Verslag Gilze Ultraloop

Jeroen Romeijn: “Daar zit hij dan – vaders – op zijn fiets naast me – onvoorwaardelijke steun. Iets wat mede de reden is dat ik vanmorgen in mijn zwart witte tenue acte de présence gaf tijdens zes rondjes om de kerk van Gilze.”

21 maanden is hij oud – heeft al 63x zoveel haar als zijn vader, maar we hebben beide het geduld van een paperclip.

Logisch als je twee en een half pak Brinta groot ben, waanzin als je reeds tien jaar hardloopt.

Toch is hij – Finn Jeroen Jan Romeijn de reden dat ik nog hardloop. Al vele malen heb ik aan stoppen gedacht, maar iets in hem drijft me ertoe dat ik elke avond in het donker mijn Nikes strik en eenzaam mijn kilometers afwerk. Heimwee heb ik op het moment dat ik de deur achter me dichttrek, maar de wil wint het van de emotie. (Meestal)

Hij speelt in bad met de blokjes en ik kijk op mijn telefoon wat er op het schema staat. “Wat gaat papa doen?” hollen zegt hij en daar ga ik…

Afgelopen winter besloot ik dat als ik ooit mijn droom wilde waarmaken (sub 7) ik eens hoognodig dingen moest gaan verbeteren. (Lees aanpakken)

Stap 1: trainer zoeken. Via Bert Flier (zeer verdienstelijk triatleet) kwam ik in aanraking met Marjolein Bil (zeer verdienstelijk ultra-trailster).

Stap 2: voeding verbeteren. Ontbijten bijvoorbeeld, minder cola, biologisch vlees, minder trappisten drinken (au!), a la Bob Stultiens aan de chia zaden en meer van dat soort ongein.

Stap 3: leren vlak lopen (au au au!)

Stap 4: krachttraining. Elke week 2x buikspieren kietelen op het kleed in de woonkamer en 1x halter sessie van 45 minuten. Als hoesten de dag erna zeer doet weet ik dat ik nog heel veel werk heb te verzetten.

Stap 5: geduld geduld geduld

Na 11 weken trainen – 2 korte griepjes en een vervelende smak tegen de deurklink stond ik vanmorgen vol vertrouwen aan de start van opdracht 1 dit seizoen. Met gemiddeld 127km per week in de benen vertrok in met maar 1 opdracht: negativ split lopen over 62,5km. (En vooral niet te gek doen!)

Even wat anders als: Pang. Erin vliegen. Werelds beginnen. Half dood eindigen in vaak teleurstellende tijden.

Finn pakt de blokjes en nog geen minuut later valt zijn oog op zijn speelgoed vrachtwagen (Wawa in zijn vocabulaire). Al toeterend ziet hij een puzzel en via Jim Jam (kanaal 41 op de schotel televisie) spelen we opeens kiekeboe. Ik herken zijn speelpatroon terug in mijn bovenkamer vol loopwaanzin.

Geduld is mijn slechte eigenschap en laat dat nu o zo belangrijk zijn om ooit maar in de buurt te komen van die magische 6 op de klok. (Of überhaupt de finish Romeijn hoor ik u denken. Of überhaupt aan de start. mafkees!… Ondergetekend de critici)

Het gelijk is aan u. Zelfkennis noem je dat.

Mister 28km – op een grote steen langs de Dordogne – op kilometer 28 (van de 100) slik ik de pijn van het ongeduld in – dikke krokodillen tranen maken deze wanvertoningen compleet. Duizend kilometer terug in de auto zonder een woord voelen pijnlijk – vaders zwijgt wijselijk en Romeijn likt zijn wonden. De grapjes aan de kantine tafel op het werk neem ik als een man, zeer doen ze wel, maar eigen schuld….

Er staat en fles alcohol op de stoep bij thuiskomst. Vriend Rob snapt wat ik nodig heb en ik bezat me – 28 slokken verder val ik in een diepe slaap. Dromend over de resterende 72 kilometer (dat dan weer wel).

Zolang je maar blijft opstaan mag je vallen.

Daar zit hij dan – vaders – op zijn fiets naast me – onvoorwaardelijke steun. Iets wat mede de reden is dat ik vanmorgen in mijn zwart witte tenue acte de présence gaf tijdens zes rondjes om de kerk van Gilze.

Zwart-wit, ik hoop dat ik ooit daar vanaf kom. Vandaag is een belangrijke dag.
Racen zonder erin te vliegen, verstand gebruiken en vooral geduld. Geduld. GEDULD!

Ook al is de ultraloop van Gilze een niemendalletje van jewelste, in mijn bovenkamer vol loopwaanzin is het een belangrijke dag in mijn agenda. Rode marker stift. Streep.

Samen met de trainster spreek ik af om vier ronde me rustig te houden. Ronde 5 harder als 4 en ronde 6 harder als vijf.

Op papier te doen, maar met mijn bovenkamer een serieuze opdracht.

Denk niet wit (denk niet wit) Denk niet zwart (Denk niet zwart)
Denk niet zwart-wit zingt Frank Boeijen in mijn brein.

…maar in de kleur van je hart.

Met vaders naast me op de fiets en Finn in mijn hart begin ik aan de race.

409 415 412 412 415 412 417 415 417 418 – 44:11 als eerste ronde. Elke ronde 500ml sportdrank en 1 gelletje moet ervoor zorgen dat de vaart erin blijft.

408 410 413 – hagelbui, tot op mijn boxershort aan toe zeiknat – 417 417 415 (436) – kilometer incl. plaspauze van twintig seconde – 414 427 419 – 44:41 voor ronde twee. Het is koud en guur en de drang om te moeten plassen is er continue.

413 415 419 (440) – plaspauze twee – 419 415 411 417 415 416 – ronde drie 44:57. Langzaam krijg ik het weer warm en nog maar 10km mezelf inhouden.

413 411 (430) – plaspauze drie – 413 416 413 411 412 414 417. Het draait soepel en de nieuwe regenbui doet me niets. 44:21 voor ronde vier.

Eindelijk er mag versneld worden – met beleid – 413 409 408 410 409 408 407 405 (424) – plaspauze vier – 402 407 ronde vijf 43:11.

Laatste ronde 407 403 359 402 403 406 402 402 402 406 402 358. Kilometer 62 is de snelste en na 4uur23 kom ik als een gelukkig man over de streep. Negativ split van ruim vier minuten. Ronde zes in 42:04.

‘S avonds breng ik Finn naar bed. Na een kus vraag ik hem: “wat gaat papa morgen doen?” Hij lacht en roept hard…

hollen.

Jeroen Romeijn