langer op de controles hangen terwijl Anny, na haar drank genomen te hebben, meteen weer doorliep. Dat gaf me de gelegenheid om eventjes in mijn eigen tempo te lopen zodat de verzuring uit de benen kon verdwijnen. Nu lagen de controles dichter bij. Hoewel we het nog steeds niet gemakkelijk hadden begonnen we meer op bekend terrein te komen. Lippelo en Sint Ammands waren onze volgende doelen. Net na deze laatste controle op amper 10 kilometer van de aankomst liepen we de scheldedijk op. Prachtig was het hier. maar we hadden nauwelijk kracht om te genieten. We kreunden en steunden op deze dijk. Wat duurde dat ontzettend lang. Men zegt wel dat de laatste loodjes het zwaarst wegen, wel dit telt zeker voor Bornem. De laatste 10 kilometer gaan amper over twee wegen. Eerst die lange dijk tot Branst en dan die ellenlange kronkelweg tot de tent. In Branst stonden zoals gewoonlijk de bekenden ons op te wachten. Hij moedigde ons enorm aan maar ik was net mijn inhaling naar Anny bezig zodat ik niet even halt kon houden. ‘Ik zal hem in Bornem straks wel zien’ dacht ik. Tegen een tempo van 14 km per uur haalde ik mijn “partner in crime” bij en samen strompelden we naar de 100e kilometer toe. Ik moest wat op haar inpraten en samen liepen we de laatste straat in. We huilden in stilte wanneer we de laatste honderd meter inzetten en het volk begon te juichen. Dan 10,31 uur, de verlossing. Eindelijk, het zat erop. Amper 150 waren er voor ons gefinnished. En beter dan de door ons geschatte 11 a 12 uur. Meteen omgekleed en een stevige spaghetti naar binnen gewerkt en we konden er weer tegen. Ik moet eerlijk bekennen dat deze dodentocht me meer voldoening gaf dan de vorige jaren waar ik telkens rond half acht binnen was gekomen. Zo zie je maar dat goed geoefende personen het ook eens moeilijk kunnen hebben. Na ons zouden nog 3900 deelnemers over de meet komen, amper 46%, allen zeer getekend door de door hen geleverde inspanningen. En de zin die het meest over de lippen ging was steeds: {b}“Dit was definitief de zwaarste ooit”{eb}.

Groetjes Kloek Patrick

PS (van Ton Smeets): Ene Geert van de organisatie was die ochtend te horen op de Belgische radio en vertelde dat het vrijwel elk jaar regent en ook dit jaar fikse buien verwacht konden worden. Verder wist hij te melden dat het wel de Dodentocht heet, maar dat er nog nooit een dode was gevallen. Je kunt het er mee doen.