Zuidwesterstorm

Endy Kasanardjo: “Ik zal het ook nooit leren. Waarom in de winter in korte broek starten terwijl ik weet dat ik het na een tijdje toch koud krijg en dan toch die lange broek aan moet doen?”

Ik zal het ook nooit leren. Waarom in de winter in korte broek starten terwijl ik weet dat ik het na een tijdje toch koud krijg en dan toch die lange broek aan moet doen? Waarom elke keer weer die stomme smalle trail schoentjes aan met veel te dunne zolen en voor op het asfalt zinloze noppen? Waarom weer rundvleesworstjes meegenomen terwijl ik weet dat ze na 40 kilometer kuchdroog en bagger smaken? Waarom überhaupt eigenlijk inschrijven voor de DCURbN en starten met zuidwester storm terwijl ik in bed had kunnen liggen? Het is de hardleersheid, het is het uitproberen of het deze keer wel kan, het zijn de 100 kilometers die geduldig op me liggen te wachten tussen Den Helder en IJmuiden, het is de wind mijn grote vijand die ik deze keer te slim af wil zijn.

Aldus stap ik vrijdag 9 januari om half 8 het hotel Wienerhof binnen. Er wordt druk gebridged maar verder is er nog geen hardloper te zien. Zo die heb ik in de pocket denk ik bij mezelf, kan ik thuis in ieder geval zeggen dat ik de eerste was bij de DCURbN 2015. De jongen achter de bar wist van niets. Nou ja, bij nader inzien meende hij zich vaag iets te herinneren van vorig jaar, toen was er ook sprake van hardlopers en verzamelen. “Ga je hardlopen?” vraagt een stel. Een schot voor open doel natuurlijk, wat zou ik anders van plan zijn in mijn floddersportbroek. Als hooligan valt er immers niet veel te beleven in Den Helder en ook mijn ultra running rugtasje met bidons is natuurlijk een voortreffelijk hint. Zij blij dat ze vanavond niet door de storm hoeven te rennen, ik blij dat ik vanavond niet hoef te kaarten. Wat is het leven toch simpel. Ik ga met een kopje koffie en de hamburger die ik net bij de Mac heb gekocht bij het raam zitten. Kan ik mooi het station in de gaten houden en de lopers zien aankomen. De trein brengt ze 3 voor het heel en 3 voor het half. De zaal loopt vol er wordt druk verzameld, handen geschud (leuk ben jij er ook) en horloges vergeleken (want dit jaar geen uitgepijlde route en dus iedereen met zo een ding om zijn arm). Met het dichterbij komen van het startmoment stijgt ook de spanning. Iedereen heeft het over het weer, de zuidwester die (hoera) de hele nacht met windkracht 7-8 op ons in zal beuken. Hier hebben we op gewacht, dit is onze kans om te laten zien dat we geen watjes zijn. We zeggen wel dat we bang zijn, dat we maar zien hoe ver we komen, maar eigenlijk denken we allemaal hetzelfde: “ik ga het wel redden”. Dat laatste “persoonlijke” mailtje van Ferry die hij naar iedereen stuurde drukte dat wel heel briljant uit. Zo in de trant van “Beste deelnemer, het zou best kunnen dat niemand de 100km gaat halen maar er is één uitzondering: Jij!”.

Binnen is het warm terwijl buiten de storm al in volle gang is. Wel of geen korte broek dat is de vraag en zoals de oplettende lezer al zal vermoeden, op het laatste moment gaat de floddersportbroek uit en wordt het de korte broek. We verzamelen ons buiten. Een lichte teleurstelling als blijkt dat Ferry geen boek heeft verstopt in het duingebied van Kennemerland en dat niemand een bladzijde eruit hoeft te scheuren. Dan gaat het startschot, onhoorbaar want zonder pistool.

Zuidwesterstorm. Als ik de DCURbN 2015 met één woord zou moeten omschrijven dan was het dat woord. Vanaf het moment dat we de dijk opgaan in Den Helder knalt de wind in ons gezicht. Zo hard heb ik wind nog nooit meegemaakt. Het is een wind die niet weg gaat, het is een rare gewaarwording. Onbewust ga je er vanuit dat wind na een tijdje stopt omdat je in de stad wel eens de hoek omgaat of dat er een gebouw tussen staat. Maar deze nacht valt er niet te schuilen. Geen gebouwen op het strand geen hoekjes om. Het is één rechte weg van Den Helder naar IJmuiden, daar waar de wind vandaan komt.

Na een tijdje op het strand zie ik ineens mensen op de duinpaadjes lopen. Waarom? Ik snap het niet zo goed. Even later wel, het strand is weg. De zee, opgejaagd door de wind komt tot aan de duinenrij. Maar mijn schoenen zijn al nat en het water blijkt minder koud dan tijdens de slushpuppy runs afgelopen december dus ik blijf op het harde stukje strand lopen en krijg om de zoveel tijd een koud voetenbad. Ik vind mezelf best wel slim, want het loopt hier veel sneller dan daar op het losse duinzand. Het lopen is ontzettend zwaar. Na 2 uur heb ik pas 18 kilometer afgelegd en ik doe toch echt bikkelhard mijn best. Ik ben al door velen ingehaald en 2 keer op mijn plaat gegaan omdat ik struikelde over uitstekende stukken paal. De constant aanwezige wind kan ik negeren zolang ik beweeg, maar zodra ik even stil sta voel ik de enorme heftigheid. Niet normaal. Nog nooit zoiets meegemaakt.

De eerste verzorging is aan het begin bij de dijk van Petten. Bovenop de dijk merk ik pas echt hoe hard het waait. Het is dat ik me aan de reling vasthou anders word ik omver geblazen. Bij de auto merk ik dat ik het toch wel koud heb en doe nog een extra laag aan en ook nog eens mijn lange broek. Ik sta te treuzelen en merk dat ik eigenlijk ook heel erg moe ben. Als ik verder ga in de relatieve luwte van de dijk kan ik het opeens niet meer opbrengen om meer dan een minuut lang te rennen. Er is iets mis met mijn ritme. Ik kan niet aanhaken met het treintje van de Vermeulens en ook Hans Jurriaans loopt me even later “vrolijk” voorbij. En dan is het stil achter mij. Ik heb het gevoel dat ik de achterste loper ben. Ik ren een halve minuut en wandel een halve minuut en dan wandel ik nog langer en langer. Mijn ritme is totaal naar de klote. Daar rijdt het busje van de verzorging. Dan ben ik nu dus echt de laatste denk ik bij mezelf en dat heeft als grote voordeel dat ik niet meer bang hoef te zijn om te worden ingehaald.

Aan het einde van de dijk bij Camperduin ga ik even in de luwte van een duinbord zitten om op mijn gemak wat chocolade uit mijn tas te halen en rustig op te eten. Verbaasd zie ik hoe er vanuit het donker toch nog een lichtje komt opdoemen, ik was dus niet de laatste. De loper(loopster?) loopt me voorbij zonder dat deze me ziet want ik zit in de schaduw. Nog een paar minuten later zie ik wederom een lichtje aankomen. Ik meen Roger te herkennen maar ook hij ziet me niet en ik roep hem ook niet om hem niet te laten schrikken en omdat ik ook geen puf heb om bij hem aan te haken. Nu ben ik toch echt de laatste besluit ik als ik opsta om mijn weg te vervolgen. Bij het strand staan er ernstige waarschuwingen over drijfzand. Ik denk aan mijn vriendin en kind en besluit om dan toch maar niet daar te lopen maar het duinpad te kiezen. Gelukkig hoef ik dat niet al te lang want dat drijfzand is natuurlijk alleen maar daar waar de hekken staan (tenzij de hekken in het drijfzand zijn gezonken, dat weet je natuurlijk niet), en kan ik weer op het strand lopen. Na een tijdje krijg ik de vreemde gewaarwording dat er iemand achter me zit. Om de zoveel tijd zie ik een lampje achter me soms ver weg, dan heel ver weg en dan dichterbij. Maar nooit wordt ik ingehaald, vreemd want ik ga zo langzaam. Als er iemand was dan zou die me allang hebben ingehaald. Het geeft me wel wat te doen, proberen mijn al dan niet fictieve achtervolger voor te blijven. Net op het moment dat ik wil besluiten dat ik gewoon last heb van achtervolgingswaanzin zie ik het licht achter mij nu heel dichtbij en ook een bijbehorende gestalte. Hij is echt. Nu wil ik zeker als (relatief) eerste de Deining bereiken. Opgejaagd door dit nieuwe inzicht weet ik de Deining te bereiken.

Bam. Stilte. Ik trek de buff mijn oren af. De wind is weg. Ik hoor mijn gedachten en mijn stem die “thee” zegt als iemand me vraagt wat ik wil drinken. Soep is ook lekker en cola en tucjes en pannenkoeken en stroopwafels en nog meer stroopwafels. Ik merk opeens dat ik enorme honger heb. Ik heb er bijna acht en een half uur over gedaan om de Deining te bereiken. Een record, nog nooit heb ik in een wedstrijd zo een lage gemiddelde snelheid gehad en dan tel ik ook de 24uurs-wedstrijden. Was het vorig jaar een drukte van belang in de Deining. Nu zijn er nog maar een handjevol mensen om het haardvuur. Ik ga er even bij zitten om het zand uit mijn schoenen te kloppen. Dan sta ik op om verder te gaan. “Ik moet de Pierewaai bereiken” denk ik bij mezelf, met dank aan Berry Snoeren die Sparta moest bereiken. Alleen jammer dat hij niet had gezegd dat hij Sparta moest bereiken en dan nog een rondje van 25 kilometer door de duinen en dan Sparta nog een keer bereiken. Dan was mijn mantra namelijk geweest “Ik moet de Pierewaai bereiken en dan nog een rondje van 25 kilometer en dan de Pierewaai nog een keer bereiken”. Laat het een les voor mezelf zijn om de volgende keer beter over mijn mantra na te denken en niet klakkeloos die van een ander te kopiëren.

Als ik buiten sta knalt de wind weer met 75 kilometer per uur tegen mijn kop. Ik brul terug met een stem die vanuit mijn tenen komt en dan ga ik weer. Rennen en wandelen, wandelen en rennen. Zonder een fictieve achtervolger ben ik nu helemaal op mezelf aangewezen. De frisse energie opgedaan in de Deining is al snel verdwenen en het wordt ploeteren. Nog een klein stukje dan is het voorbij met de wind, dan ben ik in Wijk aan Zee. Daar is eindelijk de waypoint Wijk aan Zee en kan ik het strand af. Het is inderdaad wind mee, precies zoals ze zeiden in de Deining. Joehoe. Daar ga ik met de wind in de rug eindelijk een lekker tempo, “Eat that, wind”. Als ik Wijk aan Zee uitloop is het 8:51 en later zal blijken dat precies op dat moment Irene Kinnegim finisht als winnaar van de DCURbN (diepe buiging).

Als ik voorbij de sluizen van IJmuiden ben herinner ik me dat ik vorig jaar toen ik met Roger hier liep had gezien dat de viswinkels al erg vroeg open waren. Voor de vissers natuurlijk. Wat zou het toch lekker zijn om een harinkje naar binnen te werken dacht ik toen, maar we liepen er gewoon voorbij. Wanneer ik het viswinkeltje zie bedenk ik me geen moment en loop naar binnen voor een haring met uitjes en zuur. Zo lekker heb ik ze nog nooit gegeten, ik zou er nog wel een willen maar dan kom ik misschien te laat bij de Pierewaai (haha, het is nu al een uur na de closingtime van de 75 km). Ik wil bij deze Ferry verzoeken om in de route van volgend jaar het waypoint “Haring kopen” op te nemen met coördinaten “52.458906, 4.595949”.

Ik bereik de Pierewaai na 13 uur en 10 minuten. Het gejuich en geklap van de aanwezigen doet me veel goeds. Ja, het zijn er maar 75 en geen 100, maar de Pierewaai heb ik toch mooi bereikt. Ik twijfel serieus of ik dat extra lusje misschien toch ga lopen maar ik besluit dat het verstandiger is om het niet te doen. Nodeloos mensen ongerust maken en thuis zal ik ook wel op mijn kop krijgen als ik wel zou gaan doen. Het was al erg genoeg dat ik met dat noodweer zo nodig moest gaan hardlopen. Ik ga gezellig naast Hans Jurrians eten en doe me tegoed aan bekers chocomel en bergen knakworstjes. Nee ik ga dat extra rondje toch niet doen zeg ik tegen hem om mezelf nog eens in te prenten om het niet stiekem toch te gaan doen. In plaats daarvan ga ik wachten op de finishers want hoewel de winnaar allang binnen is (en al naar huis) moet nummer 2 nog arriveren. Het is Ferry himself, dansend komt hij binnen. Applaus. 10 minuten later komen Jordy en Tom samen aan. Helemaal kapot zijn ze. Ernst Jan en Renske zijn dan nog onderweg.

Deze DCURbN was een waar slagveld. Ik kan me voorstellen dat nog niet eens de helft van de deelnemers hun beoogde afstand hebben uitgelopen. Respect voor iedereen die deze nacht heeft gebikkeld de lopers maar ook de organisatie. Tot volgend jaar.

Endy Kasanardjo