Texel 2007
Wat doe je zoal met Pasen. Lekker weekendje weg met vrienden naar Texel, beetje luieren, een beetje meer eten en op maandag een stukje lopen.
Wijzer geworden na de vorige editie waar met name de terugreis wat stressmomenten opleverde: hoe kom je bij de boot, als je niet meer naar de bus kan lopen. Dank aan een aardige dame van de organisatie, die het transport verzorgde. Maar ook het verzorgende gedeelte niet optimaal was, slapen in een tent begin april (beetje koud) en uit eten. Al snap ik dat laatste nog steeds niet helemaal, maar de spot van Wim Bart is in een verslag van de vorige editie te lezen. Graag hoor ik nog eens wat een betere keuze was geweest.
We (Erik van Zessen, Imke (partner) en baby Lars, ondergetekende en mijn fietsende verzorgingspost, fotograaf en moppentap Joos, togen reeds op vrijdag naar een lekker appartementje nabij bos en duin. De ideale omgeving om tot rust te komen, verontrustende verhalen over het strand aan te horen, veel te eten en elkaar lekker op te jutten en te stangen.
Verkleed als biggetje aan de start, waag ik me na een paar km aan de grillen wat het strand. De mulle stukken leveren wel wat dronkemans loopjes op, te veel bier gedronken? Die gedachten rijzen, als je de schuimkragen op het strand ziet verschijnen. Na het strand is het roze biggetje getransformeerd in een vies varkentje. Getuige de foto’s, zo’n 400, je moet tenslotte alle standen van je nieuwe fototoestel uitproberen, heb ik van het modderbad genoten.
Aan de andere kant van het eiland zijn de taferelen wat lieflijker, groene dijken met …….
Ik heb van te voren Joos gevraagd om een paar goede grappen te vertellen, als je moet lachen, loopt het wat gemakkelijker. Helaas blijkt de voorraad grappen beperkt, maar bij de aanblik van de lamsboutjes, probeert Joos me nog wat harder aan het lopen te krijgen door me een virtueel droommaaltijd voor te schotelen. Werkt toch beter als een Pijnenburg aan een touwtje, of een koolhydraat-gelletje, al ben ik wel van mijn afkeer van dit spul af. Jodi Kremer hoort dit aan en vraag zich af of ik van al deze eetverhalen geen kotsneigingen krijg. Ik niet, ik hoop hij ook niet, anders sorry.
Vanaf 45 km beginnen de km toch te tellen, ik krijg weer een paar lopers in het vizier. Bij het passeren, hoor ik de opmerking, dat is maar een 32 km loopster. De verbazing is op dat moment niet zo groot, maar pas na de finish realiseer ik me hoe ik erbij loop. Ik ben groot liefhebber van door de blubber lopen (lang leve de Ardennen!!), maar dat was op het tweede stuk echt niet voorradig. De laatste kilometers begint de wind aardig tegen te spartelen, en ik spartel zo goed mogelijk terug. De finish nadert en het is weer voorbij.
Dromend over het voltooien van de 120 km in 2009, probeer ik de stijfheid uit de spieren te krijgen. Er moet eerst een 100 km gelopen worden. Maar hoe train je dat dan, meer kilometers, kan het lijf dat aan, of is het gevoel en eigen creativiteit betrouwbaar genoeg ???
Maar ook dat varkentje zal ik wel weer wassen.
Majet Spoelder
PS. Joos waar blijft mijn lamsboutje met rozemarijnsaus?
