Transvulcania

Koen de Vries: “De laatste 2 kilometer kon ik hardlopend afleggen, alsof het m’n eerste kilometers waren. Wat een animo, een suerte, een animacion. Dit was de Spaanse Elfstedentocht, dat kon niet anders. Het was een eer om eraan mee te mogen doen.”

Er zijn mensen die Lein Lievense een sadist vinden. Wie verzint het nou om een hardloopwedstrijd van meer dan 42 kilometer langs de Zeeuwse kust te organiseren, over het strand en de duinen? Kan dat niet een tikkeltje minder zwaar? Ik kan u melden dat ik Lein persoonlijk erg dankbaar ben, omdat hij mij met zijn dwaze plan voor de Zeeuwse Kustmarathon een nieuwe passie bezorgde. En dat er nog veel grotere sadisten dan Lein op deze aardbol rondlopen. Zaterdag wisselde ik een kort woordje met de uitvinder van de Transvulcania. Deze man bedacht zes jaar geleden de hardloopwedstrijd over zijn eiland. Ruim 83 kilometer lang, met 8500 hoogtemeters (4400m omhoog, 4100m omlaag), langs of over de vulkanen van La Palma. Een compleet idioot idee, maar ook faaaantaaastisch.

Negen jaar geleden waren we veertien dagen op La Palma en vierden er een heerlijke vakantie. Er hing een relaxed sfeertje en de natuur was er prachtig. Toen ik in december op internet op de Transvulcania stuitte, wist ik het daarom meteen: daar wilde ik aan mee doen. De afstand van 83 kilometer verdrong ik naar de achtergrond. Wat me prachtig leek, was hardlopen over de kam van het eiland, boven de wolken, door de ongerepte natuur. Ik schreef in, kocht vliegtickets voor mij en Marina en huurde hetzelfde huisje tussen de bananenplantages als negen jaar geleden. We kregen nergens spijt van. Dit was een van de mooiste vakanties ooit.

Zaterdagmorgen om kwart voor vier liep de wekker af. We moesten voor 5 uur met de auto voorbij Fuencaliente zijn, anders mochten we de berg niet verder af. Om 6 uur was de start op het zuidelijkste puntje van het eiland, bij de vuurtoren op 4 meter boven zeeniveau. Het was er al enorm druk. Parkeren was moeilijk. Op 2 kilometer van de start konden we de auto kwijt en moesten we verder lopen. Omdat pas om kwart voor zeven de zon opkwam, moesten alle 1650 deelnemers met een lampje op het hoofd starten. Wit van voren, rood van achter. Toen de hele meute zich in beweging zette, gaf dat een idyllisch effect. Een lang rood/wit lint de berg op. Sprookjesachtig.

De eerste vulkaan die we aandeden was de Teneguia, de enig nog werkende van het eiland, op 427 meter hoogte. Gelukkig stond de wind gunstig en bleef ons de lucht van rotte eieren bespaard. Toen kwam de San Antonio (541) en renden we in het schemerduister door Fuencaliente. Ondanks het vroege tijdstip was het hele dorp uitgelopen. Rijen dik stond het langs de weg, iedere voorbijganger werd toegejuicht alsof hij de vijand zojuist uit het dorp verdreven had.

Daarna gingen we het bos in. Links kwamen we langs de Fuego (1248) en de Montana Pelada (1441), rechts kwam de Volcan Martin (1529) en daarna liep het pad recht over Montana Cabrera (1526) en de Caldera de Bucaro (1694). De harde ondergrond had daar al lang plaats gemaakt voor vulkaanzand, waar je tot je enkels inzakte. Het was jammer dat mijn parkoerskennis niet optimaal was. Ik had verwacht over een geleidelijk stijgend pad te lopen, maar het bleek steeds op en af te gaan. 200 meter omhoog, 100 meter naar beneden, dat werk. In elk geval zwaarder dan ik verwacht had. Voordeel was wel dat je op de toppen fantastische uitzichten had. Rechts dook regelmatig Tenerife op, met zijn machtige vulkaankegel Teide, daarnaast het eiland La Gomera, linksachter El Hierro en linksvoor, diep beneden ons, de vallei met Puerto Naos en zijn bananenplantages. Met daarin ergens in ons huisje.

Het ging nog steeds omhoog: langs de Vulcan Cubito (1864), over de Volcan Le Deseada II (1931) en de Pico Nambroque (1936). Vandaar liep het eindelijk naar beneden, naar het reacreatiepark El Pilar, op 1455 meter. Marina stond er op me te wachten. Het enige scenario dat we serieus besproken hadden, was dat ze me daar mee zou nemen naar finishplaats Los Llanos de Aridane. Ik had lekker getraind voor de Transvulcania, maar 14 dagen voor de start kreeg ik dikke last met m’n linkerachillespees. De ultieme 60km-plustraining bleef uit, wat fietstrainingen waren het alternatief. Die pees bleef klieren, ook op La Palma. Na die 28 km van Fuencaliente naar El Pilar zou het waarschijnlijk wel over zijn.

Maar dat was niet zo. Niet m’n linker- maar m’n rechterachillespees voelde ik onderweg het meest, maar niet zodanig om op te geven. Ik voelde nog wat energie en die nam in hevige mate toe dankzij de toejuichingen van de duizenden toeschouwers in El Pilar. Ik kreeg er het Coolsingelgevoel en meldde Marina stoer dat ik doorging. Zelden zo’n verbaasd gezicht gezien. M’n camelbag met water bijgevuld, een stukje banaan gegeten en gaan! Nog maar 55 kilometer.
Op het redelijk vlakke stuk van een km of zes dat volgde was het lekker herstellen. Pas na de Reverton pass (1416 meter) ging het weer omhoog. Vanaf daar beklom je de rand van de Caldera de Turbiente, een gigantische krater met een doorsnee van een kilometer of 15. Op de rand bevond je je soms 2 kilometer boven het laagste punt van de krater, dat ergens steil beneden je lag. Hier ergens ontmoette ik een man uit Puerto Tazacorte. Hij sprak geen woord Engels, mijn Spaans beperkt zich tot 25 woorden en toch hadden we lange gesprekken. Zijn dorp lag aan zee, op zes kilometer van de finish, vertelde hij me. Hij zou er een koud biertje drinken en dan pas verder gaan. Puerto Tazacorte lag dertig kilometer verderop, maar hij verheugde zich er nu al op. Het parkoers zou nu op en af gaan, zei hij, en was niet al te steil. Ik wist dat na 58 km het zwaarste eraf zou zijn. Dan bereikten we het hoogste punt van de Transvulcania, de Roque de Muchaches, op 2426 meter. Dan zou het bergafwaarts gaan.

Op de Roque de Muchaches is een sterrenwacht gevestigd, bekostigd door vele landen, waaronder Nederland. Al van ver zag je de koepels liggen. Op de Punta de La Roques (2065m), Pico de la Sabina (2137), de Pico de la Nieve (2232m), de Piedro Llana (2314m), de Pico de la Cruz (2351m), de Fuente Nueve (2370m), steeds dichterbij kwamen die koepels. Maar ze bleven toch wel lang weg… De lucht was ijl, de krachten vloeiden langzaam weg uit m’n benen, het water raakte op. Mentaal kwam ik er een beetje door te zitten, maar uiteindelijk liepen we dan toch langs de koepels. Gehaald! Dacht ik.

We waren er nog niet! 300 meter boven me stond er nog zo’n koepel. Daar moesten we naartoe. Toen ik daar eindelijk was en er volledig uitgepeerd in een tent een glas ijskoude cola en een heerlijke pastamaaltijd kreeg, stroomden de tranen over m’n wangen. He? Was ik dit? Waarom zat ik hier te janken? Dit was onbekend terrein. Ik was mentaal even gesloopt, geloof ik, en had m’n emoties niet meer in bedwang.

Beschaamd keek ik om me heen. Ik geloof niet dat iemand het zag. Snel droogde ik m’n tranen en at m’n bord leeg. Verder ging het, in 20 kilometer van 2426 naar 0 meter. Nog ging het soms bergop en waar je moest afdalen, ging het niet erg hard. De meeste stukken waren erg technisch met zand, grind, keien of enorme steenbrokken. Vaak met gapende gaten of kleine afgronden, waar je moest springen of schuifelen. M’n benen wilden niet meer, ik vertrouwde m’n eigen waarnemingen niet helemaal, het ging bergaf eigenlijk net zo langzaam als bergop. Links en rechts werd ik voorbijgestoken door snelle Spanjaarden, die wel vertrouwd waren met de omstandigheden.

Ik had Marina gezegd dat ik rond 7 uur verwachtte aan de finish te zijn. Later belde ik haar met de mededeling dat het negen uur of misschien wel half tien zou worden en halverwege de afdaling, waar ik weer even verbinding had, sms’te ik dat het nog wel een uur later zou worden. Net voor donker arriveerde ik in Puerto Tazacorte. Ik kreeg er een heldenontvangst, met dank aan de Spaanse vriend die ik boven op de berg ontmoet had. ,,In Nederland heb je geen bergen”, riep hij zijn dorpsgenoten toe terwijl hij naar mij wees. Ze vonden het prachtig dat ik toch over hun terrein was gelopen. Ik kreeg een glas bier, dat ik beleefd weigerde en moest met iedereen op de foto.

Toen was het tijd voor de laatste zes kilometer. Onder luid gejuich en met kippenvel over m’n hele lijf ging het naar Los Llanos de Aridane, 330 meter hogerop. Met het lampje op het hoofd. Het was pikkedonker, zo hier en daar stond gelukkig een parkoerswacht om de weg te wijzen. Op dat laatste stuk passeerde ik twee volwassen mannen, huilend omdat ze die laatste stijging niet meer in de benen hadden. Helemaal uitgepeerd, fysiek en mentaal. Ik kon ze een aspirientje aanbieden, een gelletje en een beetje water. En de aansporing ‘animo’, die ik onderweg wel 10.000 keer had gehoord.
Kilian Jornet, het Spaanse wonderkind, was meer dan acht uur eerder als eerste door de straten van Los Llanos gesneld, aangemoedigd door duizenden schreeuwende en klappende Canariërs. Op You Tube kun je wel zien hoe dat gegaan is. Toen ik er liep, leken ze er nog allemaal te staan. De laatste twee kilometer kon ik hardlopend afleggen, alsof het m’n eerste kilometers waren. Wat een animo, een suerte, een animacion. Dit was de Spaanse Elfstedentocht, dat kon niet anders. Het was een eer om eraan mee te mogen doen. En om hem uit te lopen.

Ik arriveerde als 883e van de 984 finishers. In 16 uur, 14 minuten en 37 seconden. Dat slakkentempo was ik al snel vergeten. Zo’n 700 medestarters hadden het niet gehaald en ik als ‘flatlander’ wel. De nacht na de Transvulcania kon ik nauwelijks slapen en de nacht daarna sliep ik ook slecht. In de tussentijd prikte ik zeven blaren door en kwam ik heel moeilijk van de trap. Dit was prachtig, maar nooit meer, zei ik tegen Marina. Maar nu ik dit allemaal heb opgetikt, voelt het heel anders. Met de Kustmarathon ben ik voorlopig nog niet klaar. Maar hoe zit dat met de Transvulcania? De twijfels worden steeds groter.

Koen de Vries

NB. Op het blog van Koen de Vries staan een aantal mooie foto’s die duidelijk maken in welk soort landschap de Transvulcania wordt gelopen: http://mauricesteketee.wordpress.com/2013/05/15/transvulcania-2/