Van Jubelpark via Wassenaar naar de Hoge Berg

Verslag van Johan Barnard die op herhaling op Texel was

{b}Zestig van Texel 1 april 2013{eb}

Het verhaal begint eigenlijk op de heel warme tweede paasdag 25 april 2011, wanneer ik de eerste keer over de finish van de Zestig van Texel loop. Immens tevreden dat het gelukt is, maar stiekem ook een heel klein beetje teleurgesteld over de tijd van 6u45. Als na een paar dagen het herstel ook weer meevalt, komt het idee op om het in 2013 weer te proberen, maar dan twee fouten te vermijden. Allereerst minder hard starten en ook er nu wel rekening mee houden dat het op de Zestig van Texel altijd hoog tij is en het strand dus smal of zacht. En natuurlijk daar ook op trainen, dus veel duurloopjes door de Wassenaarse duinen en over het strand terug naar Scheveningen (wat dus meestal tegen de wind in is).

Na een koud, maar heerlijk weekend met mijn vrouw en mijn twee dochters op Texel, o.a. een memorabele buitenrit op Zeeuwse trekpaarden van mijn dochters, is het op maandag 1 april, tweede paasdag 2013 zo ver. Na wat hindernissen gaan we op pad naar de start. (Een dochter blijkt zo bezorgd over haar vader en diens sportieve ambities dat er zelfs wat traantjes komen … gaat dit wel goed?) Natuurlijk zijn de omstandigheden deels anders. Deze 1 april is het uitzonderlijk koud. De maximumtemperatuur is zo’n 5 graden Celsius, waar dat twee jaar eerder nog 22 graden Celsius was. Maar deels ook gelijk. Het strand was weer smal (maar waar waren nu de half ontklede dames, die spelende kinderen, die zandkastelen en die loslopende honden?) en het blijft ver.

Na het parkeren van de auto bij de veerboot begint al de twijfel over wat aan te trekken. Uiteindelijk lijken twee laagjes toch te weinig. Bij een stalletje koop ik gauw nog een elastiek voor mijn startbewijzen om mijn windjack ook te kunnen dragen, maar later snel weer achter te kunnen laten, zonder gehannes met speldjes. Ook al is het startvak beschut in de kuil bij het NIOZ, ik sta toch te klappertanden.

Klappertandend denk ik ook aan mijn kuit. Tien dagen voor de Zestig zou ik mijn laatste lange duurloop uit de training doen. Plan was om 30km te lopen met rondjes in het Jubelpark in Brussel. Doodsaai, maar ’s avonds in het donker is het niet zo makkelijk om een goed trainingsparcours te vinden. Bij ongeveer 16km ging het mis. Ik voelde opeens een spier in mijn linker kuit en een paar honderd meter verder deed het zelfs pijn. Beetje kramp, dacht ik eerst, maar even stoppen en stretchen hielp niet. Gelukkig dichtbij huis, dus daar naar toe gelopen en gauw een warm bad. Volgende dag deed mijn kuit nog pijn. Twee dagen daarna een rustige 10km gelopen. Loopje pijnloos, maar na uurtje rust begon het weer. Verdorie! Daarna tot de Zestig rust gehouden en niets meer gelopen. Allemaal in de hoop dat het nog goed zou komen. Gelukkig had ik voor het hele gezin voor het hele weekend gereserveerd bij de Stayokay. Dus ik moest wel gaan. Maar nu in het startvak, voelt het toch heel onzeker. Als het niet genoeg rust was, haal ik misschien niet eens het Turfveld …

Opvalt dat er boven het lopers peloton een kleine ‘drone’ vliegt, zo te zien met een camera. Helaas op internet geen filmpje van kunnen vinden. Je zou haast denken dat het toch iets anders dan de pers was. Na het startschot wordt het gauw beter. Mijn vrouw en dochter roepen aanmoedigingen en we zijn op weg. Lopend langs de Mok moet ik ook denken aan het mooie boek Oorlogsparadijs van Nico Dros en de tien gijzelaars die de Duitse bezetter hier in april 1945 doodschoot en op het strand begroef.

Ietsje verder tussen de Horsmeertjes begin ik zowaar te denken dat ik misschien mijn windjack al bij de eerste controlepost, of iets verder bij mijn vrouw, die bij Paal 17 zal staan, kan gaan achterlaten. De Hors is voor het grootste deel redelijk stevig en goed beloopbaar. De juichtonen in de verslagen van koplopers deel ik echter niet. Een paar honderd lopers schoppen toch nog betrekkelijk veel zand los, voordat ik er eens langs kom. Net om de hoek van het eiland draaien we naar het noordoosten het strand op. Staat toch wel een stevig windje, zo’n 3 à 4 beaufort. Niet veel voor Texel misschien, maar als je er maar lang genoeg tegenin loopt … Na een paar kilometer is duidelijk dat ik mijn windjack nog even aan moet houden. Gelukkig voel ik niets bijzonders aan mijn benen en mijn linker kuit. Zou het toch goed gaan?

Twee jaar geleden vond ik achteraf dat ik te hard van stapel was gelopen en dat ik mijn krachten beter had moeten verdelen. Nu dus mijn best gedaan om rustig te starten. Uiteindelijk was ik 4 minuten later bij het Turfveld. Een kleiner verschil dan ik verwacht had. Maar mijn zorgen over mijn kuit zijn over. Halverwege het Paggapaadje terug naar het strand zag ik Rob Teisman voor mij lopen. Hij was op het verkenningsweekend (een van die dingen waarmee de Texelse organisatie boven anderen uitsteekt) een van de voorlopers van mijn groepje geweest. Was dus leuk om even een praatje met hem te maken op het strand. Het zat hem jammer genoeg niet echt mee. Toch hield hij nog een mooi tempo aan. Tot de Slufter heb ik steeds in zijn buurt gelopen. Meestal achter hem overigens. Later moest hij helaas uitstappen.

Bij Paal 17 stond mijn vrouw mij op te wachten. Alles ging prima en het doet goed om even persoonlijk toegejuicht te worden. Twee dagen eerder hadden we hier nog in de strandtent koffie gedronken en op het strand naar onze dochters gekeken die met een buitenrit op Zeeuwse trekpaarden er langs kwamen.
Het stuk door de Nederlanden was zwaarder dan ik me van de verkenning herinnerde. Met de tegenwind vroeg ik me af of het ook bij de verkenning al zo open was, of dat er wat bosjes gesnoeid waren. Wel was er een lekker zonnetje en deze keer liepen er geen grote runderen vlakbij het pad, die toch een beetje eng waren.

Bij de Slufter was ik acht minuten achter de tijd van 2011, en daar was ik best tevreden mee. Het fietspad door de duinen was nu mooi opgeknapt, maar het bleef maar tegenwind. Daardoor was de Zestig ook deze keer weer zwaarder dan ik verwacht had. Ik begon dus net als twee jaar geleden weer te piekeren of ik het einde wel zou halen. Enerzijds zou ik na de vuurtoren op de meeste plekken de wind mee moeten krijgen, aan de andere kant was ik pas op de helft. Het leek me dat ik minstens tot Prins Hendrik zou moeten lopen. Je bent dan voorbij het marathonpunt en dan heb je tenminste iets gepresteerd.

Al vanaf het begin had ik bij elke drankenpost een paar stappen gewandeld om rustig een bekertje sportdrank te drinken en een stukje banaan of appel te eten. Ook de strandafgangen heb ik het losse zand gewandeld om energie te sparen. Allemaal volgens plan. Maar aan het einde van het fietspad door de duinen kort voor de vuurtoren heb ik ook een stukje gewandeld en dat was niet volgens plan. En net daar stond natuurlijk mijn vrouw op mij te wachten en naar mij te zwaaien. Mmm niet zo stoer!

Wel kon ik nu mooi mijn windjack inleveren en het startbewijs opnieuw omdoen met mijn nieuwe elastiek dat ik bij de start nog op de valreep gekocht had. Tegen mijn vrouw zei ik te hopen haar zo dadelijk bij Prins Hendrik weer te zien en dat ik het toch weer best zwaar vond. Dat begreep ze, maar haar plan was terugrijden naar de Stayokay om een fiets op te halen en mij tegemoet te rijden. Prins Hendrik leek haar daarvoor te ver. Dat ik niet zeker wist of ik wel door zou lopen na Prins Hendrik, gaf volgens haar ook niet: “uitstappen kun je overal, maar ik heb tijd nodig om die fiets op te halen en ga dat nu dus doen”. En weg was ze, en het was duidelijk dat ik maar weer door moest.

Een beetje mopperend vertrok ik naar wat het zwaarste stuk van de race bleek te zijn. Het eerste stukje langs de camping Robbenjager ging nog wel en zelfs het eerste stukje Waddenzeedijk was in ieder geval in zoverre okay, dat inderdaad de wind weg was. Het eerste stukje was wat fris, zonder windjack, maar al gauw was duidelijk dat het de goede beslissing was geweest. Temperatuur was aangenaam met wind mee. Het is aardig on Vlieland te zien, de loods voor de reddingsboot en de enorm lange steiger voor het veer dat er in de zomer is. En zo was De Cocksdorp dichterbij dan ik mij herinnerde. Maar bij de Lancasterdijk werd het weer minder. Het eerste stukje loop je weer naar het noordoosten en dus weer dwars tegen de wind in. Pff. Ook daar weer een stukje gewandeld. En wat is die Lancasterdijk lang, saai en lelijk. Waarschijnlijk trouwens zo lang, omdat je dan al behoorlijk moe bent, maar toch.

De Schorren zijn interessant, maar hardlopend zie je de vogels niet echt en is het een beetje abstract om te weten dat net hier het dode punt in het tij is, waardoor hier het eiland groeit. Dan komt er weer een stuk binnendijks. Wat is dat Prins Hendrik toch ver! Om je heen zie je ook andere lopers lijden. Eén collega wordt hier al begeleid door zijn vrouw op een fiets. Wanneer ik loop ben ik sneller dan zij, maar natuurlijk niet op stukjes die ik wandel. En dit stuk heb ik om het vol te houden ook maar een paar wandelpauzes ingelast. Dus haalden we elkaar een paar keer in. Heel aardig van de fietsbegeleidster was dat ze ook mij aanmoedigde wanneer ze met zijn tweeën mij voorbij kwamen.

Vanaf het punt dat Prins Hendrik in het oog kwam, weer doorgelopen. Er is misschien niet zoveel publiek langs het parcours, maar zeker bij de wisselpunten van de estafette, is het wel erg enthousiast publiek. En omdat je naam op het startnummer staat, wordt je ook steeds met je naam aangemoedigd. Bij Prins Hendrik was dat niet alleen fijn, maar ook nodig. Zoals verwacht was mijn vrouw inderdaad in geen velden of wegen te bekennen en begon ik me toch aardig brak te voelen. Nu nog even doorzetten langs de uitnodigend gereedstaande bussen van de organisatie, die me zonder meer naar Den Burg zouden hebben teruggebracht.

Beetje zorgelijk is dat ik hier 10 minuten later ben dan de vorige keer en ik in 2011 maar een klein kwartiertje voor de limiet binnenkwam. Meteen na Prins Hendrik is er een mooi stukje tussen twee waterreservoirs en bij de molen. Vlak voor mij gaat een onverlaat fietsbegeleider (niet de charmante dame die ik hierboven noemde) toch over het smalle dijkje, ook al staat er duidelijk dat je dat op de fiets niet moet doen. Ergens hoop je dan toch dat iemand het water inrijdt … Klein eindje verder draai je naar rechts en nog wat verder naar rechts, dan weer links en daar is het gehucht Oost. Dit stuk van het parcours is gelukkig weer wat gevarieerder (stomme Lancasterdijk!). Op het fietspad langs de weg van Oost naar Oosterend, herinner ik me dat in 2011 mijn nicht met mijn dochters in de auto hier langs kwam rijden om me aan te moedigen. Deze keer is ze niet op het eiland. We passeren de kerk van Oosterend net aan de verkeerde kant, om langs haar huis te komen. Vanaf Oosterend krijg ik opnieuw het gevoel dat het gaat lukken.

Toch wandel ik nog twee stukjes voor ik bij de Waddenzeedijk mijn vrouw weer tegen kom, nu met haar fiets. Een mooi moment om nu ook mijn waterrugzak af te staan. Lekker om nu weer helemaal los te lopen. Eigenlijk zou je voor het drinken helemaal op de drankenposten van de organisatie moeten durven vertrouwen. In 2011 was ik echter heel tevreden geweest toen mijn Camelbak te hebben meegenomen. Met het hete weer van toen, was er bij de eerste paar drankenposten te weinig geweest voor de laatste langzame lopers zoals ik. Dus ook nu heb ik mijn rugzakje – een nieuwe en mooiere van het merk Nathan – meegenomen. Nu hoorde ik bij de laatste drankenposten een paar keer dat het laatste beetje sportdrank werd uitgeschonken. Niet erg dapper, maar een volgend keer gaat dus waarschijnlijk weer een rugzakje mee.

Vanaf hier heeft mijn vrouw de spullen op de fiets en het loopt wel lekker licht zo. Ze biedt me geregeld drinken en eten aan, maar ik sla het vrijwel steeds af. Het idee alleen al van een gelletje maakt me misselijk. Uiteindelijk heb ik de hele weg maar twee gelletjes gegeten. Wel bijna overal een stukje banaan of (sinas)appel, maar genoeg is dat misschien wel niet. Mijn kinderen zeggen later dat ik maar eens met gelletjes moet gaan oefenen als toetje na de maaltijd, in plaats van in de tweede helft van een lange duurloop. Volgens hen heb ik ze nu geconditioneerd met uitputting en is dat de reden dat ik ze niet eet.

Kort na het eerste stuk dijk, lopen we naar beneden door de Zandkes. De eerste plek op de route waar het een beetje warm voelt. Eigenlijk is het een klein gebiedje met wat waterplassen en overal er omheen een dijk. Ook weer een goede plek voor vogels. Terug de dijk weer op, kies ik ervoor te wandelen. Daarna weer echt op pad. Nu komt het lange stuk naar Oudeschild. Af en toe komt een snelle loper mij voorbij, maar het zijn natuurlijk estafettelopers van een relatief langzaam team. Al een tijdje haal ik meer sololopers in, dan dat ik door hen wordt ingehaald. Het corrigeert zich een beetje bij de drankenposten, die door anderen hardlopend worden gedaan of zelfs overgeslagen. Het eerste stuk dijk praat mijn vrouw tegen mij aan, en zelfs zeg ik wel eens wat terug. De bocht naar rechts in de dijk komt in beeld en al vrij snel zien we Oudeschild. En wat nog mooier is, het is dichterbij dan ik me van de vorige keer herinnerde. Ook Oudeschild gaat redelijk. Ik drink en eet nog wat bij de laatste drankenpost. Een blik op mijn horloge bevestigt dat het nu wel goed zal gaan.

Bij de Schans rechts omhoog zet ik de tanden op elkaar. Wat is die Hoge Berg toch hoog, als je net meer dan een marathon gelopen hebt! Maar het is een mooi en blij stuk, want je weet dat het gaat lukken. Voorbij de afslag naar de begraafplaats van de Georgiërs denk ik weer aan het mooie boek van Dros, en natuurlijk ook even aan het graf van Jan Knippenberg. Door naar de boerderij boven op de heuvel. Het einde is in zicht. Linksaf de Leemkuil op. En verdorie, ook dat is toch minstens een vals plat omhoog en wat duurt het lang tot je naar rechts mag. Dan tenslotte de Haffelderweg naar beneden. Ik vraag mijn vrouw of ze vooruit wil om de kinderen te waarschuwen dat ik er aan kom, maar ze kiest ervoor achter te blijven en me zo te zien finishen. Bij de finish staan veel mensen en ik word ook helemaal aan het einde van de race nog enthousiast met gejuich en geklap ontvangen.

Finishtijd 6u50’21”. Een aluminium nooddeken wordt me omgeslagen en ik val in een stoel. Meteen staan mijn dochters om me heen. De jongste gaat bouillon halen, maar ik kan het nog niet drinken. Intens tevreden geniet ik er van dat het weer gelukt is.
Na een poosje de Stayokay in, waar mijn vrouw en kinderen regelen dat ik even op een bed kan liggen. Even uitpuffen en dan voorzichtig lopend terug naar buiten naar de sporthal voor een massage. Nooit eerder gedaan na een wedstrijd, maar het was heerlijk. Daarna weer terug naar de Stayokay. Het is echt koud geworden en ik eindig zoals ik begon, klappertandend. Binnen een ‘Skuumkoppe’ (Texels bier) en een warme maaltijd en dan is het tijd voor de laatste boot terug naar wat ze hier noemen de ‘overkant’.

Thuis is het na een paar dagen, puzzelen wat er nu goed ging en wat nu minder. Bijna 10 minuten onder de limiettijd, is ongeveer 5 minuten langzamer dan in 2011, maar laatste stuk vanaf Prins Hendrik was ongeveer 5 minuten sneller. Je kunt het nog niet helemaal vlak noemen, maar het was al beter. Moet natuurlijk nog naar een ‘negatieve split’ en eigenlijk ook een beetje sneller. Temperatuur en wind waren heel anders en uiteindelijk misschien niet beslissend. Deze keer in training minder kilometers gemaakt. Maar echte vraag is voedsel. Wellicht ligt daar de sleutel naar een betere prestatie? In elk geval kan ik me, na twee weken alweer, voorstellen opnieuw voor een ultramarathon in te schrijven. En dat is natuurlijk al een succes op zich!

{b}Johan Barnard{eb}
(Brussel / Den Haag)
woertjb gmail.com