Verslag Tour de France deel 2

Dave Boone: “Voor het behalen van mijn atheneumdiploma heb ik ongeveer 35000 kilometers door weer en wind gefietst in Zeeland. Ergens vermoed ik dat deze kilometers mij als sportman hebben gevormd.”

{b}Voorbereidingen: de weg naar de race{eb}

Hoe moet een atleet een dergelijke race voorbereiden? Ik heb het antwoord nergens kunnen vinden. Ik heb daarom besloten mijn eigen weg te kiezen en te teren op de ervaringen die ik heb opgedaan door het lopen van marathons en ultra’s – door schade en schande ben ik wijs geworden. Hoewel ik me uiteraard wel van diverse kanten zoveel mogelijk heb laten informeren heb ik zonder coach of trainer gewerkt.
Na mijn inschrijving afgelopen oktober heeft de voorbereiding lange tijd tegen gezeten. In december raakte ik geblesseerd, waarbij ik last had van een zogenaamde {i}runnersknee{ei}. Ik besloot rust te nemen maar kwam op een gegeven moment dagen achter elkaar met spierpijn uit bed, zonder dat ik gesport had. De spieren in de benen stonden zo strak als kabels. In januari bezocht ik de fysio en het probleem werd daar definitief vastgesteld. De blessure sleepte zich wel drie maanden voort, waarbij intensieve behandeling gelukkig wel uitkomst bood. Ik heb wel vaker te kampen gehad met blessures, maar deze duurde erg lang en dreef me eerlijk gezegd soms een beetje tot wanhoop. Ik wilde in de wintermaanden veel kilometers gaan maken, maar het kon simpelweg niet.

Ik heb gedurende die drie maanden niet overigens niet stilgezeten, maar veel uren op de spinningfiets doorgebracht. Ik hoopte daar de conditie mee vast te houden. Daarnaast putte ik hoop uit het feit dat ik al niet minder dan acht jaar bezig ben met het lopen van marathons, en later ook ultralopen. Het zullen bij elkaar opgeteld een vijftigtal wedstrijden geweest zijn, om maar te zwijgen over de aantallen trainingen. Ik kan me eerlijk gezegd geen periode herinneren waarin ik niet fit was. De conditie kende uiteraard wel pieken en dalen, maar was altijd van een zeer hoog niveau. Ik moet eerlijk gezegd ook niet denken aan de dag waarop dat niet meer het geval zal zijn. Ik moet overigens wel aanmerken dat ik in de loop der jaren wat minder ben gaan trainen. Een gebrek aan tijd en een steeds sterkere voorkeur voor sociale activiteiten liggen hieraan ten grondslag. Daarnaast merkte ik dat de conditie gewoon op peil bleef op de momenten dat ik minder trainde. Al die lange duurlopen lijken gewoon niet meer nodig.

Daarenboven kan ik het simpelweg niet opbrengen om een heel jaar lang scherp te zijn en wedstrijden te lopen. Wellicht is dat het gebrek aan testosteron of iets dergelijks, maar ik voel niet het hele jaar door de behoefte om mezelf te bewijzen. Daarnaast heb ik ook geen verantwoordelijkheid af te leggen aan een trainer of sponsor. Nee, ik blijf trouw aan de oorspronkelijke gedachte van amateursport. Ik loop wanneer ik wil, en zonder enig belang. Een tijdje geen wedstrijden op de kalender heb ik altijd ervaren als een zegen. Er waren dus steeds periodes dat ik geen wedstrijden liep, en louter kilometers aan het lopen was voor simpel ‘loopgenoegen’. Daarnaast wil ik heel lang blijven lopen en roofbouw zo veel mogelijk voorkomen. Zo liep ik eigenlijk geen enkele echte wedstrijd in aanloop naar de Tour de France. Niet alleen uit angst om geblesseerd te raken, maar ook om mentale rust te creëren. Ik moet zeggen dat het in de weken voor de start wel moeilijk was; ik mocht gedurende die weken van supervorm mijn persoonlijk record op de marathon (een bescheiden 2.45 uur) niet aanvallen.

Maar terug naar de voorbereiding. Toen ik in maart weer helemaal hersteld was, heb ik de training direct goed opgepakt. Dat wil zeggen veel uren op de spinningfiets op het universitaire sportcentrum. Daarnaast werkte ik aan de snelheid en begon ik tevens met korte duurlopen. En ik kocht een fiets, eigenlijk een oud krot. Een fiets waar een normaal mens helemaal niet op wil rijden. Zo’n fiets waarbij iedere omwenteling pijn doet. Misschien onbegrijpelijk, maar ik had zoiets echt nodig, al was het maar om hardheid te creëren. Naast lopen is fietsen een deel van mijn training geworden. Van alleen lopen krijg ik blessures, en dat kon ik er in de misschien wel te korte voorbereiding niet meer bij hebben. Daarnaast is de fiets een functioneel vervoersmiddel tussen thuis en studie en of werk. Toen ik op de middelbare school zat fietste ik ook veel. Kort gesteld: voor het behalen van mijn atheneumdiploma heb ik ongeveer 35000 kilometers door weer en wind gefietst in Zeeland. Ergens vermoed ik dat deze kilometers mij als sportman hebben gevormd. Dat verlangen naar de inzet van de fiets kwam afgelopen voorjaar terug. Ik fietste een of twee keer per dag op en neer van Den Haag, waar ik woon, naar Leiden.

Naast veel kilometers op de fiets, waarbij ik tot de laatste dag voor vertrek fietste, liep ik meer en meer. Daarbij waren er in mei enkele weken met drie tot vier duurlopen, variërend qua afstand. Maar daarbij waren afstanden tot voorbij de marathon zeer normaal. Het aantal gemaakte kilometers heb ik echter nooit genoteerd, maar ik wat ik wel weet is dat veel van deze duurlopen te snel gingen. Tien tot dertien kilometer per uur was eigenlijk te hard, want ik wist dat ik in Frankrijk nooit harder dan tien kilometer per uur zou gaan lopen. Naast de duurlopen en het fietsen werkte ik regelmatig eindeloos lange sessies op de spinningsfiets af, tot wel vijf uur aan toe. Eigenlijk rammen tot ik niet meer op mijn benen kon staan. Daarnaast deed ik een paar keer per week wat krachttraining en trok ik regelmatig de skeelers aan voor een tocht. De laatste maand heb ik tevens een tijdje aan hardloopforensen gedaan. Ik kreeg een kluisje op het universitair sportcentrum tot mijn beschikking om dat organisatorisch allemaal te kunnen doen.

Ik greep tevens terug naar oude Spartaanse trainingsmethoden die ik heb gebruikt tijdens mijn eerste jaren als ultraloper. Zo trainde ik diverse keren zonder eten de hele avond door – en zonder eten naar bed. En ik liep mezelf een aantal keer gedurende het begin van de training helemaal de vernieling in, om vervolgens lang door te lopen als aangeschoten wild. Dat weet je dat het zwaar gaat worden, maar dat moest ook. Die momenten nam ik weer mee om mentaal sterker te worden. Een aantal keren, waaronder een hele specifieke training op het strand, liep ik mezelf helemaal stuk om vervolgens ook weer naar huis te moeten fietsen. Het was mijns inziens allemaal noodzakelijk om de Tour te kunnen overleven op de moeilijke momenten.

De gehele voorbereiding werd overigens moeilijker gemaakt door mijn eigen stommiteit steeds te wachten met het afmaken van mijn scripties. Ik behoor inderdaad tot die grote groep mensen die altijd alles op het laatst doet. De laatste maand, juni dus, was het bijna ondoenlijk. Ik trainde me suf, en combineerde dat met koortsachtig onderzoek en schrijfwerk. Ik kwam bijna standaard na middernacht thuis gedurende die laatste weken. Ik zat in een flow, en ik dacht dat ik de hele wereld aankon. En dat kon ik ook – ik maakte me wel zorgen over gezichtsveroudering door al dat trainen (ik blijf natuurlijk een homo). Ik zag er op een gegeven moment niet meer uit, maar kreeg op zekere zondagochtenden in de Rotterdamse Keereweeeeerrrrr nog genoeg aandacht van dezen en genen. Want ja, stappen bleef ik dus ook gewoon doen. Ik dronk wel minder…

De laatste maanden heb ik mijn studentikoze drankdieet namelijk wel kunnen omgooien naar een duurzaam dieet. Ik heb mijn bierconsumptie op doordeweekse dagen stevig kunnen terugdringen. Dat was uiteraard op sommige momenten moeilijk. Zo fietste ik in juni op een mooie zomeravond na een lange sessie in de sportschool naar huis. Daarbij passeerde ik de kroeg De Kroeg, een begrip in Leiden. Het was moeilijk om niet aan te schuiven bij een paar bekenden die daar op terras zaten. Er moesten dus ook wel kleine offers worden gebracht, maar zo hoort het ook. Daarnaast probeerde ik genoeg te eten om alle trainingsinspanningen niet te laten uitmonden in groot gewichtsverlies. Ik ben overigens nooit obsessief bezig geweest met voeding. Ik eet betrekkelijk normaal, alleen tijdens de periodes van zware training veel meer. Een poging om te stoppen met het drinken van koffie mislukte jammerlijk door mijn gebrek aan discipline en voortdurende aanwezigheid in het Literair Café en Café UB in Leiden, waar ik al jaren studeer (dat doe ik immers nooit thuis, want ik houd van voortdurend mensen om me heen).

Retrospectief vraag ik mezelf wel eens af hoe ik die drie maanden heb overleefd. Ik bleef een rijk sociaal leven combineren met veel trainen en de stress van het afronden van twee theses. Het is gelukt, maar ik werd geleefd. Tegelijkertijd was het een fantastische tijd in de zin dat ik af en toe het idee had bezig te zijn aan iets krankzinnigs. Of het achteraf allemaal voldoende was, zal ik denk ik nooit weten. Met de kennis van nu zou ik in ieder geval niet meer loopkilometers maken. Daarnaast zou ik de snelheid van de gemaakte kilometers wel aanzienlijk omlaag brengen. Met de kennis van nu zou ik echter wel meer kilometers hebben gewandeld. In Frankrijk heeft masseur Graham mij opnieuw leren wandelen. Want daar is het eigenlijk allemaal misgegaan; door een verkeerde wandeltechniek ben ik geblesseerd geraakt. Na de transformatie door Graham kon ik ineens zonder problemen 75 kilometer per dag wandelen. Maar ja, toen was het al te laat.

Tot zover de fysieke voorbereidingen. De voorbereiding van zo’n grote race is namelijk tevens een mentaal proces. De weken en maanden voor de race heb ik veel nagedacht over de verschillende scenario’s. Die gedachten gingen met name over alle mogelijke beren op de weg. Ik wist dat er hele moeilijke dagen zouden komen; en hoe zou ik dan moeten handelen? Een geruststellende factor was mijn vertrouwen ten aanzien van mijn loopkarakter. Ik geef niet zo heel snel op, en heb leren accepteren dat veel wedstrijden niet gaan zoals vooraf bedoeld. Ik wist dat ik kon teren op een ijzeren zelfdiscipline op de zware momenten. Maar dat alleen zou natuurlijk nooit genoeg zijn. De grootste angst was eigenlijke te moeten opgeven door een blessure. Deze gedachte werd in de dagen voor de wedstrijden overigens bijna obsessief. Ik voelde ieder pijntje en was steeds bang opnieuw een runnersknee te hebben, als gevolg van alle trainingsinspanningen. Een dag voor vertrek ben ik zelfs heel vroeg in de ochtend naar het universitair sportcentrum gereden om dat vermoeden op een loopband te ontkrachten.

Het overdenken van alle mogelijke scenario’s betekende dus ook het denken aan opgave. Ik heb in tegenstelling tot wat veel mensen denken altijd ernstig rekening gehouden met een voortijdig uitvallen. En ik wist ook dat die opgave dan relatief aan het begin van de wedstrijd zou zijn. De eerste vier dagen zouden cruciaal worden. In de eerste plaats moest een emotionele overgave aan de hardheid van de wedstrijd gaan plaatsvinden. Etappe drie en vier zouden daarbij de dagen worden waarop het lichaam zich zou moeten overgeven aan de kilometers. Ik ken dat proces goed uit eerdere zware trainingsperiodes. Kort gezegd houdt dat in dat het lichaam monsterlijk gaat protesteren als er meerdere dagen achter elkaar aanslagen op worden gepleegd. Na dat ‘protest’ van het lichaam treedt gewenning op. En zodra het lijf begint te wennen verdwijnt bijvoorbeeld spierpijn en zet het herstel meteen in zodra je stopt met lopen. Het is wonderlijk, maar de benen lijken dan binnen een uur na inspanning helemaal te herstellen. Het was echter onfortuinlijk dat juist op deze dagen etappes van meer dan 80 kilometer op het programma stonden. Groot protest van het lijf in combinatie met afstanden van twee marathons per dag, zouden een groot struikelblok kunnen gaan vormen. Tijdens de race zelf kwam er nog een extra bemoeilijkende factor: de temperaturen waren historisch hoog en hebben de eerste dagen grote tol geëist in het peloton. Hoewel ik dacht dat ik alle scenario’s had uitgedacht, was zo’n helse hittegolf nooit in me opgekomen. Meteen na de start in de Parijs begon de ellende…

Ik heb altijd geloofd in de haalbaarheid van het project, maar kon nooit laconiek worden over de offers die gebracht zouden moeten worden. Veel lieve berichten voorafgaand aan de race hadden dikwijls de strekking van ‘ach jij kunt dat allemaal wel…’ of ‘we hebben er alle vertrouwen in dat…’. Veel volgers hadden kennelijk meer vertrouwen in de goede afloop dan ikzelf. Want zo makkelijk als het allemaal lijkt, is het helemaal niet. De hele psyche is in deze wedstrijd gaan zitten; het hing als een zwaard van Damokles boven mijn hoofd. Huizenhoog zag ik op tegen 2800 kilometer. Ik kon en wilde bijvoorbeeld op een gegeven ook niet meer nadenken over de tijd na de wedstrijd; alsof het een volgend leven was. En het vooruitzicht dat ik gedurende de race alleen maar positief zou moeten blijven denken, ondanks alles, was en is in mijn ogen lachwekkend. 43 dagen lang positief blijven op de moeilijke momenten? Nee. Het leren accepteren dat mij hele moeilijke, depressieve dagen ten deel zouden vallen, leek me zinvoller dan het uithangen van de goeroe der positiviteit. Natuurlijk zouden er dagen komen dat ik geen zin zou hebben in het lopen. Natuurlijk zou het eenzaam worden. Natuurlijk zouden me lange huilbuien te wachten staan. En op die moeilijke momenten wil je echt alleen zijn, om de mythe te ontkrachten dat je gesteund wordt door samen te lopen. Nee, dit soort races zijn eenzaam. Dat wist ik allemaal van tevoren wel.

Ik had het allemaal voorspeld, en ik kan verklappen dat het in de praktijk ook allemaal op m’n pad is gekomen. Achteraf bezien is het me allemaal nog meegevallen. Slechts een dag werd het me allemaal veel te veel. Met nog twee weken voor de boeg, leed ik na afloop van de etappe richting Bordeaux een Waterloo. Ik stapte al na 35 kilometer wandelen uit, na een lang gesprek met Yves Beauchamp over de belangrijke zaken des levens. Ik was welhaast levensmoe, terwijl we de dag heerlijk waren begonnen met een wijntje dat ons werd aangeboden door twee hartstochtelijke supporters. Die middag ben ik drank gaan halen – veel drank. Om een lang verhaal kort te houden: om alle negativiteit weg te nemen greep ik op ongeoorloofde wijze naar de fles. Eerst een flesje rood, vervolgens calvados, wodka, pastis de Marseille en cognac. Alles door elkaar. Binnen een uur transformeerde ik van een hoopje ellende naar een paaldansende entertainer die dezelfde verhalen tien keer achter elkaar vertelde. Om erger te voorkomen hebben Yves en Anneke me tijdens het diner onder applaus naar de tent begeleid. Dat ik ook nog naakt over de camping heb gerend, kan ik me niet meer herinneren. Evenals het overgeven… Ik dacht de volgende dag grote ellende te hebben aangericht, maar feitelijk was bijna iedereen blij dat ik even de druk van de ketel had kunnen halen.

De een wordt heel erg boos om iets kleins, de ander trekt zich even helemaal terug en weer een ander vervalt in eindeloze huilbuien. Het blijken allemaal middelen om weer even rustig te worden onder alle omstandigheden. Gedurende de wedstrijd zelf ging ik realiseren dat het allemaal een groot mentaal spel was. Fysieke voorbereidingen bleken wel noodzakelijk, maar mentale ervaring en levenservaring leken soms nuttiger. Een mix van {i}Big Brother{ei} en {i}Survival{ei}, zoals Martin na een paar weken concludeerde. Want het was natuurlijk ook ruim zeven weken op elkaars lip zitten. Daar heb ik in de voorbereiding ook uitgebreid bij stilgestaan. Maar ik was gretig om nieuwe mensen te leren kennen, en dat gebeurde ook. In een van de volgende delen zal ik hier nog op terugkomen.

Ten overvloede nog een paar woorden over mijn ‘professionaliteit’, of eigenlijk het gebrek daaraan. Ik ben een aanhanger van het ware idee achter sport, zoals het ooit is uitgevonden: amateursport. Ik respecteer de keuzes van anderen, maar ik zou er niet aan moeten denken om voor een sponsor te moeten lopen. Ik had daardoor geen enkele verplichting of andere verantwoordelijkheden. Maar het betekende dus ook dat ik voor alle kosten en materialen zelf heb opgedraaid. Geen probleem wat mij betreft. Ik ben nooit een fetisjist geweest ten aanzien van schoeisel en kleding. Er lag nog een ruimte sortering (oude) loopkleding in de kast, en ik kocht feitelijk alleen extra paartjes schoenen van dat beroemde Duitse merk voor het exorbitante bedrag van 39 euro per paar. Die lopen namelijk prima en ik heb nooit de behoefte gevoeld om nader onderzoek in te stellen naar het beste type schoenen en welke kleur het beste bij mijn kleding past. Scheelt overigens een berg tijd en commercieel geneuzel – uiteindelijk moeten de benen het gewoon doen.
In Frankrijk had ik geen speciale voeding, shakes, of andere supplementen, behoudens een dagelijks pilletje met vitamines en mineralen. Ik gebruikte in tegenstelling tot wat veel mede-atleten denken geen gelletjes. Stel je toch eens voor: zes weken lang smerige gelletjes, om nog maar te zwijgen over de tandartsrekening achteraf. Het eten onderweg moest vooral vullen en smaakvol zijn. Cola was daarbij overigens het ultieme voedings- en geneesmiddel. Ik loop al jaren op Cola en water. Beetje zout erbij in de bidon, en voilà: de allerbeste sportdrank. Ik zou simpelweg eten wat de pot zou schaften, en dat eventueel aanvullen met voedsel dat ik onderweg zou kunnen kopen zoals mijn geliefde zalm op stokbrood. Het was al met al het simpele leven daar in Frankrijk. Het was dus tamelijk amateuristisch, maar dat was ook de insteek.

Tot slot nog wat anders. Tijdens de voorbereiding ben ik overigens wel diverse keren benaderd met de vraag waarom ik er geen goed doel aan heb vastgekoppeld. Welnu, die vraag is vrij simpel te beantwoorden: ik had een goed doel, en dat was ikzelf. Ik had betaald, ik had getraind en ik had een eigen sportief doel. Het zal voor veel mensen vreemd in de oren klinken, maar ik had totaal geen zin in allerlei aandachtrekkerij voor het heilige goede doel. Ik ging voor mezelf, en dat was alles. Tijdens de race is de kwestie van de goede doelen, of eigenlijk min of meer het gebrek aan aanwezigheid daarvan, een keer ter sprake gekomen. We bleken het met elkaar eens te zijn: dit was een project voor onszelf. En hoewel er niks tegen het ophalen van geld en het verkrijgen van aandacht voor het goede doel is, lijken veel sportevenementen tegenwoordig niet meer te gaan om de beleving van sport, maar louter gericht op dat dikwijls wat schreeuwerig aanwezige doel. Ik had er achteraf ook helemaal niet aan moeten denken om al die extra zaken betreffende het goede doel allemaal te moeten regelen. Alsof de voorbereiding nog niet genoeg was…

Dave Boone
(Reacties altijd welkom: daveboone88 gmail.com )