Van Henk Harenberg ontvingen we een reactie naar aanleiding van de limiet van de Jan Knippenberg Memorial. De limiet van deze 100 mijlsloop is op 20 uur gesteld en die limiet vindt Henk Harenberg veel te scherp. Henk vraagt zich af wat er de noodzaak van is dat de JKM een loop van de buitencategorie moet zijn.
“De JKM staat toch voor Jan Knippenberg Memorial, closing times zijn in mijn beleving geen verlengde van het genieten van ultralopen. Jan zag het ultralopen toch als “een ontdekkingreis in en met jezelf?” Nou een ultraloop met closing times zonder te beschikken over noemenswaardig talent is dit wel echt een verlengde van Jan zijn beleving maar meer een ontdekkingsreis met je sporthorloge? Is de JKM georganiseerd in de geest van Jan, was Jan eigenlijk wel een man die lopen en tijden als verlengden van elkaar zag of was het meer een gevoelsloper? Echt super dat de JKM weer georganiseerd wordt maar die limiet tja mede vanwege gebrek aan talent bij me, vind ik dit niets maar ook gezien het gebrek aan talent in Nederland vraag ik me af wat de toegevoegde waarde is van een finish zoals in 2008 met slechts, alle respect, vier Nederlandse en drie Belgische finishers binnen de gestelde closing time van 20 uur. Alleen Jan-Albert komt tot een niveau welke nationaal buitencategorie is, een status aparte. Google je naar buitenlandse 100 miles-lopen dan zijn closing times van 26 uur eerder regel dan uitzondering. Beschik je niet over al teveel talent dan kunnen scherpe closing times een afschrikkend effect hebben. Bovenstaande kun je trouwens ook lezen als een teleurstelling bij me (mogelijk dat deze teleurstelling grotendeels de lading van deze reactie dekt), beschikken we in Nederland over een 100 miles, ligt de lat voor me te hoog en laat ik 1 van de 2 mooiste ultralopen noodgedwongen aan me voorbijschieten maar er zijn gelukkig buitenlandse alternatieven.”
Op de suggestie dat een loper die de 120 km van Texel binnen de limiet van 13 uur loopt geen moeite zou moeten hebben met de limiet van 20 uur op de 100 mijls JKM zegt Henk Harenberg:
“Nou die 120 van Texel en de JKM daar zitten een aantal verschillen in:
1) de afstand, de JKM is een marathon verder t.o.v. de 120 km op Texel. Echt het is een wezenlijk verschil, in mijn beleving begint een ultra pas na ruim 100 km.
2) de ondergrond tijdens de JKM: heel veel zand en dit kan in combinatie met de wind (vorige editie stond deze niet lekker voor de lopers) maakt het in mijn perceptie voor me praktisch onmogelijk binnen 20 uur te finishen.
Tot slot ik vraag me weleens af of de organisatie niet te halsstarrig vasthoudt aan wat zij willen en minder beseffen wat de ultraloper wil en of de reglementen een toegevoegde waarde hebben voor het ultralopen in Nederland? Besef wel het is een vraag en geen bewering.”
Henk Harenberg is niet de eerste die vraagtekens zet bij de strenge limiet op de 100 mijls JKM, dat hebben meer Nederlandse ultralopers gedaan. Even afgezien van de vraag of het terecht is dat de JKM een loop van de buitencategorie is, heeft Henk gelijk met een aantal van zijn kritiekpunten. Het niveau van het ultralopen in Nederland ligt niet al te hoog en het aantal lopers wat een JKM binnen de limiet van 20 uur kan lopen is klein. De ondergrond waarover gelopen wordt is zwaar en vergt eigenlijk een stuk specialisme. Het klopt ook dat de limieten van andere 100 mijls wedstrijden zonder uitzondering ruimer zijn, waarbij het natuurlijk niet meevalt om de parcoursen te vergelijken. Hoe vergelijk je een loop als de Chiemgauer 100-mijls bergloop met de JKM? Toch lijkt de limiet van 32 uur in Chiemgau een stuk ruimer dan de 20 uur bij de JKM.
Waarom is er dan voor gekozen dat de JKM een loop van de buitencategorie moet zijn?
In mijn visie is dat simpel: het is een herdenkingsloop voor een van de beste Nederlandse ultralopers ooit. Jan Knippenberg was een loper van de buitencategorie. Voor zijn rondje om het IJsselmeer maakte hij vooraf als test een trainingsweek van ruim 700 km, zodat hij zeker wist dat die 400 km geen probleem konden zijn. Had Jan Knippenberg in plaats van om het IJsselmeer te lopen toen een 48-uurs loop gedaan, dan had hij de wereldbestprestatie 48 uur op zijn naam gezet. Jan Knippenberg was kritisch op zijn eigen prestaties, maar ook op die van anderen. Als je zijn commentaar leest op de lopersgolf die marathons gaat lopen heeft hij een stevige mening. Op Texel was hij betrokken bij het ontstaan van De Zestig van Texel en introduceerde twee jaar later de 120 km binnen het evenement. Hij bepaalde de limiet voor de 120 km op 12 uur en beoordeelde zelf of geïnteresseerde lopers dat zouden kunnen halen en van hem op de 120 mochten starten. Dat geeft toch aan wat zijn ideeën waren als het om wedstrijdlimieten ging. Het beeld dat ik van Jan Knippenberg heb is een romantisch beeld, maar het is ook het beeld van iemand die zijn eigen uitdagingen zocht. Die zijn eigen wedstrijden maakte met zijn eigen spelregels. Het was ook iemand die eigenlijk weinig wedstrijden liep, maar wel veel trainde. Een loper die zijn stopwatch thuisliet en gewoon lekker met z’n hond over het strand liep. Ik heb geen strand in de buurt en geen hond, maar het is heerlijk om af en toe je horloge eens thuis te laten en je gewoon helemaal te richten op het lopen en het beleven van je omgeving. De essentie van het lopen.
Wat de limiet betreft is er natuurlijk nog de praktische kant van de organisatie waarover Martien Baars het volgende zegt: “Het is een grote toer om lange punt tot punt ultrawedstrijden als de 120 van Texel en de hele JKM te organiseren. Van de andere ultrawedstrijden hebben alleen Rondje Voorne (50 km) en nieuwkomer Hank (60 km) een lang parcours, alle anderen hebben rondjes van hoogstens 10 km. Dat komt niet voor niets: het is organisatorisch een stuk lastiger om een wedstrijd over een lang parcours te organiseren. Daarnaast zijn er natuurlijk een hele serie landschapslopen onder de prestatie-ultralopen, met als oudste de Eemmeerloop (50 km) en als aantrekkelijksten vermoedelijk de serie die door Willem Mütze georganiseerd wordt. Met alle respect, maar bij dit type landschapslopen ligt de lat organisatorisch een stuk lager: het succes van de loop staat of valt niet bij al of niet verdwalen onderweg en de deelnemers komen vooral om te genieten, niet om een ‘wedstrijd’ te winnen.
Bij een lange ultra als echte Atletiekunie-wedstrijd wil je al je organisatoren, vrijwilligers, officials en andere hulptroepen niet langer dan echt noodzakelijk in touw hebben: dat is al lang genoeg. Voor die paar ultralopers die uren langer nodig hebben, moet je heel veel lieden ook die uren langer in touw hebben. Voor de organisatie op Texel is het steeds heel duidelijk geweest: een wedstrijdperiode van netto 13 uur in touw zijn (plus al het voorwerk en plus al het nawerk als opruimen) is lang zat. Mensen die daarbinnen niet kunnen finishen, horen op het andere hoofdnummer thuis, de 60 km. Na het overlijden van Jan in november 1995 heb ik vanaf de editie van 1997 de organisatie van de 120 van Texel op me genomen en toen gezocht naar een onafhankelijk criterium om lopers wel of niet toe te laten tot de 120. Toen is die 9.30 op de 100 km gekozen en vanaf 2005 is de looplimiet 13 uur geworden (zie ook https://www.ultraned.org/n_item/f3419.php ). Overigens, lopers die door de bezemauto ingehaald worden, mogen wel op eigen risico door blijven lopen. Meerdere malen zijn we naderhand nog weer het parcours op gegaan om die eenzame strijders te ondersteunen en te gidsen om hen toch de voldoening te geven dat ze de afstand hadden volbracht.”
Organisator Hermy Heymann is er (terecht) trots op dat hij naast de Spartathlon in 2005 (33.19.05) ook in 2002 de JKM heeft uitgelopen in 18.16.08. Hij heeft het in 2008 op zich genomen om de JKM te organiseren en gaat dat ook in 2010 weer doen. Hij legt hierbij de organisatorische lat hoog. Waar bij de 100 mijl van Chiemgau de lopers de eerste 78 km zelf verantwoordelijk zijn voor hun verzorging, komen de deelnemers aan de JKM niets tekort. Hermy Heymann kiest er bewust voor om de limiet scherp te stellen, waarbij hij zich beseft dat maar weinig (Nederlandse) lopers de JKM binnen die limiet zullen halen. Maar in het verleden was dat niet anders. Kijk maar naar onderstaand overzicht :
1996 4 finishers, waaronder 4 NL (7 starters) Ron Teunisse 155 km 13:53:00
1997 4 finishers, waaronder 1 NL (6 starters) Wim Bart Knol 155 km 13:45:39
1998 9 finishers, waaronder 9 NL (13 starters) Wim Bart Knol 155 km 13:21:15
2000 12 finishers, waaronder 10 NL (23 starters) Wim Bart Knol 155 km 13:01:01
2002 11 finishers, waaronder 8 NL (23 starters) Rut Zoutman 155 km 14:09:14
2008 11 finishers, waaronder 8 NL (22 starters) Jan Albert Lantink 161 km 16:23:27
(Een compleet overzicht van de deelnemers aan de ‘hele’ en de ‘halve’ JKM t/m 2002 is te vinden op https://www.ultraned.org/n_item/f2128.php )
*Bij de eerste 5 versies was de afstand geen 100 mijl. Bij de versie van 2008 finishten er een aantal lopers buiten de limiet. De omstandigheden in 2008 waren zwaar. In 2002 finishte Anke Drescher boven de 20 uur.
In 2010 wordt alles op alles gezet om naast de hele JKM ook weer een halve JKM aan te bieden en dat lijkt te gaan lukken, mede dankzij de inzet van Carel Schrama. Met deze halve JKM komt de organisatie tegemoet aan een duidelijke behoefte. Lopers die van zichzelf inschatten dat ze, ondanks dat ze aan de limiet (100 km <9.30 uur/24 uur > 200 km/Spartathlon) hebben voldaan, de hele JKM niet binnen de gestelde 20 uur bereiken hebben dan een alternatief. Maar er zijn natuurlijk ook genoeg lopers voor wie de halve JKM al lang genoeg is.
En wat levert bovenstaande nu op? De kritiek van Henk Harenberg vind ik op zich terecht. Alleen betreft het hier een memorial van een loper van de buitencategorie, Jan Knippenberg. Als Hermy Heymann als organisator voor een strenge limiet kiest, neemt hij het voor lief dat maar weinigen zullen finishen. Ook in de vorige edities werd de lat hoog gelegd en wisten maar weinig lopers te finishen. Belangrijk is dat er in 2010 weer een halve JKM wordt georganiseerd, zodat er een goed alternatief is voor ultralopend Nederland.
Henri Thunnissen
redactie Ultraned ( redactie