Natuurlijk volstond mijn povere voorbereiding niet om een “gemakkelijke” race van dit caliber te lopen. Maar wat wil je? Pas in juni lieten mijn weerbarstige hamstrings toe om een beetje met een aangenaam gevoel te kunnen lopen. En dan was er natuurlijk de ontembare drang naar avontuur. Google en internet deden de rest. Tropisch regenwoud, de vulkaan Mont Pelée, bananen- en suikerrietplantages, hagelwitte zandstranden en palmbomen, voeg hierbij nog een 5250 te overwinnen hoogtemeters en een respectabele afstand van het 134 km en het beestje was niet meer te houden. Ook Carine was dadelijk te vinden voor een weekje strandvakantie en onze 4 jongens konden eindelijk eens bewijzen dat ze zelfstandig konden zijn…iedereen tevreden dus!
De website van Club Manikou deed al het beste vermoeden en ik kan alleen maar beamen dat de organisatie, die overigens ook 2 kortere afstanden (nl. 58 km en 33 km) in haar programma had staan, goed was. 2 uitgebreide briefings met filmmateriaal lieten niets aan het toeval over om de deelnemers zo goed mogelijk in te lichten over wat hun te wachten stond.
De wedstrijd start zaterdagmorgen om 03.00 en er wordt ons de gelegenheid geboden om vrijdagavond met de bus naar de startplaats Grand Rivière te rijden. In een grote sporthal kunnen we ons luchtmatrasje spreiden om nog wat te rusten wat me traditiegetrouw voor een zware wedstrijd goed lukt. Ik ben dan ’s morgens als één van de laatsten uit mijn slaapzak om mij klaar te maken. Ontbijtje, veel drinken en nog veel meer zalf op de delicate plaatsen, vooral de voeten, alvorens we ons naar de startboog begeven. Mijn grote sporttas met douchegerief, reserve-kledij en –schoeisel kunnen we hier deponeren voor een eventueel weerzien om de 2 grote verzorgingsposten. De sfeer knalt hier uit de luidsprekersboxen en Canal + is alom tegenwoordig met een equipe van een 60-tal personen ter verzorging van een live-coverage. Toch hangt er een schaduwvlek over de organisatie. Alle lopers krijgen voor de start een blauwe arme band om aan Benoit te denken. Benoit, een Bretoense medeloper die eerder van de week niet thuiskwam van een parcoursverkenning is nog altijd spoorloos en op dit moment wordt nog altijd met man en macht naar hem gezocht. Tijdens de speech van de burgemeester schuil ik even voor de regen onder de beschermende vleugels van de levensgrote engel in de kerstal. Klokslag 3 zijn we weg en verstop me midden in het grote pak om de eerste slalommende kilometer doorheen het stadje in precies 6 minuten te ronden.
Dan staan we plots in de file aan de voet van de 1345m hoge vulkaan. De klim loopt geleidelijk omhoog, afwisselend over kleine paadjes en betonstroken, onder een weelderige begroeiing maar hogerop wordt de klim grilliger. De laatste kilometers dienen meermaals 1-meterhoge trappen genomen te worden soms met behulp van een laddertje soms is het gewoon met handen en voeten. Op de top waait er een frisse wind, nog steeds regen en hangt een zichtbelemmerende wind. Toch zijn we vrij vlot boven want na 2h 5 minuten glijden we al op de oneffen vettige kraterrand. De afdaling is op enkel technische stukken na vrij goed te doen. De op papier grootste hindernis van het parcours was echter niet meer als een goede opwarming voor wat nog komen zou. De tocht doorheen het regenwoud, waarbij regen en onweer ons 10 uur zouden vermaken, was van een ander caliber. Tot aan het basiskamp Saint Joseph op km 49, na meer dan 10 uur wedstrijd, valt er amper nog iets te lopen. Soms is het al een hele kunst om gewoon recht te blijven staan. Om de stuk “jungle” in enkele woorden samen te vatten : modder, glijden, vallen en opstaan, touwen, regen…maar bovenal één worden met de natuur, alomtegenwoordige oerwoudgeluiden, lianen, immense groene flora. Voor de loper weinig soeps maar voor de avonturier des te meer. Eénmaal tijdens een zeer gladde afdaling kom ik ’s nachts in botsing met een stekelboom, waarvan de stam volledig bedekt was met 2 tot 3 cm lange zwarte dunne naalden. Na ons contact nam ik er zo’n 50 tal van hem over op mijn linkerhand. Uittrekken met mijn modderhanden in het donker was geen optie dus wrijven we ze er wel af. De restantjes die enkele mm in mijn huiden bleven steken neem ik mee als souvenir. In Saint Joseph zit het zwaarste deel erop. Helaas bleken mijn quadriceps ook al redelijk gesloopt door al de uitgehaalde acrobatentoeren. Bij de verplichte medische controle blijk ik nog in perfecte conditie, alvast wat betreft lichaamstemperatuur, bloeddruk en suiker. We nemen tijd voor een douche en kunnen de voeten een beetje opkalefateren. Door het voortdurend geploeter door de modder, dikwijls tot 20 cm diep, waren mijn schoen omgetoverd tot 2 micromodderbaden. Het voortdurend geschuifel op en af was er helaas op de duur iets te veel aan. Hopelijk kan een nieuwe laag zalf en propere sokken de pijn binnen de perken houden. Een bordje rijst/kip en een bordje pasta/kip, het vloeistofpeil terug bijvullen, enkele lieve woordjes van Carine en ik kan terug op pad. Het tweede deel van de trail bestaat uit veelal landelijke paden door bananen- en suikerrietplantages. De regen had intussen plaats gemaakt voor een vochtige, broeierige 30 graden. In combinatie met mijn gehavende lichaamsdelen niet echt motiverend om er direct terug een goei lap op te geven. Te meer daar er nog enkele zware passages te wachten stonden en dat finishen nog altijd het doel was. Tot aan de voet van Montagne des Vauclins werd dus zeer behouden gelopen. Hier mochten we de kruisweg “by night” bedwingen en dit werd het ook zonder overdrijven. In de aanloop kwamen we al een loper tegen die zei dat het onbegonnen werk was en die de handdoek in de ring geworpen had. Mijn tactiek was simpel : iedere centimeter die ik won was 1 centimeter dichter bij de finish. De eerste meters was dit erg letterlijk te nemen. De steile modderhelling had totaal geen grip. Op handen, knieën en voeten, met dank aan de enkele grassprieten raakte ik op de nipper vertrokken op zoek naar de kruisbeelden. Na het eerste kruisbeeld had de organisatie over een paar honderd meter touwen gezorgd om ons wat houvast te bieden. Maar ook mijn handen hadden al blaren van het eerde klauterwerk. Dus een optimale oplossing was het niet maar het hielp wel. Als we uiteindelijk aan de afdaling mochten beginnen was deze zo mogelijk nog helser. Het werd één grote glijpartij tussen kruisbeelden, wortels en hier en daar een stuk rots. Een vijftal keer smakte ik/ of smeet ik me tegen de grond om tot stilstand te komen. Gelukkig bleef de averij bij mij beperkt tot wat schrammen op mijn rechterarm en benen. Wie post twee haalt bij Vauclins geraakt ook aan de finish, zo was ons op de briefing beloofd. Dus we waren op goede weg maar eerst tijd maken voor de nodige verzorging. De douche deed deugd evenals terug droge propere kleren. Ik was blij dat ik de enkele kilo modder in mijn tas kon achterlaten. De podoloog deed bijna een half uur zijn stinkende best maar toveren kon hij ook niet. Mijn tanden waren zo ongeveer het enige wat nog goed was dus zouden we hier maar wat harder op bijten. Met het opkomen van alweer een volgende dag bereikten we ook de mooie stranden aan de Caraïbische zee. Ik maakte al eens tijd om een schelp te rapen of om even te verpozen om even deel uit te maken van een levensechte “ansichtkarte” en zo toch ook nog maximaal genot te halen uit deze “race”. Na 32 uur en een half loop ik in Saint Anne onder luid applaus en aanmoedigingen onder de aankomstboog en finish ongeveer in 90 ste positie.( voorlopig nog niet in de officiële uitslag) Van de 342 starters bereikt minder dan 60 % de finish. Het werd één van de meest memorabele loopjes die ik al volbracht, een schitterend avontuur … en daar deden we het tenslotte toch voor.
Edwin Lenaerts