Helipad, where trail meets tarmac

Michiel Panhuysen: “Mijn lijf maakt kenbaar dat het bestaat. Meer dan me lief is. Ik wandel, strompel, dribbel, hink en wandel weer wat. Kilometers trekken als mijlen voorbij. Ik bén, zoveel is duidelijk, maar meer dan dat is er niet.”

Een meeting van duracell konijnen op koningsdag. De plek des onheils was een cirkel rondom het Drielandenpunt B-NL-D. Ons excuus: het Hertog Limburgpad, niet meer dan een vage omschrijving uit een stoffig boekje dat een update behoeft, door ene Willem Mucher geüpgradet (zo schrijf je dat volgens mij echt) naar een trail/tarmac-‘hybride’. 147 km met een start en finish in het Belgische Limbourg.

De duracell konijnen: Wilma’s Dierx & Visser, Erwin Borrias, Renske & Ernst Jan Vermeulen, Nicole Maalsté en ik, zei de gek. En Willem natuurlijk, die naast racedirector, initiator en vrijwilliger ook nog eens solo aanmoedigpubliek en communicatiemanager was. Een solo organisatie uit het hart gegrepen. Veel woorden om een kleinschalige loop te omschrijven.

Van wedstrijd kwam weinig terecht, daarvoor was het te gezellig. Maar een boeiende ervaring werd het zeker.

Het Helipad (Hertog Limburg pad, HLP) is een lap asfalt waarvan een trailloper terplekke een hartstilstand krijgt. Verder is het vanuit trailoogpunt wat te vlak. In de beleving van kilometervreters als Erwin Borrias of Wilma Dierx is het echter iets totaal anders. Zij werden op het HLP niet goed van die eindeloze klimmetjes door uitgestrekte wouden en graspollenpaden die een aanslag vormen op enkels. Een uitdagende combi dus, voor niet-hybride lopers. Het deed me sterk denken aan de Grand Trail du Nord, een trail over asfalt, de mini 100 mijler van Duinkerken naar Lille. Typisch ook dat Erwin en Wilma zich daarvan de eindeloze kilometers ingewikkelde grasdijkjes herinnerden, terwijl bij mij van dat Noord- Franse avontuur alleen nog de 90 km saai en meedogenloos asfalt op het netvlies staat gebrand. De GTN en het HLP zijn van alles wat.

Na 50 km houdt Nicole’s knie het voor gezien. Willem haalt haar op ergens tussen Aken en Kerkrade, bij het begin van de avond. We zijn dan een uur op zeven onderweg, na een eerste ravito (Willem in een ijssalon) in Vaals na dik 30 km. Het is spijtig dat Nicole ons verlaat, we lopen al een stevig aantal uren in groepsverband en het gaat er gemoedelijk aan toe.

Met zes man gaan we de nacht in. Na een rondje door Duitsland komen we na 75 km op de tweede ravito (Willem en Nicole met haar moeder) in een scoutinghonk in Kerkrade. De verzorging is prima, en tot Kerkrade was er een overleefbare verhouding asfalt/trail, al was het gekift over wat nu asfalt was en wat trail niet van de lucht. Volgens Erwin liepen we al over een trail als er een boom naast een weg stond. Voor mij begon dat traildeel pas daar waar het niet meer mogelijk was om regelmatig te lopen. We leken wel een stel oude wijven.

Wilma Visser gooide de handdoek in de ring in het Kerkraadse. De intervaltraining van de dag ervoor en de ad hoc beslissing om deel te nemen bleken niet de juiste voorbereiding voor dit tochtje.

Rond middernacht verlieten we het scoutingnest in een zuurstofrijke regenbui. Een sadistische hoeveelheid asfalt over de plateaus van het Limburgse en Duitse heuvelland volgde, om in Mechelen (NL) in de achtertuin van Sjef uit te komen. Sjef’s voor de gelegenheid opgeruimde schuur was een mooie derde ravito op 100 km. Wilma en Erwin trokken ons treuzeltempo niet meer en vertrokken eerder richting de laatste ravito in Val Dieu, voorbij de Voerstreek, nabij Aubel. Een dik kwartier na het vertrek uit Mechelen van deze langeafstandsspecialisten (dat ben je toch als je af en toe dwars door Frankrijk loopt, een Spartathlon loopt, of binnen 24 uur 220 km weet af te raffelen) haakte ik aan bij de Vermeulens om de aanval op de twee koplopers in te zetten. Het tempo lag voor een amateur als ik gruwelijk hoog.

De Vermeulens zijn een verhaal apart. Ze beginnen iets myhtisch te krijgen, met hun snellle aaneenschakeling van loperijen, uit angst om over een paar jaar achter een rollator voort te bewegen. In april liepen zij naast dit HLP ook Limburgs Zwaarste (100km) en de JUNUT (230km). Hoezo, ‘enigszins doorgeslagen’? Inhumane praktijken, vind ik het maar.

Ik ben blij dat Ernst Jan mij helpt om Renske wat te temperen in snelheid. Samen lukt het ons om haar redelijk in toom te houden. Ergens op de Nederlands-Belgische grens wordt het dan spoorzoeken in een bosje. Het is een uur of vijf in de ochtend en erg helder zijn we niet meer. Het GPS lijntje volgen wordt een uitdaging op zich. Op enig moment zien we twee bewegende straatlantaarns in het bos. Het blijken geen hallucinaties, maar Wilma en Erwin. Erwin zit stuk. Te trail, te gedoe, te laat in de nacht, uit vorm, gebroken. Ik geef hem een cafeïne gel en we praten Erwin op weg. Met hangen en wurgen komen we bij het krieken van de dag op ongeveer 120 km aan bij Val Dieu, waar Willem in zijn auto met mobiele ravito een kwartiertje slaap probeert te pakken. Inmiddels heeft hij bij het radioprogramma ‘Vroege Vogels’ zijn verhaal mogen doen, vanuit zijn bolide. Eigenlijk was het meer het verhaal van een late vogel, maar dat werd hem door de radiomakers vergeven. Erwin haakt af in Val Dieu. Ik ben enigszins onder de indruk. Als zo’n Spartathleet op deze asfaltvlakte sneeft, wat heb ik hier dan te zoeken? Erwin ziet het anders. Zoveel obstakels op zijn pad is best vermoeiend. In de Transgaule zijn die onverharde stukken op 1200 km teruggebracht naar een kilometer of vijf. Dat stemt een loper als Erwin vrolijk. Voor mij zijn het verhalen van een andere planeet.

Dan het laatste stukje. Nog 30 km als toetje. Inmiddels is het goed ochtend en ontwaakt België. De zon voelt gelijk als heet aan, we zijn allemaal brak van een nachtje zonder slaap en de kilometers hebben hun effect. Bij resterende mannen dan toch vooral. Renske en Wilma lopen soepeltjes alsof ze een traininkje afwerken. Bij Ernst Jan is het duidelijk dat hij aan zijn derde stevige loopje binnen vier weken bezig is. Zelf schakel ik langzaam maar zeker over op de ‘survival modus’. Ik neem slechts het noodzakelijke waar en probeer mijn krachten efficiënt te gebruiken. Het doet pijn. Alles doet pijn. Ik ben stijf als een plank. Ik tel de kilometers af. Dit is het boeiende deel van al dat geloop. Hier doe je het voor. Ik noem dit voor mijzelf de ‘ultra-fase’. Het stuk waar je voorbij jezelf gaat. Eigenlijk hield mijn HLP op waar Erwin in de auto stapte bij Willem. 120 km is een mooie loperij, tenslotte. Tot daar was het vrij ver, maar te behappen. Van Val Dieu naar Limbourg loop ik door een ‘twilight zone’. Mijn geest wil niets, is uitgeschakeld, accepteert het noodlot. Mijn lijf maakt kenbaar dat het bestaat. Meer dan me lief is. Ik wandel, strompel, dribbel, hink en wandel weer wat. Kilometers trekken als mijlen voorbij. Ik bén, zoveel is duidelijk, maar meer dan dat is er niet. Spiritueel haast. Mijn schenen trekken en staan op instorten. Ergens word ik opgewacht door een net iets te frisse Wilma. Waar haalt ze de energie vandaan? Het is of ze de hele nacht in bed gelegen heeft en net haar loopschoenen heeft aangetrokken. Alsof ze niet al een kleine 24 uur onderweg is. Ze zingt een vrolijk liedje. Over eendjes of zoiets. Zot wijf. Renske kweelt mee. Ik denk aan Joe Simpson die in Touching the Void na een bijna fatale val uit een ijswand hoog in de Andes na een lange omzwerving met een gebroken dijbeen kruipend over het pad terugkeert in het basiskamp (dwars door de latrines van het kamp tijgerend). Joe verliest vlak bij zijn redding half zijn bewustzijn en hoort in een droom/hallucinatie een nummer van Boney M (het is lang geleden) en denkt: ‘Neeeee!, bespaar me dit! Ik wil niet sterven met muziek van Boney M!’

Maar ik kan zoveel woorden niet eens meer bij elkaar verzinnen. Het turbo Wilma wezen drijft me op. Slavendrijfster! Ze spoort me aan te lopen tot een volgende boom langs de weg, een volgende hek en nog een verkeersbord. Het verstand zegt ‘nee!’ De schenen schrijnen, scheuren en ontploffen. Het asfalt boezemt angst in, iedere stap is een pijnlijke schok op mijn knieën, mijn heupen, mijn enkels. ‘Mijn god, welke geesteszieke beul bedacht ooit dat rennen op asfalt uit het Wetboek van Strafrecht moest worden gehouden. Dit staat bijna gelijk aan genocide….’. Ik benader de snelheid van de drie beulen. Even.

De laatste 3 kilometer naar Limbourg duren eindeloos. Het tempo is teruggezakt naar een getal onder nul, mijn medelopers zijn een stuk vooruit. Ik hoop dat ze lekker doorlopen naar de finish van deze hel, en me in mijn sop laten gaarkoken. Maar nee! ‘Het HLP laat je de gifbeker helemaal leegdrinken’, merkt Ernst Jan op, nadat het drietal me weer heeft opgewacht. Hij heeft gelijk. Ik zie alleen nog drie huppelende wezens om mij heen op het laatste stukje naar de meet, hoewel ik me achteraf niet kan voorstellen dat niet ook zij wat leed in de benen moeten hebben gehad. Punt. Limbourg.

Het bruggetje over en dan is het klaar. Na 1d.1u.24m. mogen we ons rugnummer inleveren. Bij wijze van spreken dan.

Na een douche in de gymzaal naast de finish praten we even na met wat vloeibare en vastere koolhydraten op een historisch pleintje in het oude stadje. Het HLP, Helipad of Hertog Limburgpad gaat een tweede versie krijgen, dat staat wel vast. Hoe en waarom zal komende maanden duidelijk worden. Kleinschalige initiatieven als dit zijn mooi en enerverend. Autonomie, creativiteit en volhardendheid in combinatie met een directe band tussen lopers en de organisatie. Lopen in een zeer pure vorm. Willem en alle anderen die erbij waren: bedankt!

Epiloogje: De dag na het HLP strompel ik door Parijs, waar ik bij een uitgever een contract onderteken voor een boek. Over iets heel anders dan lopen, gelukkig. Dinsdag heb ik in Parijs dan een ontmoeting met Fabien, de Franse Canal Plus filmman, die mij volgde in de Barkley, een maand geleden. We flashbacken Tennessee naar ons Parijse terrasje. Alsof we al jarenlang een emotie delen. Als Fabien even weg is denk ik terug aan het HLP. ‘Wat een afstand’, denk ik in meerdere dimensies tegelijk. En word twee seconden heel emotioneel. Twee seconden. Maar heel emotioneel. Even later omhels ik een beduusde Fabien, neem afscheid en hink naar de metro.

Michiel Panhuysen