Categorieën
Niet gecategoriseerd

The Comrades Marathon 2009, deel 1

Een verslag van Marianne Vlaming over de 89 km lange ultraloop door de Zuid-Afrikaanse heuvels van Pietermaritzburg naar Durban.

Vrijdag 22 mei vlieg ik van Johannesburg naar Durban. Dit is mijn laatste week in Zuid-Afrika en ik heb hier in de afgelopen twee weken naartoe geleefd. Ik moet eerlijk bekennen dat ik voor mijn komst naar Afrika nog nooit van de Comrades Marathon gehoord had. Maar zodra je andere lopers ontmoet die trainen voor langere afstanden, komt de vraag of je mee gaat doen aan de Comrades, snel genoeg. De meeste mensen in Zuid-Afrika dromen ervan eens in hun leven mee te doen aan deze race. Het is een groot nationaal feest. Het evenement wordt de hele dag live uitgezonden op radio en televisie en mensen komen vanuit het hele land naar Pietermaritzburg en Durban om de ruim 12.000 lopers aan te moedigen.

Maar ik weet inmiddels ook hoe zwaar de Comrades is. Ik heb in de afgelopen maanden veel lopers gesproken die de race eerder gelopen hebben en de verhalen zijn gruwelijk. Het zijn verhalen over de brandende zon en de warmte, het heuvelachtige parcours, de lichamelijke pijn tijdens en na het lopen, de mentale strijd om de finish te halen en de teleurstelling en frustratie als je de race niet kunt uitlopen. Ik ken de verhalen, maar ik wil er niets van weten. Ik luister naar ervaren lopers, maar sluit me tegelijkertijd volkomen af. Ik wil er een leuke dag van maken, genieten van het parcours en het publiek en finishen natuurlijk, want daar gaat het uiteindelijk om.

Ik heb een boek meegenomen om niet teveel aan de Comrades Marathon te denken, maar ik zit vlak naast het raam en kan het niet laten om af en toe een blik naar buiten te werpen. Langzamerhand zie ik het landschap grilliger worden. De bergen worden hoger, wegen kronkelen tussen de bergen door. Was dit de juiste beslissing? Dan landen we op het vliegveld van Durban en wandelen van het vliegtuig naar het vliegveld. De zon schijnt en het is warm, het zweet breekt me uit. Vragen schieten door mijn hoofd. Hoe warm zal het zondag worden? Zal de zon ook zo fel schijnen? Ben ik hier eigenlijk wel op voorbereid? Ik druk de twijfels weg als ik in het shuttlebusje richting hotel zit. Ik heb nog anderhalve dag om te ontspannen en te genieten van mijn verblijf in Durban. Ik vraag de chauffeur van het shuttlebusje of de finish van de Comrades ver van het hotel is. Hij stelt me gerust en rijdt een rondje om het stadion waar ik als alles goed ga op zondagmiddag zal binnenkomen. Het is niet ver van het hotel: een tot anderhalve kilometer. Ik voel me opgelucht en kijk nu al uit naar het moment waarop ik over de finish kom. Over een uur of 50 is het allemaal achter de rug, het is tijd om te ontspannen.

{i}The Comrades Expo{ei}

Als ik in mijn hotel arriveer bel ik Mark, mijn loopmaatje tijdens de Om Die Dam. Hij is nu bij de Comrades Expo in Durban en omdat mijn hotel vlakbij is, ga ik wandelend die kant op. Na een minuut of tien arriveer ik bij de Expohal. Voor de deur is het gezellig druk. De parkeerplaats is omgetoverd tot een groot terras, waar lopers en supporters iets kunnen eten en drinken en er worden flyers uitgedeeld waarmee je korting krijgt bij de aanschaf van nieuwe schoenen. De hal is zo groot (ongeveer twee voetbalvelden) dat ik direct besluit Mark te bellen om te vragen waar hij is. Binnen drie minuten hebben we elkaar gevonden. Hij heeft zijn zoontje en moeder meegenomen en zijn twee broers zijn onderweg vanaf het vliegveld. Met z’n vieren lopen we tussen de ruim opgezette stands door de megagrote hal om het startnummer van Mark op te halen. Na een paar minuten komt hij met een brede grijns op zijn gezicht terug. In zijn handen een plastic rugtas met het Comrades logo. Her en der staan atleten de inhoud van hun tasje te inspecteren. Familie en vrienden staan er geïnteresseerd omheen. De sfeer is ontspannen, maar je hoort en ziet ook dat de wedstrijd ‘in de lucht hangt’.

Mark brengt ons naar een op het oog onaantrekkelijk terrasje in de hal. Er staan een tiental tuintafels en -stoelen en het ziet er verlaten uit. Hij maakt een praatje met de medewerker die de toegang tot het terrasje bewaakt en daarna mogen we doorlopen. Ik heb geen idee waarom Mark hier wil gaan zitten, maar ik volg hem op de voet. We kunnen onbeperkt koffie, thee, water en koekjes pakken en dan blijkt hoe bevoorrecht ik ben. Ik zit op het terrasje waar alleen atleten met Green Numbers mogen komen: de atleten die de Comrades meer dan 10 keer met succes hebben afgelegd en voor hun verdere leven in het bezit zijn van een eigen startnummer. Wow! Ga je toch ineens heel anders naar de mensen op het terrasje kijken. Mark gaat op zoek naar zijn broers en laat mij met zijn moeder en zoontje op het terras achter, waarna ik een gesprek aanknoop met een aantal atleten die naast me zitten.

De lopers pik je er zo uit, die lopen al rond in hun hardloopoutfit en sommigen hebben hun speciale Comrades-chip al aan hun schoenen bevestigd. Ik klets een beetje met de mensen om mij heen en stel iedere keer dezelfde vragen. Hoe vaak heb je al gelopen? Hoe lang doe je er ongeveer over? Waarom loop je de Comrades (elke keer opnieuw)? Kortom: ik probeer er achter te komen wat er zo verslavend is aan het lopen van deze 89-kilometerwedstrijd. Als Mark mij later voorstelt aan zijn broers, vertelt hij ook iets over de atleten die nu op het terrasje aanwezig zijn. Blijk ik net te hebben gesproken met een atleet die de Comrades al een aantal malen gewonnen heeft. Oeps, dat had ik natuurlijk weer niet in de gaten. Na tweeënhalf uur gaan Mark en zijn familie terug naar hun hotel en besluit ik in mijn eentje een rondje te lopen door de hallen.

Naast de gebruikelijke stands met schoenen, sportdrankjes en andere aantrekkelijke loopevenementen, is er uiteraard de tentoonstelling over de Comrades. Eerlijk gezegd valt de omvang van de tentoonstelling behoorlijk tegen en dus sluit ik mijn bezoekje aan de Comrades Expo af met een pastamaaltijd. Ik eindig bij Oom Daan uit Port Elizabeth aan tafel. Hij heeft zelf een aantal malen meegelopen, maar is nu te oud. Zijn zoon gaat het dit jaar proberen en de hele familie is meegekomen om hem aan te moedigen. Dat is zo kenmerkend voor de Comrades. De atleten worden hier op handen gedragen, familie en vrienden komen mee om ze te steunen, ze te vertroetelen en uiteraard om ze aan te moedigen als het moment daar is. Oom Daan vertelt trots over zijn land, familie en Comrades ervaringen. Als ik terugloop naar mijn hotel voelt het alsof ik er familie bij heb gekregen. Ik ben benieuwd of ik al deze mensen ooit nog tegenkom. Ik stap die avond al om 19.00 uur mijn bed in, omdat ik weet dat de volgende nacht veel te kort gaat worden en ik wel wat rust kan gebruiken. Zaterdagmorgen wordt ik pas om 8.00 uur wakker. Ik neem me voor dat het een ontspannen dag gaat worden.

{i}The day before{ei}

De eerste tegenvaller komt rond 10.00 uur: een van de lopers uit Potchefstroom zou mij naar Pietermaritzburg brengen om samen mijn startnummer op te halen, maar het is allemaal een groot misverstand en het gaat niet door. Omdat ik al vier maanden in Zuid-Afrika ben, weet ik dat het geen eenvoudige opgave is om dit probleem op te lossen. Hoe kom ik in Pietermaritzburg? Bij het hotel rekenen ze vandaag R1100 (ca. € 100) voor een retourtje met de shuttlebus. Hoewel dat voor Nederlandse begrippen normaal zou zijn, is het hier veel te veel geld, bijna 2/3 meer dan ze aan hun eigen mensen zouden vragen. Dat is wat mij betreft een van de grootste nadelen van Zuid-Afrika. Zodra ze merken dat je niet van hier bent, wordt je opgelicht en afgezet. Ik besluit naar de Comrades Expo te gaan en mijn probleem voor te leggen bij de balie voor Internationale Atleten. De dames achter de balie komen al snel met een oplossing. Er komt een medewerker richting Durban, die mij mee terug kan nemen naar Pietermaritzburg, zodat ik mijn tas en startnummer op kan halen. Het enige wat ik hoef te doen is wachten tot hij me komt halen.

Het is inmiddels 11.00 uur en ik neem plaats tussen de internationale atleten. De lopers focussen op de race en ik zit wat voor me uit te staren. Wat een ramp. Waarom kunnen ze die tas met startnummer niet gewoon naar Durban meenemen? Waarom moet ik die tas zelf komen halen? Zuid-Afrikaanse logica waar je niet tegenop kunt. Dan komt een van de medewerkers naar me toe met de vraag of ik al een chip heb. Nee, die heb ik niet, want die wilde ik huren. Dat kan hier niet, ik moet nu een chip gaan kopen, anders kan ik mijn startnummer en tas überhaupt niet meekrijgen. Als ik richting de chipverkoop loop zie ik een enorme rij staan. De moed zakt me in de schoenen. Dit gaat minstens anderhalf uur duren, als ze dit gisteren verteld hadden, zou ik binnen twee minuten een chip geregeld hebben. Toen stonden er maar vier mensen te wachten, nu zijn het er een dikke honderd. Wat nu? Als ik in de rij ga staan, mis ik mijn lift naar Pietermaritzburg en dan kan ik mijn startnummer niet te pakken krijgen. Ik loop terug naar de internationale balie en wordt direct aangesproken. De chauffeur die me naar Pietermaritzburg zou brengen is gearriveerd, maar hij gaat niet meer terug. Het is 13.00 uur en ik ben terug bij af. Als ik mijn startnummer niet binnen 4 uur te pakken kan krijgen, moet ik een nieuw startnummer kopen en dat is wel het laatste wat ik wil. Ik voel me wanhopig en barst in tranen uit. Wat een rotdag, ik zou nu eigenlijk uit moeten rusten om mezelf op te laden voor morgen! Na een paar minuten komt er een andere medewerkster naar me toe. Ze hebben een oplossing gevonden. De tas wordt naar Durban gebracht en tussen 16.00 en 17.00 uur kan ik de tas komen ophalen. Ik ga terug naar mijn hotel en wacht tot kwart voor vier. Ik sta op het punt om richting de Expo te lopen als mijn telefoon gaat. De tas met mijn startnummer, t-shirt en informatie over de race is aangekomen. Snel ga ik richting Expo om mijn tas op te halen. Ik heb een grote doos koekjes gekocht voor de medewerkers van de balie. Zonder hen zou het niet gelukt zijn. Ik slaak een zucht van verlichting als ik de tas overhandigd krijg. Als ik de inhoud van de tas om 16.45 uur die middag in mijn hotel bekijk, kom ik eindelijk tot rust. Ik besluit vroeg naar bed te gaan en val rond 19.00 uur in slaap. Achteraf blijk ik een van de weinigen die nog een oog dicht heeft kunnen doen die nacht.

{i}The Comrades Marathon{ei}

Zondagmorgen 24 mei, 2.00 uur: de grote dag is gekomen, vandaag ga ik de Comrades lopen. Ik heb gisteravond mijn hardloopkleren klaargelegd en de chip aan mijn schoen gemaakt. Ik maak voor mezelf een ontbijtje klaar (met twee grote mokken water) en smeer mezelf helemaal in met zonnebrandcrème. Ik plak twee grote pleisters op mijn bovenbenen, om te voorkomen dat mijn hardloopbroek gaat irriteren en vul nog een flesje met water. In de hotelkamers om mij heen is het verdacht stil, maar ik wil op tijd klaar zijn omdat ik niet weet waar de bussen naar Pietermaritzburg precies zullen vertrekken. Ik ga voor de zekerheid nog een keer naar de wc en er gaat een pakje zakdoekjes in mijn bh, mijn ipod half in mijn loopbroekje. Daarna trek ik een zeer licht, stoffen jasje over mijn hardloopkleren aan, die me warm moet houden als ik naar buiten ga. Om 2.35 uur loop ik het hotel uit. Hoewel ik weet dat je hier ’s nachts niet over straat kunt lopen, weet ik dat het moet. Tientallen meters voor mij loopt een andere atleet. Ik versnel mijn pas en vraag of ik met hem mee mag lopen. Samen gaan we op zoek naar de bussen. De Oekraïner is speciaal voor de Comrades naar Zuid-Afrika gekomen. We kletsen over onze voorbereidingen voor deze race en komen in een stroom lopers terecht. Her en der wordt er gepraat, maar de meeste lopers kijken stil voor zich uit. De sfeer is gespannen, maar niet op een onprettige manier. Iedereen heeft zijn eigen gedachten, zorgen, stress…., maar we weten ook dat we allemaal hetzelfde gaan doen. Iedereen in deze bus gaat de Comrades lopen, iedereen gaat zijn eigen strijd voeren, maar op hetzelfde moment ben je niet alleen, je bent onderdeel van deze geweldige groep atleten. Al kletsend stap ik in de bus en ga ik naast mijn nieuwe loopmaatje zitten. We wisselen ervaringen uit, maar echt gemakkelijk gaat het niet, want zodra de bus gaat rijden heb je het gevoel dat je in de motor zit. Je wordt als het ware gedwongen om stil te zijn, na te denken over wat komen gaat. Naar buiten kijken heeft nauwelijks zin, het is aardedonker. Veel meer dan lichtjes zie je niet. Binnen zie je verbeten gezichten, mensen die elkaar proberen in te schatten. Wie zal de finish halen? Hoe zal iedereen er aan het einde van de dag uitzien?

Om 3.50 uur komen we aan in Pietermaritzburg. Het is een stuk frisser dan in Durban, maar de temperatuur valt mij mee. Een stoet lopers slingert door de uitgestorven straten richting startvakken. We gaan op zoek naar de plaats waar je je loperstas kunt inleveren en sluiten onderweg aan bij een rij voor de toiletten. Je merkt dat de stress toeneemt. Mensen zwijgen of spreken elkaar moed in, er zijn maar weinig mensen die nog kunnen lachen. Ruim een uur voor de start leveren we onze loperstas in bij van de vrachtwagens die vlak voor de startvakken geparkeerd staat. Ik smeer me nog een keer in met zonnebrandcrème, haal mijn eten uit de tas en gooi mijn lege waterflesje weg. Ik besluit op het allerlaatste moment mijn brood tijdens het lopen mee te nemen. Als het niet nodig is, kan ik het onderweg altijd nog achterlaten. Als ik mijn tasje inlever houd ik alleen een I-pod, een pakje zakdoekjes en een half brood over. Ik ga voor de laatste keer die ochtend in de rij staan voor een toilet en vertrek rond 5.00 uur richting startvak D. Onderweg breng ik nog een klein bezoekje aan startvak F om te zoeken naar Mark en zijn broers, maar ik kan hem niet vinden. Ook Ciska valt niet te traceren en na 5 minuten geef ik de moed op en meng ik mij in de kolkende lopersmassa in startvak D. Ik raak aan de praat met de mensen om mij heen en de tijd vliegt om. Echt gestrest ben ik niet. Ik heb vrijdag besloten dat ik hier ben om te genieten, dat dit een mooie afsluiting is van mijn verblijf in Zuid-Afrika en dat je je hier simpelweg niet op kunt voorbereiden. Er is maar een manier om dit tot een goed einde te brengen: vertrouwen op je lichaam en de hulp die je krijgt. Voor ik het weet is het 5.30 uur en klinkt het startschot.

Ik loop naast Ger over de start nabij de City Hall in Pietermaritzburg. Hij heeft deze race al zes keer gelopen en vertelt me over zijn ervaringen. Wat begint als een gezellig gesprek, slaat echter vrij snel om in lastige situatie. Ik heb Ger eerlijk verteld dat dit mijn eerste Comrades is (dat staat overigens ook op je startnummer, net als je voor- en achternaam), dat ik geen heuveltraining heb gedaan en niet gewend ben aan het warme weer in Durban. Toen ik vertelde dat ik eigenlijk alleen maar meeliep om geld in te zamelen voor een goed doel, maar dat ik ervan overtuigd was dat ik, zonder enige strategie, zou finishen was het hek van de dam. Ger begon te coachen. Zijn intenties waren goed, maar ik werd knettergek van het ‘slow down’, ‘smaller steps’, ‘not too fast’ en vooral ‘you need me because you don’t know what to expect’. Ik had inderdaad geen idee wat me te wachten stond, had me niet verdiept in de hoogtekaarten, de routes, de belangrijkste doorkomsttijden en dergelijke, maar dat was een bewuste keuze. Soms kun je maar beter niet weten wat er gaat gebeuren, want dan kun je je ook geen zorgen maken en dat was precies wat ik voor ogen had. Laat maar komen, ik zie wel wat er gaat gebeuren. Ik had maar één doel, de eindstreep halen binnen 12 uur en zo gezond mogelijk aankomen, zodat ik op maandag nog spelletjes van de kinderen van Mponeng Primary School zou kunnen doen. Goed, het klinkt allemaal supernaïef en a-atletisch, maar zo zit ik nu eenmaal in elkaar.

Maar Ger raakte meer en meer in vorm: hij begon ook andere lopers te vertellen over de onmisbare hulp die hij voor mij zou zijn. Hij zou me over de finish brengen, zonder hem zou ik verloren zijn. Hij adviseerde mij de eerste waterpunten links te laten liggen omdat het er te druk en chaotisch zou zijn, hij zou mij voorzien van zouttabletten en van sportdrank en ik moest vooral al zijn aanwijzingen opvolgen. De mensen die mij een beetje kennen weten dat ik stronteigenwijs ben en me niet laat verleiden om tijdens een wedstrijd iets nieuws te proberen. Ik ging dus gewoon water drinken, weigerde enige sportdrankjes met suiker en wilde niets weten van de zouttabletten. Na een kilometer of tien ging Ger voor het eerst een stukje wandelen en haalde me na een paar honderd meter weer in. Dat herhaalde zich nog een tweede keer en toen was het over. Ger was zichzelf voorbij gelopen en kon niet meer. Met mijn naam op zijn startnummer liet ik hem achter. Er viel een last van mijn schouders en vanaf dat moment kon ik echt genieten van de Comrades.

(wordt vervolgd)

Marianne Vlaming
(vlamingm hotmal.com)