Na mijn vroegtijdig einde in de halve Jan Knippenberg Memorial hoefde ik eigenlijk maar één ding te doen in de vijf weken naar de zes uur van Steenbergen: herstellen. Alleen rustig trainen en proberen zoveel mogelijk (nacht)rust te krijgen. Klinkt gemakkelijk, maar het vergt toch altijd nog behoorlijk wat discipline. Niet of kort trainen is vaak moeilijker dan lekker lang trainen en op tijd naar bed gaan is voor mij meestal een utopie. Ik was echter goed bezig totdat één van de kinderen buikgriep kreeg, niet dat ik toen ineens heel lang ben gaan trainen, hoor! Nee, je probeert dan als zorgzame vader toch wat assistentie te verlenen, ook als dat door gaat na middernacht.
Op zich niet zo erg, één nachtje wat minder slaap. Vervelender was dat ik tien dagen voor Steenbergen zelf ook plat lag. Overgeven en alles deed pijn, aangenaam het Rotavirus is de naam! Gelukkig had ik in het kader van de Meivakantie zelf ook een week vrij genomen en kon ik er wat de nachtrust betreft nog een schepje bovenop doen. Zodoende kwam mijn deelname in Steenbergen niet in gevaar, maar de zo vurig gewenste topvorm bleef wederom uit. Misschien maar goed ook, want hierdoor stond ik met wat minder hoge verwachtingen aan de start. Tussen de 72 en de 75 km, maar met alles boven de 72 zou ik tevreden zijn.
Toen ik aangekomen was in Steenbergen stond ik gelijk, letterlijk, geparkeerd naast Jan-Albert Lantink. Aangezien hij op dat moment net bij zijn auto stond maakten we een praatje. Jan-Albert deed mee aan het NK 24 uur, maar was helaas na ruim vijf uur gestopt vanwege een peesblessure aan zijn bovenbeen. Jan-Albert was tijdens deze wedstrijd bovendien onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Dit moest vooral licht gaan werpen op de opname van voeding en drank tijdens het ultralopen. Dubbel jammer dus dat hij uit moest stappen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de hele ultraloopgemeenschap. Jan-Albert is met zijn laatste jaar als wedstrijdultraloper bezig dus ik vraag me af of het onderzoek nog een vervolg krijgt. Hopelijk wel, misschien met een ander proefpersoon.
In de kleedkamer was het vervolgens best gezellig en van wedstrijdspanning had ik nog geen last. Ook ene Marc, uit de buurt van Antwerpen, trof ik daar. Ik had hem ook al in Stein ontmoet en als je hem een beetje leert kennen weet je meteen al dat hij geen zwart wit denker is. Hij denkt meer, zoals Frank Boeijen dat zo mooi schreef en zong, met heel de kleur van zijn hart! Toch zijn veel van zijn verslagen en columns in een boek samengebracht onder de titel “ZwartWit”. Ik kan dit boek van harte aanbevelen dus als je wilt weten hoe dit zit, kopen (uitgeverij Hardlopende Zaken) en lezen zou ik zeggen.
Aan de start ook een aantal nieuwe gezichten. In ieder geval twee mensen waarvan ik weet dat zij debuteerden op de zes uur. Nu ben ik zelf net debutant af, maar het is fijn om te zien dat er nieuwe aanwas blijft komen in ultraland. Er zijn immers in Nederland best veel ultrawedstrijden, maar als daar vervolgens maar een paar man/vrouw aan de start staan jaar na jaar dan ben ik bang dat er wedstrijden zullen verdwijnen. Marcel de Jong uit mijn geboorteplaats Monnickendam ging van start voor zijn eerste zes uur en zo ook Edwin Otto uit, de aan goede ultralopers rijke stad, Purmerend.
Nadat wij van start waren gegaan was ik vooral benieuwd naar de 24 uurslopers. Zij waren op dat moment 18 uur bezig en hoewel de thermometer niet echt overdreven lage waarden aangaf voelde het kil aan. De luchtvochtigheid was blijkbaar erg hoog, het was ook hier en daar mistig onderweg in de auto naar Steenbergen. Deze combinatie van factoren had ’s nachts een behoorlijke slachting aangericht onder de 24 uurslopers. Van de lopers, die nog in de race waren, werd er door een enkeling nog soepel gerend, door anderen de hele tijd gewandeld en door een aantal werden rennen en wandelen afgewisseld. Bij allen was de strijd tegen de uitputting zichtbaar, maar wat een enorm doorzettingsvermogen werd er door dit kleine groepje lopers ten toon gespreid! Indrukwekkend!
Zelf liep ik in het eerste uur in kleine groepjes van wisselende samenstelling, ik ken niet iedereen bij naam maar zag in ieder geval Richard van der Klis, Ad Suijkerbuijk en Edwin Otto. Uiteindelijk bleef ik over met Marcel de Jong. Ik vond hem erg sterk lopen en het leek een heel mooi debuut te worden. Ergens in het derde uur raakten ook wij elkaar kwijt, we hadden onze drinkpauzes in verschillende ronden en op een gegeven moment kwam ik haast ongemerkt in een iets hoger ritme en bijna even ongemerkt was er blijkbaar een definitief gat ontstaan.
In de eerste drie uur liep ik, achteraf berekend, 36,99 km, waar ik zonder meer tevreden mee kon zijn. Niet te snel en zeker niet te langzaam. En achteraf berekend? Ja, ik had mijn Garmin navigatiehorloge weer om, maar die gaf mij iedere ronde ruim 40 m cadeau. Nu liepen wij een groot deel van onze ronde in Steenbergen over de KrommeWeg en die doet zijn naam eer aan. De vele bochten daar heeft zo’n navigatiesysteem blijkbaar moeite mee. Ik zal zeker niet altijd de ideale lijn gevolgd hebben, maar het lijkt mij dat dit hooguit 10 m per ronde meer oplevert en dit dan incidenteel en niet gemiddeld. Bij het WK 24 uur moest de latere kampioene Anne Cecile Fontaine haar navigatiesysteem af doen, omdat dit niet gedragen mag worden volgens de regels. Ik ga mijn Garmin volgende keer ook niet meer dragen op een dergelijk parcours van relatief kleine ronden. Niet omdat het verboden is, maar omdat het alleen maar verwarrend werkt.
Toen ik na iets meer dan drie uur weer door de verzorgingszone liep, kam Marcel in tegengestelde richting gewandeld, duim omlaag. Helaas was een blessure aan een pees onderaan zijn voet, opgelopen tijdens het pacen in Rotterdam, weer op gaan spelen. Dan kun je natuurlijk wel tegen beter weten in doorlopen, omdat het je debuut op de zes uur is, maar gelukkig deed hij dat niet. Bij mijzelf gingen aan het eind van het vierde uur de rondentijden langzaamaan omhoog. De 50 km ging met ruim 4.03 drie minuten langzamer dan in Stein, maar toen ging het de laatste twee uur zeer moeizaam. Vanaf nu zou ik dus de winst gaan pakken.
Ergens tussen vier en vier en een half uur lopen ging ik eens rekenen hoeveel ronden ik zeker zou kunnen halen. Ik kwam hierbij tot 34 ronden en berekende dat dit 72 km zou zijn. Het moest zelfs vrij makkelijk haalbaar zijn en misschien kon ik de 73 km grens nog wel overschrijden, dacht ik. Bij het ingaan van het laatste uur, ik was toen net voor de 29ste keer de finish gepasseerd, besloot ik te versnellen, althans in ieder geval het oplopen van de rondetijden te stoppen. De rondetijden gingen inderdaad met zo’n 10 tot 20 seconden omlaag, maar in de 32ste ronde bij het naderen van de vijf en een half uur kreeg ik te maken met een behoorlijke inzinking. Ik had een tip van Jan-Albert Lantink (en ik las dat Peter Rietveld dit ook doet), namelijk voor zo veel mogelijk variatie zorgen bij wat je eet en drinkt om te voorkomen dat het tegen gaat staan, nog niet toegepast. Zodoende waren de cola en bananen toch enigszins tegen gaan staan en had ik in de laatste uren wat te weinig koolhydraten binnen gekregen, zeker voor een tempoverhoging.
Na 32 ronden moest ik dus cola en banaan hebben, twee bekertjes en drie stukken. Maar ja, eigenlijk was dit natuurlijk te laat en vervolgens merkte ik dat ik ook heel veel dorst had. Na 33 ronden nam ik cola en water en mede door deze eet/drinkpauzes verloor ik in deze ronde ruim 50 seconden. Toch was ik nog zeker van het halen van de 34 ronden en dus de 72 km, dan maar geen 73, dacht ik. Zelfs drie minuten voor het eindsignaal, na 34 ronden, stopte ik nog voor een bekertje water wat ook weer zo’n 15 seconden gekost moet hebben. Het maakte mij niet meer uit, de 72 km had ik op zak, elke meter die ik nog loop is meegenomen was mijn idee. Ik haalde Jannet Lange nog in en werd zelf nog ingehaald door een estafetteloper. Uiteindelijk haalde ik nog 572 restmeters en ik was dik tevreden, ik had toch zeker 72,5 km gehaald, dacht ik!
Hierna kreeg ik echter een aantal mij verbazende feiten te verwerken. Er kwam een man naar mij toe gelopen, die zei:”Ik geloof dat ik de vierde plaats van jou afgesnoept heb.” Het was Walter Bouwen, hij was het die mij nog vlak voor het einde inhaalde en niet een estafetteloper. Hierdoor was Walter 60 meter voor mij geëindigd. Dat ik hierdoor vijfde werd in plaats van vierde dat deerde mij niet zo. Ik was namelijk de laatste twee uur van de wedstrijd in de veronderstelling geweest dat ik op de vijfde plaats liep. Wat niet weet, wat niet deert, zal ik maar zeggen. Nadat ik echter was teruggestrompeld naar de kleedkamer volgde de grootste verbazing. Op het overzicht, dat we van de organisatie hadden gekregen, met ronden en afstanden zag ik dat 34 ronden helemaal geen 72 km was. Dat was slechts 71,156 km, ik had het dus verkeerd uitgerekend!
Dat ik net geen persoonlijk record had gelopen was in één klap duidelijk. Met 71,729 km liep ik 68 meter minder dan in Stein. Als ik dat bekertje water even had laten staan drie minuten voor het eind en met een andere instelling dan “iedere meter is meegenomen” door was gegaan vanaf dat punt? Ongeloof maakte zich van mij meester. Ik zal niet beweren dat ik meerdere dingen tegelijk kan, omdat ik een vrouw ben, want dat ben ik namelijk niet. Ik was er echter wel van overtuigd dat ik kon hardlopen en hoofdrekenen tegelijk. In mijn jonge jaren attendeerde ik tijdens het lopen van baanwedstrijden de jury wel eens op het feit dat ze het ronde bord vergeten waren te verzetten, maar die tijden zijn blijkbaar voorbij. Ruim anderhalf uur verkeerde ik in de veronderstelling, dat ik vandaag boven de 72 km ging komen en een persoonlijk record zou lopen. Het bleek een illusie.
Hans Jurriaans