50 en 100 km in Amsterdam.
Weer iemand met een hond, maar nu aangelijnd. Zijn vraag hoeveel rondjes ik al gelopen heb en hoeveel ik er nog moet getuigd van zijn belangstelling. Op mijn antwoord: 18 gelopen en nog vier te gaan zag ik zijn gezicht betrekken en hij slaakte een diepe zucht. Nog vier rondjes, allemachtig, nog vier. Ik was het helemaal met hem eens. Nog vier rondjes. Hoe kom ik ze door. Ik kan bijna niet meer, mijn rondetijden worden steeds langzamer.
Ik had gedacht rustig aan te doen, rustig starten met 15:30 per rondje. Meestal moet ik dan na het eertste rondje sterk corrigeren, rustig, rustig. Nu niet, terwijl ik toch het gevoel had dat ik te snel ging, maar nee dus, dat voorspelt niet veel goeds.
Het rondje van ruim 2,2 km door het Amsterdamse bos is gevarieerd, door bos, langs vijvers en speelweides en met een ruim voorziene verzorgingspost. Daar werd ook elk rondje je naam gemoemd, ten teken dat die ronde ook weer genoteerd was. Een goed systeem van de mensen van hetSri Chinmoy Maraton team.
Hoewel ik was gewaarschuwd voor de vele honden was ik verbaasd over het grote aantal viervoeters. Groot en klein, kort en langharig, mooi en lelijk en de meeste loslopend. Ik heb, geloof dat ik, nog nooit zoveel merken hond op één dag heb gezien. En elk baasje vond zijn kamaraadje de mooiste, of de grootste, sterkste of lieftse. Het is verbazingwekkend was honden in hun baasjes losmaken en hoe deze hun beestje aanspreken. “Kom maar liefje, even aan de kant, er komen hardlopers aan, kom hier maar heen”. En dat alles bloedserieus, met een zoetgevooisde stem en natuurlijk zonder resultaat. Het was gelukkig zo’n klein nekkenbrekertje waar ik gemakkelijk overheen kon stappen. Of dat andere baasje. “Thijs (ja zo heette die hond), Thijs kom hier gvd Thijs kom hier”. En dat staads harder. Maar Thijs was van het type met brede schouders, lage poten en een grote kop met weinig hersens; Thijs liep gewoon door. De baas van Thijs hoorde bij Thijs en leek op Thijs, gouden halsketting, tatouages, oorringen, 20 kilo te zwaar en rood aangelopen. “Gvd Thijs, kom hier, als je nou noiet komt dan zwaait er straks wat. “Maar Thijs snapte het figuurlijk zwaaien niet. Voorlopig zwaaide er maar één ding en dat was de staart van Thijs.
Dit soort belevenissen had ik nodig om afgeleid te worden van mijn eigen ellende. Tot 30 km ging het goed, per rondje mazimaal 15 seconden verschil. Maar toen was het gebeurd, de eerste wandelpauze, kort, maar toch. Ik weet wel, als je je gaat wandelen is dat het begin van het einde, maar ik had het nodig. Daarna weer verder sukkelen. Mijn maag speelde ook weer eens op, terwijl ik toch elke ronde goed dronk. Ai. Ai, wat had ik het slecht, soms kon ik maar 2, 300 meter hardlopen en dan weer wandelen. Op de brug over de vijver even hangen en de boel eruit gekotst. Kijk, dat helpt. Meteen weer een heel rondje gelopen. Nu nog maar drie. Als ik na dit rondje stop heb ik in ieder geval de marathon afstand. Maar bij de doorkomst ging het net weer ietsje beter en dus maar doorgegaan. 400 meter verder had ik er al spijt van. Maar om nu om te draaien en te zeggen ik stop, nee, dat toch maar niet. Weer overgeven. Mijn maag is leeg en ligt bijna binnenste buiten. Maar na vier akelige antiperistaltische bewegingen komt ie weer tot rust en kan ik weer verder. Zo worstel ik rondje voor rondje verder naar de 50 km. In mijn laatste ronde word ik ingehaald door Cees Verhagen. Ogenschijnlijk zo fit al een hoentje. Hij moet nog 3 rondjes op de 100, geweldig. Even later Henry Okkersen. Hij wandelt een stukje met me mee. Ook bij hem doet alles pijn, hij heeft kramp en is moe. Hij spreekt over stoppen en opgeven, zo zeer doet alles. “Verdomme Henry, als ik het kan, kan jij het zeker. Doorlopen jij, jij komt dik onder de 10:00, waarschijnlijk onder de 9:30. Nog maar vijf rondjes, dat is maar net 10 km, kom op doorlopen, weg wezen”. En daar gaat ie weer, kop tussen de schouders, schouders iets voorovergebogen, één en al onverzettelijkheid en doorzettingskracht. We hebben heel wat wedstrijden samen opgelopen, hij een klasse apart.
Ik worstel ook weer verder, even rennen, dan weer wandelen. Rennen kan ik bijna niet meer. Te weinig energie in mijn benen. Maar als Henry het kan na bijna 100 km kan ik het ook. En ik kan het ook. Op 300 m voor de finish de derde keer overgeven, maar daardoor kan ik wel rennend door de finish. De tijd is onbelangrijk. Voor het eerst na de operaties weer 50 km maar (voorlopig) zeker mijn laatste. Het vraag te veel van mijn lijf.
Henry komt door voor zijn laatste rondje. Nog een kwartiertje en dan heeft hij zijn 100 er op zitten. Samen met Christine kijk ik of hij er al aan komt. En ja, door de bomen zien we hem aan komen. Ik ren hem tegemoet om hem die laatste meters aan te moedigen. Nog een paar meter en dan na 9:53 komt Henry als tweede over de finish (winnaar Cees Verhagen had 9:28 nodig). Een buitengewoon goede prestatie, geweldig gedaan.
Theo de Jong
theo.marijke