Steenbergenverslag

Tobias Lundgren: “Het klassement na twee uur betekent helemaal niks. En na twaalf uur betekent het nog steeds weinig. Het gaat om de tweede deel. Het gaat niet om snelheid; het gaat om – hoe lang kun je blijven lopen?”

Berlijn juli 2014, Sri Chinmoy Self-Transcendence 24 uur. Mijn eerste 24 uur wedstrijd. Begin langzaam is het advies dat ik heb gekregen en ik ga rond de 11 km/uur weg. Het loopt lekker. Ik zie Stu Thoms, Spartathlonwinnaar. Hij loopt bijna bizar langzaam en zit lang in de achterhoede. Voor mij loopt het uitstekend tot 04:00 uur ’s nacht (na 16 uur lopen). Ik krijg op een of andere manier een mentale tik uitgedeeld. Lopen zit er niet meer in. Ik ben moe en ik heb geen zin meer. De gedachte om nog acht uur te volbrengen op dit parcours maakt me niet echt happy. Ik hardloop eventjes en dan is het weer wandelen. Die Stu haalt me keer op keer in. Ik zie hem nooit wandelen. Langzaam klimt hij in het klassement en na vierentwintig uur wordt hij Duitse kampioen met 241 km. Voor mij wordt het uiteindelijk 186,810 km. Niet slecht voor een eerste keer maar het moet zeker beter kunnen. Het is niet zozeer het resultaat maar de volgende keer moet ik beter om kunnen gaan met zo’n tik. Ik wil een 24 uur doen, alleen hardlopend. Ik neem het mee voor de volgende 24 uur.

Steenbergen 9 mei 2015. Ik heb een goed voorjaar gehad zonder blessures en veel kilometers kunnen maken (rond 120 km/week). De 120 van Texel ging uitstekend en in Boston weet ik voor het eerst onder de drie uur te duiken in een marathon. Een PR is altijd een PR maar 200 km moet kunnen. Nog een hoger doel zou 216 km zijn (de grens om automatisch aangenomen worden voor de Spartathlon, zonder loting). De energiestrategie is als volgt: elk heel uur een powergel, daar gaan we nooit van afwijken. En half uur na de powergel iets anders zoals kleine mueslireep, kleine isostar colagelletjes of snoep-energy-blokjes. Aquarius en kokoswater te drinken. In de laatste twaalf uur tijdens de wedstrijd in Berlijn moest ik zo’n honderd keer plassen. Het leek wel alsof mijn lichaam geen vocht meer vast kon houden. Dus dit keer slik ik om de twee uur een zoutpilletje. Om geen energie te verspillen voor de wedstrijd met het sjouwen van spullen etc., kom ik vrijdag al aan in Steenbergen en blijf ik in een hotel. Ik besluit om nooit boven de 10,5 km/uur te lopen. En op die manier energie te bewaren voor de tweede helft. Als het voor Stu lukt, dan lukt het misschien ook voor mij. Snelheid is aan de ene kant belangrijk, aan de andere kant niet. Ik moet mijn best doen om onder 10,5 te lopen. Het is geen natuurlijke snelheid voor mij. Tijdens mijn duurlopen zit ik meestal rond de 11-12. Ik zal me moeten dwingen om langzaam te lopen. Dat is het plan. Aan de andere kant besluit ik om me niet verder druk te maken om de snelheid of rondetijden later in de wedstrijd als het wat moeizamer gaat. Als het na een aantal uren zakt onder de 10 per uur dan is dat ook prima. Blijven hardlopen, daar gaat het om. Het wandelen uitstellen tot dat het onvermijdelijk wordt. En als ik uit de ritme komt, maagproblemen of wat dan ook, een rondje wandelen kan best, geen paniek, verassingen zullen wel komen, en het dan weer rustig oppakken.

Ik moet helaas al om 10:00 uur uitchecken en ga naar een café om daar even een boek lezen. Later arriveer ik als eerste loper in ’t Cromwiel en spreek Peter Suijkerbuik en niet veel laten komen mijn loopmaatjes van Hardloopgroep Westerpark binnen, Bob Bock en Jesse Toet (hoogstwaarschijnlijk de jongste ultraloper van Nederland met zijn 19 jaar). Tenten opstellen en de spullen klaarmaken. Ik sta achteraan met Bob bij de start om niet verleid te worden om te snel weg te gaan. Het klassement na twee uur betekent helemaal niks. En na twaalf uur betekent het nog steeds weinig. Het gaat om de tweede deel. Het gaat niet om snelheid; het gaat om – hoe lang kun je blijven lopen? En uiteindelijk om te kunnen lopen moet je voor jezelf zorgen, tot het eind. Het begint prima. Het is wel beetje winderig en er komen een paar buien maar ze zijn zo weg. Het is lekker loopweer en zeker niet koud. Het gaat prima met T-shirt en korte broek. Jesse doet superwerk voor mijn en Bob’s verzorging en geeft ons wat we nodig hebben. Het gaat best hard voorin maar daar maak ik me niet druk om. Het is een fijn parcours, 2.3 km is een prima afstand. Als het donker wordt worden theelichtjes neergezet en dat creëert een mooie sfeer. Het speakersysteem wordt uitgezet en stilte valt. Wilma duikt rond tien uur op na de Eemmeerloop te hebben gelopen (en gewonnen!) en moedigt mij en Bob aan. Ik doe mijn Garmin uit die toch bijna leeg is en krijg Wilma’s. Uiteindelijk gaan zij en Jesse slapen om uitgerust aan de start van de zes uur te kunnen staan.

Het blijft 9-10 graden ’s nachts en ik zie geen reden om meer kleren aan te trekken. Zaterdag avond klets ik behoorlijk veel met mijn medelopers, oude en nieuwe kennissen, maar als het donker valt heerst de stilte (onderwerpen die langskomen: Spartathlon, welke ultra’s je in Zweden moet lopen, en vissen versus ultralopen als hobby o.a.) Ergens in de nacht krijg ik van Henri te horen dat ik op de derde plek lig. Het is niet zo makkelijk om te weten waar je in het klassement zit wanneer de radiostilte is gevallen. Op het resultatenbord zie je de rondetijd en het aantal rondes van jezelf en de zeven lopers die net eerder zijn gepasseerd. ’s Nachts wordt ik alleen door een iemand ingehaald en dat is Geert die echt als een trein loopt. Arjan die ook voor me ligt zie ik weinig van en dat zou moeten betekenen dat hij ongeveer op dezelfde snelheid zit. De ochtend breekt zo langzamerhand door. Het is een heerlijke stille nacht en een buitengewoon mooie ochtend om te lopen.

Voor mij mag het best zo blijven en ik kijk er niet naar uit naar de drukte die zal komen met de zes uur loop, muziek, en meer mensen. Als het allemaal op gang komt valt het best mee en zorgt het voor een beetje afwisseling. Als Wilma wakker wordt geef ik haar haar Garmin terug en besluit om verder te gaan zonder Garmin. Ik kijk er toch niet naar. Het gaat goed met de voedselstrategie en het lukt me om het plan te volgen, ook al smaakt elke gel erger dan de vorige. Ik stop met drinken van mijn flessen en ga over op de water van de verzorging. De zes uur start en het wordt drukker op het parcours. De zon schijnt en het wordt warmer. Ergens in de ochtend klim ik naar tweede plaats. Als ik maar blijf hardlopen is de tweede plek de mijne, denk ik. Ook de laatste zes uur blijft Geert me inhalen maar hij is de enige. Als ik merk dat het warm wordt drink ik extra water en ik gebruik de sponsen om nek, armen, en hoofd af te koelen, elke ronde. Jesse loopt een paar ronden met me mee en geeft mij zijn gel omdat ik een misberekening heb gedaan en tekort kom.

Ook als de zes uur is gestart voel ik me redelijk goed. Geen issues met eten of drinken gelukkig. Het doet wel pijn zo’n beetje overal maar ik vraag me constant dezelfde vraag – is het zo erg dat ik moet wandelen? En het antwoord blijft nee. Ik moet wel vaak plassen. Wellicht omdat ik nu zo lang geen vast voedsel heb gegeten. Het gaat wel beter dan in Berlijn. Ik neem een extra zoutpilletje. Ik passeer de 200 en er wordt hard gejuicht bij de finishlijn. Het is een moment om van te genieten. En ik ben nog aan het hardlopen. 216 moet er in zitten. Focus. Jezelf niet gek laten maken. Blijven hardlopen, dat is het enige wat telt. Ik krijg veel aanmoedigingen van mensen langs het parcours, medelopers, en via het speakersysteem berichten van Hardloopgroep Westerpark. En van de onvermoeibare Anne van Dalen die bijna 24 uur lang op het parcours liep met een “Kanjer” spandoek. Al die aanmoedigingen geven je wel energie om door te gaan. Met een paar uur te gaan komen ook Jeroen en Giel, de vader van Jesse, om ons te supporten. Volgens Jeroen moet ik 220 kunnen halen. Zelf heb ik weinig capaciteit over voor hoofdberekeningen; ik vind alles best. Met nog ongeveer twee minuten te gaan passeer ik de finish. Bijna 221-iets. Het lukt me om en eindsprint te doen en het signaal luidt net nadat ik de verzorgingstent heb gepasseerd. Als ik ga zitten op een campingstoel besef ik pas hoe ongelooflijk veel pijn ik heb. Overal. Maar ik ben ongelooflijk blij. Het is precies gegaan zoals ik het me had voorgesteld in de meest positieve zin. Geen zware geestelijke dipjes, geen maagproblemen, geen fysieke klachten. 24 lang hardlopen zonder te stoppen tot het eind, geen wandelen. Met de restmeters wordt het 222.010 meter.

Tijdens de prijsuitreiking lukt het de organisatie om alle prijswinnaars op het podium te krijgen zonder slachtoffers. We zijn allemaal best gaar. Een gedachte gaat wel door mijn hoofd – jaren geleden (ik woon nu achttien jaar in NL) heb ik overwogen om een Nederlands passpoort aan te schaffen (naast mijn Zweedse). Beetje leuk met nog een nationaliteit erbij maar uiteindelijk toch niet gedaan. Waar moest ik daarmee? In de Europese Unie hoeft dat toch niet meer. Stemmen in NL? Ik overleef wel zonder te stemmen. Maar… gisteren was het wel leuk geweest want dan was ik een nationaal kampioen geworden en die kansen komen niet zo vaak langs is mijn ervaring. Ik kom dan misschien niet in de geschiedenisboeken terecht maar ik kan wel tegen mijn collega’s bij de koffieautomaat op het werk zeggen dat ik de Nederlandse kampioen heb verslagen. Dat is wel wat waard (maar dan moet ik uitleggen wat een 24 uur wedstrijd is en dat kan natuurlijk soms wat tijd kosten).

Misschien de belangrijkste vraag na zo’n wedstrijd is wat neem ik mee voor de volgende keer? De meeste dingen gingen gewoon goed. Tempo en eten gingen prima. 24 uur in dezelfde kleren en schoenen – een paar oude versleten Brooks PureFlow. Voor kortere afstanden (t/m 100km) loop ik graag in Adidas boost of low/zero drop schoenen maar bij een 24 uur denk ik dat een beetje demping fijn kan zijn maar nog belangrijker – megaruimte (denk +15 mm) voor de tenen. Blaren (en zwarte teennagels) vermijden is nummer een. Zonnebrandcrème had ik bij me maar niet aangesmeerd, had ik wel moeten doen. Bij de volgende 24 uur ga ik mijn Garmin in principe alleen gebruiken om de eerste uren niet te snel te lopen. Als de batterij op is loop ik prima zonder. Eten wil ik goed vooraf plannen maar drinken is moelijker. In plaats van eigen flessen (of nog erger, bidonnetjes meeslepen) gewoon het water of sportdrank van de organisatie gebruik van maken. Na acht uur of zo wil ik sowieso alleen water en niks anders drinken. Ik geloof wel heilig in eten en drinken tot het eind. Met minder dan een uur te gaan heb ik me gedwongen om het laatste gelletje te eten. Met 2-3 uur te gaan is het makkelijk om te denken dat “nu red ik het wel” maar ik denk dat dat gevaarlijk kan zijn. Nog iets – na de finish ging ik meteen zitten op een campingstoel en nu heb ik een grote zwelling op mijn linker hamstring. Misschien bloedomloop verstoord of zoiets. Meteen zitten ga ik in ieder geval de volgende keer niet doen.

Dit zijn zo’n beetje mijn gedachten na mijn tweede 24 uur. Ik heb er oneindig veel van genoten. Een 24 uur is meer een avontuur dan een race en wat wel en wat niet werkt voor iemand is natuurlijk heel persoonlijk en onderdeel van het plezier. Steenbergen is een in alle opzichten uitstekend opgezette race en ik ben graag weer van de partij. En nu, op naar… Sparta? (als het niet lukt dit jaar (wachtlijst nummer 36) – dan wordt het 100% zeker 2016!).

Tobias Lundgren