30/11/2014 Olne – Spa – Olne

Christiaan van Meurs: “”Voulez-vous parler un peu plus lentement?” Zo’n zinnetje dat ik ooit leerde op school. “Wilt u iets langzamer praten?” Dat soort dingen onthoud ik dan weer wel, want, misschien dat het ooit nog van pas zou komen.”

“Voulez-vous parler un peu plus lentement?” Zo’n zinnetje dat ik ooit leerde op school. “Wilt u iets langzamer praten?” Dat soort dingen onthoud ik dan weer wel, want, misschien dat het ooit nog van pas zou komen. Prachtige taal dat Frans, echt mooi, maar nadien nooit meer gebruikt. “À droite!” roept de vrijwilliger me toe in de bocht, na ongeveer een uurtje op pad te zijn. Tuurlijk, ik moet links van de weg lopen, op dat kleine strookje asfalt, dat is veiliger immers. Dan zie ik rechts van de weg een witte kalkstreep in het gras die de route markeert. Juist ja. “À droite” = rechts. “À gauche” = links. Snel draai ik bij en doe het voorkomen alsof ik gewoon een ruime bocht nam.

Het is fris in de vroege ochtend bij de start in Olne. Niet koud, fris. Ik prijs me dat ik op het laatste moment besloot mijn handschoenen toch weer uit te doen. Kon makkelijk. En ik heb zo een veel betere grip op mijn stokken. Het loopt dus lekker die eerste kilometers, heerlijk eigenlijk, zo neem ik spontaan een kleine voorsprong op mijn loopmaten. De omgeving doet me denken aan de lange gezamenlijke trainingen in Duitsland; het landschap, de hoogte van de hellingen. Alleen die modder – die hoort daar niet bij. Ik glij alle kanten op, maar blijf uiteindelijk de hele wedstrijd wonderwel op de been. Jeroen komt op een eerste steile klim voorbij en moedigt me aan mee te gaan. Niets daarvan; dit is zijn terrein en wedstrijd. “Courage Jeroen!” Ik concentreer me op het vinden van het juiste spoor, soms de plassen en modder ontwijkend, later er dwars doorheen. Dit is trailen, ik voel me heerlijk!

Het is stuivertje wisselen met de man die al een tijdje bij me in de buurt loopt; wordt het echt steil dan loopt hij bij mij weg, vlakt het af dan loop ik bij hem weg. Zo komen we elkaar telkens weer tegen. “Vous êtes Belgique?” probeer ik – “Oui!” – om er vervolgens in hoog tempo een aaneenschakeling van Franse woorden achteraan te plakken – maar ik kan er helemaal niets van maken. Eigenlijk wilde ik iets zeggen, iets als, “wat een mooie omgeving hier”, maar zelfs zoiets simpels komt er niet uit. Laat ook maar. Met een blik van wederzijds begrip, een soort grijns, over de onmogelijkheid tot het vinden van de juiste woorden vervolgen we onze weg. We lopen lang samen, in een soort van stilzwijgend verbond. Na de tweede verzorgingspost, op ongeveer 32 kilometer, raak ik hem kwijt, het is steil, hij loopt bij me weg, waar ik juist probeer te consolideren. We moeten nu in de buurt van Spa zijn toch? Ongeveer halfweg. Jan komt voorbij en oogt soepel, we wisselen een kort woord. Dan is hij al weer verdwenen. Mijn eigen tempo zakt wat in, ik begin de vermoeidheid te voelen. Het verrast me, zo vroeg al? Dan maar iets langzamer, ontspannen blijven en doorgaan. Weer zo’n klim met van die pokke stenen. Ik voel ze dwars door mijn schoenzolen heen, het irriteert, ik wind me er over op. Nee, dan liever die modder. Die vervolgens ook weer in overvloed terugkeert. Zo glibber ik mijn weg richting de derde verzorgingspost op 46 kilometer. Dit gaat geen snelle tijd worden, zo veel is me nu wel duidelijk.

Als ik een warme beker soep krijg aangereikt neem ik de tijd. Kijken naar de lopers die een voor een binnen druppelen bij de ravitaillering. De aanblik doet me een beetje denken aan het schaatsen van een toertocht, lang geleden. Binnenkomende mensen, snel wat eten en weer door voor het volgende stuk. Ik plof neer op een bankje en zie Jan-Albert aan komen lopen, hij oogt nog best fris. Dat is er bij mij nu wel af, wat hij ook prompt bevestigd door aan te geven dat ik er ‘erg slecht uit zie’. Niet direct bemoedigend, ik hoor hem aan, maar neem het wel serieus. Wat te doen – de geest is gelukkig nog fris, ik kan me goed concentreren en ik ga door. Jan-Albert verdwijnt in de verte. Mijn tempo zakt verder, maar zolang ik loop, loop ik. Doorgaan. “Courage!” Is dat nou telkens dezelfde vrouw die dat roept als ik weer een weg oversteekt? “Courage”, het toverwoord van de dag, telkens duikt het weer op en klinkt het opnieuw.

55 kilometer punt, eigenlijk vielen de laatste tien kilometer al met al best mee. Even had ik zelfs het idee weer te versnellen en de aansluiting met de lopers voor me te gaan zoeken. Een soort wilde opleving in mijn hoofd, waar mijn benen echter geen gevolg aan willen geven. Aangekomen bij het plaatsje Pepinster, na een mooie afdaling, gaat het pad weer recht omhoog en val ik stil. Ik stop, doe mijn rugzak af en haal alles wat te eten is er uit en prop het in mijn achterzakken. Om dan al wandelend me tegoed te doen aan de drie plakken ontbijtkoek die ik nog had en een extra gel. Een trappetje, weer een vrouw “courage!”, ogenblikkelijk gevolgd door een licht stijgende asfaltweg. Voor me zie ik de lopers wandelen. Ik verbijt me en blijf lopen. Maar loop geen meter in. Ik zie ze voor me rechts het bos in verdwijnen. Maar, zij wandelden, ik liep nog. Positief denken.

Door dan, de heuvel af, langs het spoor, de asfaltweg en tussen de weilanden naar boven. Ik loop zelfs weer wat in en zoek de aansluiting. Die er echter nooit komt. Ineens ben ik iedereen kwijt en het besef dringt tot me door dat ik fout gelopen ben. Wat is logisch? Ik twijfel. Terug? Door? Wat is de logische richting? Ik tuur de heuvels af op zoek naar lopers. Dan zie ik ze, en kies de meest logische route er naar toe. Een auto komt naast me rijden, de bestuurder spreekt me aan. Iets met ‘perdu la route’ begrijp ik eruit. Vragende blikken in het kleine dorpje voor Cornesse. Lopers komen van links, ik kom van beneden. Ik stamel iets van ‘route perdu’, als een soort van excuus. Ik zie niet of ze me verstaan hebben. In Cornesse de vierde en laatste verzorgingspost op ongeveer 60 kilometer. De klim er naartoe is steil, maar loopt vrij makkelijk. Als ik bij de post omkijk zie ik een bord “18%”. Even genieten van de warme thee. “six kilomètres” geeft de man die de thee inschenkt aan. Dat is te doen. Het tempo is er helemaal uit, ik ploeter voort. De finish komt toch onverwacht snel. Ik hoor een speaker en zie de sporthal waar vanuit we vanmorgen vertrokken zijn. De finish over, Jeroen vangt me binnen op, hoorde dat ik het zwaar had en staat direct naast me met zijn steun. Missie voltooid, Olne Spa Olne is binnen. De knie heeft het gehouden. En samenvattend toch echt wel genoten van alles. Met dank aan mijn loopmaten Jeroen, Arie en Jan-Albert voor een prachtig loop weekend. Dank ook aan sponsor EEGA te Deventer voor het mede mogelijk maken van mijn hardloop belevenissen.

Christiaan van Meurs