Het is een dag voordat code oranje wordt afgegeven in Nederland, dat bange landje aan de kust. Bij mij staat de code voor het rondje Berg en Dal, een natuurloop van 60 kilometer, allang op oranje, zo niet op rood. Schematechnisch gesproken valt ie net niet zo handig, drie weken voor de Berenloop – niet omdat drie weken te kort zou zijn voor het herstel, maar wel omdat een loopje van 60 kilometer op z’n minst een week minder snelheidstrainingen betekent. En dát zou weer niet erg zijn, ware het niet dat ik de Berenloop graag snel (voor mijn doen snel, dan altijd) zou willen lopen. Los van schema’s en snelheid echter, is Berg en Dal ook niet echt een aanrader op dit moment, omdat mijn lijf de laatste maanden wat krakkemikkig is. Heupen en rug vinden kennelijk dat het nu wel eens even mooi geweest is, met al dat lange geloop.
Zelf vind ik echter dat Berg en Dal gewoon moet, dit jaar. Vorig jaar had ik ‘m ook al graag willen lopen, maar kon het niet (al heb ik geen idee meer waarom dat was), en verstandige mensen kunnen nog zo hard tegen me zeggen dat zo’n loopje niet wegloopt, dat ik ‘m ook volgend jaar gewoon kan doen, maar volgend jaar is er weer iets anders waardoor het misschien niet uitkomt. En zeker als ik de deelnemerslijst zie, waarop veel oude en nieuwe bekenden, mensen die ik graag wil zien en spreken, verklaar ik mijzelf kleurenblind, en zie ik oranje/rood aan voor groen. Wel besluit ik tijdens mijn laatste lange duurloop, waarbij opnieuw na ruim 20 kilometer mijn energie op is, en ik om de haverklap door mijn heupen zak, om weliswaar te stárten, maar er nu eens serieus rekening mee te houden dat ik na 30 of 40 kilometer zal stoppen.
En dus stap ik op zaterdagmorgen om kwart voor 7 in de auto richting Berg en Dal. Het is donker, erg donker. Ik ben verbaasd dat er al meer mensen buiten zijn, tot ik me realiseer dat het nu ook weer niet echt midden in de nacht is, al voelt het wel zo. Onderweg wisselen mistbanken en uitzichten op de opkomende zon elkaar af. Het belooft een mooie dag te worden, maar als ik mijn auto daar bij Berg en Dal geparkeerd heb en naar de kantine van de tennisbaan loop, is het mistig en ijskoud. Ik vraag me zelfs heel even af of ik geen handschoenen had moeten meenemen.
In de kantine heerst de bekende drukte en gezelligheid. Het lijkt alweer lang geleden dat ik Willem en Annemarie zag. Ik begroet zoveel mogelijk bekenden, en maak kennis met een enkele voorheen onbekende, maar er is natuurlijk veel te weinig tijd om met iedereen fatsoenlijk bij te praten. Willem houdt een praatje en weg zijn we. Rustig aan, kletsend in de meute, een bospaadje op en voor we het weten, komen we wat snellere lopers in tegengestelde richting tegen (ik zie de verbaasde blikken van Cinta en Mildred) – kennelijk hebben we al ergens een bordje gemist en zijn we foutgelopen. Verwarring alom. Rechtsaf maar, we zien toch al snel weer een bordje naar links, en een poosje later lopen we de trap af waar de snelle lopers vandaan kwamen. De grote meute is nu verdwenen, waarschijnlijk heeft niet iedereen het rondje nog even ‘goedgemaakt.’ Ik heb de route in mijn gps gezet, en heb me voorgenomen nu toch maar wat beter op te letten of we wel op de juiste route blijven. Toch blijken we niet veel later weer, geheel en al per ongeluk, een stukje afgesneden te hebben. Bij ons groepje van dat moment, loopt iemand die het rondje vanaf het begin elke keer heeft gelopen, en hij weet zeker dat we van een andere kant bij een open veld hadden moeten aankomen dan wij doen. Van de drie mogelijke schermpjes waar ik tijdens het navigeren uit kan kiezen, is er maar een waar ik iets van snap en waar ik iets mee kan. Wanneer de route zichzelf echter ergens kruist, kan ik op dit schermpje alleen zien waar de lijntjes heen lopen, maar niet welk lijntje ik op dat moment moet volgen. Daarvoor zijn de pijltjes aan de bomen dan weer handig, maar ja, die weet ik ook nogal eens te missen. Gelukkig loop ik veel later nog een keer een stukje fout, zodat ik de hier gemiste meters goedmaak en toch aan de (ruim) 60 kilometer kom.
Na deze twee vroege missertjes loopt het echter voorlopig goed. Het is ontspannen lopen, en de omgeving en het weer zijn zo mooi, dat ik het ene oh-en-ah-moment na het andere beleef. Als het de hele dag zou hebben geregend, waar ik vrijdag van uitging, had ik het ook best gevonden, maar ik ervaar de zonneschijn als een extra cadeautje. Wat een bof om hier te lopen en wat geef ik mezelf groot gelijk dat ik de kleuren van de code een beetje door elkaar heb gehaald.
Bij de eerste verzorgingspost (cola!) gaat het thermoshirt uit. Handschoenen? Wie heeft het over handschoenen? Bij de tweede post (meer cola) waag ik me aan een witte boterham met kaas. Lekker. En een stukje ontbijtkoek, want suikers zijn handig, zit ergens in mijn hoofd opgeslagen. Bij de derde post (we zitten inmiddels op 32 kilometer) staat Annemarie met de camper. Een bekertje vanillevla natuurlijk. En voor deze pseudovegetariër wordt een bekertje tomatensoep-met-ballen zonder ballen geregeld. Dat smaakt goed – en dat is maar goed ook, want ik heb er zeker nog een kilometer of 20 plezier van, van die soep. Bij de vierde post (geen cola? ai!) snaai ik tucjes en stop ik bij vertrek een dropje in mijn mond voor onderweg.
Ik vorm inmiddels al een hele poos een tweemanschap (v) met Hannah, en het is voor het eerst dat ik tijdens een loopje mijn plaspauze afstem op die van een ander. Terwijl ik echter in het begin iets sneller liep dan zij, begin ik het vanaf een kilometer of 40 behoorlijk zwaar te krijgen, terwijl Hannah nog steeds lekker draait. Na de post op 42 kilometer loop ik nog een paar fraaie kilometers in haar kielzog over de Mookerheide, en heb ik nog een páár keer een korte opleving, maar op een bepaald moment loopt Hannah bij me weg. Een stukje voor ons zie ik Wilbert lopen, en ik zie de afstand tussen hen beiden kleiner worden, maar ik moet hen laten gaan. Ik heb al een poosje last van mijn darmen en het is niet anders, ik moet de bosjes in. In de tussentijd word ik door een aantal lopers voorbijgegaan, en ik loop in mijn eentje verder.
Bij een verkeersweg moeten we rechtsaf over het fietspad. Even verderop zie ik een geel lint hangen bij een pad naar rechts. Hoewel dat geen afgesproken markering is, denk ik dat het wel zal kloppen. Ik loop over iets dat eruitziet en zwaar is als een mtb-pad, en ik heb niet bepaald het idee dat mij al enkele tientallen hardlopers zijn voorgegaan over dit pad. Volgens de gps zit ik echter nog steeds op de route, en het pad blijft parallel lopen aan de weg en het fietspad, dus ik denk dat ik me er geen buil aan kan vallen het te blijven volgen. Vlak voor een kruispunt pak ik het fietspad weer op. Het is alleen wel gek dat ik nergens markeringen zie, maar mijn schermpje lijkt aan te geven dat ik nog steeds op de route zit, en ik steek de weg maar gewoon over. Nu wordt het echter onduidelijk. Nergens markering, als ik het schermpje volg, moet ik een mtb-route op, ik volg nog wat kleine paadjes, totdat ik zeker en beslist van de route af ben. Tja, officieel moet je dan terug naar de laatste markering die je hebt gezien, maar het is werkelijk kilometers geleden dat ik zo’n zwarte pijl op een wit bordje heb gezien en ik zit er inmiddels al gedurende een kilometer of 10 een beetje doorheen, en ik moet er ook nog een stuk of 10, dus terug naar de laatste markering is een niet erg aanlokkelijke optie. Toch keer ik maar om en probeer dan maar op z’n minst het pijltje op mijn schermpje weer samen te laten vallen met het zwarte lijntje. En zowaar, na een poosje zie ik links van het pad een verheugend bekende markering. Bovendien twee wandelaars een stukje voor me op het pad dat de pijl me wijst – weliswaar lopen zij de tocht van 40 kilometer, en denken zij daarom dat ik fout zit, maar ik heb toch iets te veel vertrouwen in de route op m’n gps om mij dat wijs te laten maken. Ik neem aan dat de 40 en de 60 kilometer inmiddels weer versmolten zijn.
Ik heb een paar krentenbollen in mijn rugzak, ik heb een paar prachtige, lekkere, officiële sportrepen bij me, maar ik loop al een hele poos met een enorm energietekort, alleen maar omdat ik de moed niet kan opbrengen om iets te eten te pakken. Nu móet ik van mezelf een reep nemen. Die smaakt goed, maar brengt de energie niet terug. Mijn darmen blijven van slag en ik word rillerig. De zon is inmiddels ook al een poosje weg, en het wordt killer in het bos. Het is nu een kwestie van afzien en gewoon maar doorlopen. Ja, ik heb ook last van mijn heup, bil en hamstring, maar eigenlijk valt die pijn me alles mee. Stoppen is allang geen optie meer, en lijkt me ook niet nodig. Ik hoop dat er nog een verzorgingspost komt, al is het alleen maar omdat dat een welkome afwisseling zou zijn. En ja, na een poosje staan er midden in het bos weer een paar vrijwilligers achter een tafeltje met plastic bekertjes en flessen frisdrank (verbazing: “bijna iedereen wil cola”). Ik sla nog zo’n bekertje verrukkelijk vergif achterover, en waag me aan de laatste kilometers.
In de kantine heerst de bekende drukte en gezelligheid.
Jacolien Schreuder