De teerling is geworpen.
Het is mooi geweest, de teerling is geworpen, het is over en uit.
In september liep ik mijn 100ste marathon in Roelofarendsveen. Na die marathon was de drive er even uit, onder andere door drukte in mijn bedrijf. Maar vanaf half november weer wat meer en langere afstanden gelopen. Maar echt lekker ging het niet, zeker niet als de afstand groter was dan 25 km. Dan kwam ik kapot en moe thuis, terwijl mijn tempo bijzonder laag was en eigenlijk steeds trager werd. Kapot na een wedstrijd is niet erg, eigenlijk wel lekker, zeker als je snel herstelt. Maar zoals nu, nee dat is niet leuk. Na een uurtje of drie lopen kom ik soms volledig stuk thuis. Ik voel me leeg, op, stuk en uitgemergeld. Alsof ik als een middeleeuwse crimineel door de mangel ben gehaald. En daarna was ik een dikke dag van slag. Waarschijnlijk gaat mijn hart, dat toch maar voor 75% functioneert, weer achteruit. Kortom, het is mooi geweest. Afgelopen weekend nog een laatste test, zes uur , 45 minuten rennen, 15 wandelen. Maar na 25 km voelde ik het al weer aankomen, extreme vermoeidheid in mijn benen. Nee, niet mijn adem, aan lucht geen gebrek, maar mijn hart kan gewoon niet genoeg zuurstof naar mijn spieren pompen. Dus over en uit. Er is geen weg terug. Roelofarendsveen was mijn laatste voor de operaties, de eerste erna, de 100ste en nu dus ook mijn laatste marathon.
Jammer? Heel erg jammer en verschrikkelijk. Ik mis het nu al, eigenlijk steeds gemist sinds die operaties in 2005. Uren ontspannen lopen. Dat deed ik voor het laatst in april 2005. Daarna begon het afzien als de afstanden boven marathon kwamen. Daarna steeds sneller moe. Lopen zoals voorheen, dat ik tijdens het lopen een tandje terug schakelde en dan hardlopend kon uitrusten, dat ging niet meer.
Eigenlijk vind ik bijna alle sporten leuk. Turnen, handbal volleybal, zwemmen, badminton, tennis, het was allemaal even leuk om te doen, maar toen ik in 2001 begon te lopen was het hek van de dam. In 2001 in Rotterdam mijn eerste, in 2009 in Roelofarendsveen mijn 100ste. 100 marathons in 8 jaar, waarvan ik twee jaar niet heb gelopen. Een mooie tijd waarin ik veel heb gelopen en veel lopers heb leren kennen. Snelle loper, langzame lopers, maar vooral lopers met een eigen verhaal en allemaal doorzetters, stuk voor stuk.
Zou ik een belangrijke sporter zijn en stoppen, dan zou mij zeker gevraagd worden wat de mooiste momenten, de mooiste wedstrijden, de meest indrukwekkende gebeurtenissen zijn. En wie waren uw helden. Tja, wat zijn helden, wie zijn mijn helden. Ik heb er eigenlijk twee. Vincent Schoenmakers en Marc Papanikitas. De eerste omdat ik het nog steeds ongelofelijk vindt dat zo’n iel, schriel manneke zo snel kan lopen en daarbij ook nog eens een prettig vriendelijk, bescheiden mens is. Ik heb goede herinneringen aan ons samenlopen. De ander omdat ik er veel van mijzelf herken. Zoeken en maar zelden vinden, slechts zelden tevreden met het eigen resultaat. En vooral omdat het een ongelofelijke emotionele doorzetter is met een geweldig talent en veel gevoel. Lees in ZwartWit pagina 131.
Tja, de mooiste momenten. Het mooiste is niet zo moeilijk. Augustus 2004, de Dodentocht, 100 km door Vlaanderen. Regen, regen en regen en dan ’s morgens vroeg, na 8 uur constante regen is het even droog en zie ik een flets zonnetje boven de slikkige oevers van de Schelde verschijnen. De Schelde, de afvoergoot van west België, zag er in dat goudgele licht uit als puur goud en zilver. Ik heb geloof ik nog nooit zoiets moois gezien. Ik heb zelden zo heerlijk en ontspannen gelopen dan in die 100 km. Het was een training voor de Run in Winschoten een paar weken later. Daar moest ik na 70 km opgeven omdat de gedachten aan Marijke, die in het ziekenhuis lag, verder lopen onmogelijk maakte.
Mooi was ook een moment tijdens de Berenloop. Ik haasde een kennis naar 4 uur, harde wind, koud, regen. Ik liep in lange tight en handschoenen aan en had het best fris. En, vlak voor de Long Way, halen we Theo Kuipers in. Korte broek, korte mouwen en hij had het helemaal niet koud. Of tijdens de zware Border Bridgemarathon van Han Frenken. Henry Okkersen was natuurlijk weer veel sneller gestart dan ik, maar na de helft liep ik gestaag op hem in. En. 400 meter voor de finish keek hij toevallig om, zag mij op nog geen 50 meter afstand. Als door een wesp gestoken raasde hij naar de finish. Inhalen was onmogelijk. Prachtige momenten die me altijd bij blijven.
Ook indrukwekkende momenten, zoals de marathon van New York in 2001, net na de gruwelijke aanslag op de Twin Towers. Wat een emoties, bij lopers en toeschouwers, kippenvel en 42 km met een lach. Met Vincent in de Maasmarathon, net voor Maastricht, kletsend met andere, voor ons onbekende lopers. Er gebeurde niet zoveel, maar ik zie het nog voor me. En ook de trainingen thuis, vooral die bij mooi weer in de avond, als de schemering valt, dan is lopen een feest. Alleen op de wereld, tap, tap, tap en maar door,
Zo waren er veel mooie momenten, maar het mooiste was wel dat ze me op elk moment van de dag konden vragen een marathon te lopen en dat ik dat dan kon. Dat is een heerlijk gevoel, dat je daartoe in staat bent, 42 km hardlopen als of het niets is. En dat was het natuurlijk nooit, maar toch ook weer wel. Zeker als je veel trainde, soms 50, 60 km op een dag, 120, 150 km in de week. Dat gevoel, van alles te kunnen heb ik na oktober 2005 nooit meer gehad.
Op mijn club vertelde ik niet meer dat ik een marathon, 50 km of zes uur had gelopen ze begrepen het toch niet en op meewarig lachjes zat ik niet te wachten. Soms ontglipte me wel eens wat, bijvoorbeeld als iemand opschepperig zei dat ie op de training niet voluit kon omdat hij het weekend een lange duur van 25 km had gedaan. “25 km? Zaterdag liep ik 35 km en zondag een zes uur. “Daarna volgde altijd een stilte.
Ach, een echte hoogvlieger op de marathon was ik niet. Maar 3:20 op mijn 54ste is toch niet niks, zeker niet als dat gelopen is als derde marathon in twee weken. Ik moest het toch meer hebben van de langere afstanden. Mijn eerste 50 km, in Soerendonk bij Ton Smeets, over bospaden en smalle weggetjes, in een heuse sneeuwstorm in 4:17. Ik ben er nog trots op. Mooier was nog het Rondje Voorne in 2004. Op een lang recht stuk een eindje opgelopen met Hans Buis die weer, zoals gebruikelijk, een bliksemstart had. Dan weer verder, naar het strand. Op het strand liep ik alsof ik vleugels had, de een na de ander haalde ik in. Het strand af en maar door, heerlijk. Sololopers en estafettelopers, het maakte niet uit, ik haalde ze in. De marathon in 3:45 en dan de laatste kilometers in 4:40/km. De tweede helft bijna 8 minuten sneller dan de eerste. Mijn eindtijd was 4:22, zeker voor het Rondje Voorne niet slecht en nummer 15 van de 42 lopers.
En dan voorjaar 2005. Marathon na marathon onder de 3:30, Border bridge, Midwintermarathon, 50 km van Soerendonk in 4:18. Het kon niet stuk, op mijn tachtigste zou ik nog lopen, wilde ik nog lopen. Maar ja, het ging iets anders. Drie hartoperaties en weg was die droom. Blij dat ik nog leefde, nog 200 meter kon wandelen. Pas in 2007 weer een heel klein beetje hardlopen, 100 meter, 200 meter 100 meter, op een langzaam tempo. Maar goed, die loopt, die leeft. Ontspannen lopen ging niet meer, het is met dat slechte hart altijd werken en stumpen, altijd tegen de grens aan van wat kan, wat verantwoord is, Maar nu dus niet meer, het is over en uit.
Ik zal het zeker missen, ik zal jullie, al die ultralopers en veellopers missen. Jullie gezelligheid voor, in en na de wedstrijd. Het tikje tegen mijn kont van Patrick, elke keer als hij me in Schaarbeek inhaalde, het korte ‘Theo’ van Tom, het ’wat loop je weer mooi’ van Ineke, het gegrom van Henry, het luide HA van Marc, al die dingen ga ik zeker missen, maar niet vergeten.
Stein wordt echt de laatste. Ik had al ingeschreven, ik zal er veel wandelen en vooral genieten van de met niets vergelijkbare sfeer van het ultralopen.
Theo de Jong (ex ultraloper)
(theo.marijke
PS Ik blijf de 100 marathonclub ‘doen’, ik zal nog bij wedstrijden gaan kijken, maar geen marathons, laat staan ultra’s lopen.