Ultraloop Berg en Dal

Met het verstand op nul liep Hans Jurriaans naar een mooie tweede plaats in Berg en Dal. Maar gelukkig stond de blik niet op oneindig, want daar is deze loop veel te mooi voor.

Jaloers zijn betekent volgens het woordenboek: andermans geluk, bezit enz. benijdend; afgunstig. Ik wist dit eigenlijk al heel lang, maar ik kende het gevoel niet. Heeft iemand een mooiere auto? Maakt mij niets uit. Woont een ander in een groter huis? Fijn voor hem of haar! Zelfs als iemand anders harder loopt dan ik, word ik daar nog steeds niet jaloers van. Ik had me zelfs al eens afgevraagd of ik dat gevoel ooit zou meemaken. Nou dat gebeurde toen Willem Mütze in 2009 met een groep lopers naar Schotland ging om daar een week hard te lopen. Ik ben zelf een groot Schotland liefhebber en er al weer veel te lang niet geweest. Een week daar hardlopen is natuurlijk fantastisch en zeker toen ik de verslagen las en de foto’s zag wist ik eindelijk hoe het voelt om jaloers te zijn.

Toch ging de jaloezie nog niet erg diep. Een week lang afstanden langer dan de marathon lopen dat is voor mij nog te veel en ook zomaar een dikke week van huis weg zijn behoort nog niet tot de mogelijkheden. Bovendien bleek er dicht bij huis een mogelijkheid te zijn om in ieder geval voor één dag hetzelfde niveau van geluk te bereiken als de Schotlandgangers. Hoe ik dit wist? Ik ken de omgeving van Berg en Dal enigszins, maar kon dit nog niet vermoeden. Eén van de gelukkigen in Schotland, Henk Geilen, leerde mij dit. Net 5 dagen terug uit Schotland en ondanks dat het thuisfront er niet echt blij mee was moest hij er gewoon bij zijn in Berg en Dal. Omdat dit zo’n juweeltje van een loop is schreef hij in zijn verslag! Geen reden voor jaloezie meer, maar op naar Berg en Dal.

Zo stond ik dan ook aan de start in Berg en Dal op 9 oktober. Na mijn debuut op de 100 km in Winschoten had ik eigenlijk alleen maar rustig aan gedaan en dat was te merken. Lichamelijk blijkbaar uitgerust en geestelijk niet te houden. Stond ik voor de start nog wat te kletsen en daardoor aan de verkeerde kant van het deelnemersveld toen we het smalle paadje van de tennisclub af mochten. Toch bevond ik mij na ca. 400 m aan de staart van de kopgroep. Hierdoor was ik in een veel te hoog ritme gekomen voor een zestig kilometer loop en bleef ik moeiteloos bij Jan Nabuurs, Arjan van de Berg en Wim Douw, de andere koplopers. Ook toen ik zag dat mijn Garmin een aanvangstempo van 4.38 min per kilometer aangaf ging er geen alarmbelletje rinkelen. Het verstand stond blijkbaar al op nul. Gelukkig stond de blik niet op oneindig, want daar is deze loop veel te mooi voor.

Toen tussen 10 en 20 kilometer de heuvels het gemiddelde tempo richting de 5 minuten per kilometer brachten was het besef wel doorgedrongen dat ook dit nog wel erg snel was, maar het was inmiddels te laat om hier nog iets aan te doen. Dat kon natuurlijk wel, maar dat wilde ik niet meer. Wie zijn verstand niet gebruikt, die moet daar de gevolgen maar van ondervinden! Het “voor dood langs de kant” scenario (na een kilometer of 40?) leek helemaal een reële optie te worden toen ik na ongeveer 17 kilometer mijn medekoplopers ineens kwijt was. Ja, aan de achterkant! Er was daar een plek in het bos, die de Duivelsberg genoemd wordt. Als dit des Duivels is dan ben ik onze lieve Heer (en dat ben ik zeker niet, laat dat duidelijk zijn!), dacht ik. Duivelse krachten dicht ik mijzelf ook al niet toe dus ik verwachte Jan, Wim en Arjan ieder moment weer langszij.

Het duurde nog tot de verzorgingspost van Willem en Annemarie bij 33 km tot we weer met z’n vieren waren. Dit was echter van korte duur. Na een kilometer of 35 kreeg Wim kramp en moest het een stuk rustiger aan gaan doen. Later bleek mij dat Arjan, die een zware trainingsweek achter de rug had, bij Wim gebleven was, want hij was namelijk ook ineens verdwenen. Alleen met Jan Nabuurs, de parcoursrecordhouder en winnaar van de Transgaule 2010, bleef ik over. En waren we onderweg de grens van het Romeinse Rijk en operatie Market Garden al gepasseerd, nu leek het er op dat ik op zoek kon naar mijn Waterloo. Tussen 35 en 45 km is de route van Berg en Dal nog weer behoorlijk heuvelachtig en Jan liep met grote souplesse over de heuvels. Keer op keer viel er heuvel af een gaatje, maar heuvel op kwam ik toch weer bij.

Na 47 kilometer toen er op een vlak stuk een gat van drie meter ontstond besloot ik het niet meer dicht te lopen. Stond mijn verstand niet meer op nul dan? Nee, Jan was gewoon sterker. Tergend langzaam werd het gat groter en bij de verzorgingspost op 53 km, die maar niet leek te komen, zagen we elkaar nog even. Mijn bidon was al een tijd leeg en de koolhydraten in mijn lichaam leken ook al een tijd op te zijn. Ondanks dat beide weer (aan-)gevuld konden worden haalde ik het niet meer in mijn hoofd om nog met Jan mee te willen gaan. Het leek alsof ik mijn voeten niet meer op kon tillen en toen er nog één pittige helling kwam gaven mijn bovenbenen ook aan compleet leeg te zijn. Toch kwam ik rennend boven en kon ik ook door blijven rennen tot de finish. Hoe dat kwam? Geestelijke kracht opgedaan in Winschoten! Een aantal minuten na Jan was ik terug bij de tennisbanen. En Henk had gelijk, een juweeltje van een loop.

Hans Jurriaans