3/8 JKM?

Hans Jurriaans hoopt dat hij over twee jaar een nieuwe kans krijgt om aan deze bijzondere loop ter herinnering aan een bijzonder mens mee te mogen doen.

Zoals vele anderen werd ook ik geïnspireerd door Jan Knippenberg. Niet zo zeer door zijn loopprestaties, hoewel zeer indrukwekkend, maar vooral doordat Jan over het ultralopen schreef. Er wordt wel eens de indruk gewekt dat het ultralopen zo romantisch was in de dagen waarin Jan Knippenberg tot zijn grootste prestaties kwam, maar als ik Jan’s beschrijving lees van een 24 uursrace op een atletiekbaan dan vind ik het toch gewoon keiharde realiteit. Jan experimenteerde niet alleen met allerlei verschillende aspecten van het ultralopen, zijn beschrijving ervan was ook verre van eenzijdig.

Het zal duidelijk zijn dat de Jan Knippenberg Memorial voor mij niet zo maar een wedstrijd is. Ik was dan ook zeer verheugd dat er dit jaar ook weer een halve JKM georganiseerd werd, want voor de hele kom ik nog niet in aanmerking, maar de 50 mijl daar durfde ik mij toch zeker aan te wagen. De afstand zou geen probleem voor mij moeten zijn. Het weer en het strand, daar zou het van afhangen hoe zwaar het zou worden om de finish te bereiken. Lichte wind in de rug, 5 tot 11 graden en een overwegend hard strand. Wat wil je nog meer?

Zeer goed gehumeurd en vervuld van een jeugdig enthousiasme betrad ik ’s ochtends de timmerfabriek waar de vaste verzorgingspost van de JKM zich bevond. Na het afhalen van het startnummer, het in orde maken van de loopkleding en het rugzakje volgde er nog een korte briefing door organisator Hermy Heymann. Hierna natuurlijk nog even een toiletbezoek en vervolgens kon ik naar de start. Kort voordat Ron Teunisse het “startschot” zou laten klinken met een scheepstoeter verscheen er een fel geel busje met zwaailicht en rondom het opschrift “Convoi Exceptionnel”. Dat is natuurlijk voor ons was mijn conclusie. Mooi niet dus, er werd één of ander strandhuisje op een wagen vervoerd. Toch ben ik van mening dat het een passend voertuig was om voor een groep ultralopers uit te laten rijden.

Even na half negen werden we dan weggetoeterd en kon het avontuur beginnen. Avontuur? Vantevoren had ik het niet zo genoemd, maar na het laten bezinken van alle ervaringen inmiddels wel (en anders zeker wel na het lezen van de verslagen van Henk Geilen en Rinus van der Wal). Eerst een kilometer of 18 verhard door IJmuiden, Beverwijk, Wijk aan Zee en Velsen en dan na de eerste verzorgingspost…….yes! het strand op. De posities lagen al snel vast. Er was een groepje van vier man, dat heel even met Jan Albert Lantink mee ging, maar ter hoogte van de sluizen was hij al de “eenzame” koploper. Na Jan Albert dus het groepje van vier, dan een eenling en de volgende eenling, in zevende positie, dat was ik.

Bij de eerste verzorgingspost nam ik goed de tijd om koolhydraten te laden, want de volgende post in Egmond aan Zee lag op 34 km. Een blikje cola, een banaan en een krentenbol om mee te nemen (200 meter verder was die ook weggewerkt). Ook de bidon met water natuurlijk bijgevuld. Meer durfde ik eigenlijk niet te nemen, want ik had al een aantal dagen last van mijn maag gehad en wilde die niet overbelasten. De vijf mannen voor mij (Jan Albert was al uit zicht verdwenen) namen minder tijd om te fourageren, want mijn achterstand was duidelijk gegroeid. Het groepje van vier was bovendien in tweeën gedeeld.

Mijn enthousiasme over het lopen op het strand werd toch wel enigszins getemperd door datzelfde strand. De overgang van asfalt naar strandzand was niet ongemerkt verlopen, maar later bleek ook dat het eerste stuk strand naar Egmond relatief zwaar was. Na een kilometer of 30 kreeg ik het ook nog even zwaar, doordat de koolhydraten op raakten, maar omdat mijn maag de aangeboden etenswaar goed verwerkt had durfde ik wel een energiegelletje te nemen. Dit bood uitkomst en zo bereikte ik de verzorgingspost na 34 km waar ik “aan kon vallen” op de aanwezige koolhydraten.

De volgende verzorgingspost lag in Camperduin na 46 km. De tussenliggende afstand was te kort voor nog een energiedipje, het was lekker loopweer. Wat kon me gebeuren? Van de halve JKM lopers zag ik er nog twee in de verte voor mij lopen en af en toe haalde ik een hele JKM loper in. Prisca Vis liep nog soepel en noemde de bijna 60 km, die ze nog te gaan had een klein stukje! Fantastisch. Rut Zoutman en Dik Jagersma haalde ik in op momenten, dat zij het duidelijk moeilijk hadden, maar opgeven komt in het woordenboek van deze mannen niet voor.

En wat kon mij gebeuren? In Camperduin aangekomen kon ik al goed merken dat ik wat gedaan had. Hierna volgde de Hondsbossche Zeewering, zes kilometer asfalt, die ik niet bepaald als aangenaam heb ervaren. Maar lag het aan het asfalt? Toen ik weer het strand op ging was het nog twee kilometer naar de verzorgingspost bij St. Maartenszee. Mijn Garmin gaf aan dat het tempo hopeloos gedaald was en langzamerhand begon van top tot teen alles pijn te doen. Wat was dit nou! Ik moest hier lopen genieten. Ik liep weliswaar in op de nummer zes (dit was op dat moment naar mij later bleek Wim Epskamp), maar er begonnen in mijn hoofd alarmbelletjes te rinkelen.

Van St. Maartenszee naar Groote Keeten was het weer acht kilometer. We waren ondertussen 56 km gevorderd toen ik Wim Epskamp inhaalde. Ik informeerde hoe het met hem ging, hoewel dat natuurlijk wel te raden was, maar hij had zo iets van “ik kom er wel”. Ik daarentegen had eigenlijk op dat moment al zeer grote twijfels of dat ook voor mij zou gelden. Na 58 km gebeurde dan ook het blijkbaar onvermijdelijke, ik moest overschakelen op wandelen. En werd ik in Stein nog boos op mezelf, terwijl ik daar niet hoefde te wandelen, de signalen van mijn lichaam waren nu zo overduidelijk dat ik maar één beslissing kon nemen: stoppen bij de volgende verzorgingspost. Meteen gingen er drie letters door mijn hoofd: DNF en ik wist dat de teleurstelling groot zou zijn. Apeldoorn, Stein en nu de 1/2e JKM was dat dan toch te veel? Anderen doen “Limburgs Zwaarste” er ook nog bij. Tweehonderd meter wandelen, een kilometer hardlopen, dit afgewisseld tot aan het 62 kilometerpunt. Een heel klein, zacht stemmetje in mijn hoofd zei nog: “zou je niet toch doorlopen?” toen ik de verzorgingspost naderde, maar de beslissing was bij 58 km al genomen.

Ik kon plaats nemen in de landrover bij de verzorgingspost met een deken en toen was het wachten op de bezemwagen. Ondertussen werd er nog een uitvaller met een rupsvoertuig naar de verzorgingspost gebracht. Het was Ed van Beek. Nadat hij eerst nog even buiten was blijven staan nam hij even later toch maar achter in de landrover plaats. Buiten in de wind was de afkoeling toch te groot, maar zoals de meeste lezers wel weten is Ed ook trainer en de sms’jes vlogen ondertussen af en aan naar zijn mobiel. Eén van de atletes, Mieke Hekkers, die Ed begeleidt was in aantocht. Ik beschreef de twee lopers, die ik in de verte aan zag komen en hup Ed was al weer de wagen uit. De betrokkenheid was overduidelijk.

Even later verscheen de bezemwagen, dit was het busje waarmee ik ’s ochtends van het station Santpoort-Noord met nog vier andere lopers naar IJmuiden was gebracht. De mannen van de Marine hadden nog gezegd “Hopelijk zie je ons niet meer”, maar helaas. Natuurlijk herkenden deze joviale kerels mij meteen. Dat ik gestopt was daar hadden ze wel begrip voor, zij zouden er nooit aan beginnen, maar ze waren wel al van vrijdagochtend vroeg voor ons in touw en hadden nog een aantal uren voor de boeg. Dank zij de mannen en vrouwen van de Marine kan deze enorme logistieke operatie, die de JKM is, plaatsvinden. Hun inzet is fantastisch.

Aangekomen op de Marinekazerne Erfprins werden we naar onze tassen gebracht en konden we gaan douchen. In de kleedkamer trof ik Jan Albert Lantink. Na het douchen vetrok hij naar huis met een van zijn begeleiders en zijn dochter. Ik vroeg of ik even mee kon rijden naar het station in Den Helder, ik kreeg een lift naar het station Santpoort-Noord! Pas bij het verlaten van de kazerne drong het tot mij door dat we vlak bij de finish waren. Toen ik thuis was realiseerde ik mij dat ik onbewust behoorlijk met de Noorderzon vertrokken was. De volgende dag besefte ik dat de twee Belgen in de kleedkamer lopers van de hele JKM waren (notabene de nummers twee en drie). Kortom na mijn finish per bezemwagen was ik er toch niet meer helemaal bij met mijn gedachten.

Op maandag begon de teleurstelling pas echt goed door te dringen. Ik had op de kaart van Nederland gekeken wat ik gelopen had en wat ik nog moest, dat was toch wel pijnlijk. Had dat kleine stukje nou echt niet nog erbij gekund? 62/161 is ongeveer 3/8 JKM, maar die bestaat niet. Ik hoop dat ik over twee jaar een nieuwe kans krijg om aan deze bijzondere loop ter herinnering aan een bijzonder mens mee te mogen doen.

Hans Jurriaans