Vandaag, een grote dag. Het wordt mijn honderdste wedstrijd boven de marathonafstand. ik laat bewust enkele wedstrijden vallen, hoewel me dat zeer veel pijn doet, ik loop dan ook te graag, kies ik toch voor de Grottenmarathon in Valkenburg. Het mag op zo’n dag wel iets speciaals zijn nietwaar? Zoals gewoonlijk rij ik met de trein tot ginds en kom vanaf Maasstricht al de bekende gezichten tegen. Gezamenlijk leggen we de laatste kilometers af richting zwembad/sporthal waar we onze nummers halen en omkleden. We komen aan het gebouw en zien reeds halve marathonlopers die hun wedstrijd beëindigd hebben in onze richting komen. allen zijn ze nat van het zweet, en velen lopen in singlet. Toch iets te koud bibberen we nu al. Binnen krijg ik mijn nummer, 62! Ik had stiekem gehoopt op nummer 100, maar dat zal er niet zijn zeker? Weer ontmoeten we de bekende ultragezichten. bij het omkleden vele vragende gezichten, wat moeten we aan? Er zijn er die voor lange leggings kiezen, anderen hebben vestjes om. “Het is warm in de grotten hoor” vertellen de lopers die voor ons gestart zijn. Ik besluit om in korte broek en met T shirt te lopen. Daarboven mijn verplicht singletje (sponsors, je weet wel…)
En hop naar de start….
Deze word onderaan de Cauberg gegeven. Wat gaat de taktiek zijn? Ik heb drie weken lang zwaar en hard getraind, driemaal per dag met een totale weekafstand van 215 km. Ik heb zware benen en zie enorm op tegen de Cauberg. Ik bekijk mijn tegenstanders. Sommigen ken ik niet, vooral de Duitse atleten dan. een man wordt geïnterviewd. Niemand minder dan Marc Papanikitas. Net hij draagt het nummer 100. Na het interview spreek ik hem lachend aan en vertel hem dat hij eigenlijk mijn nummer draagt. “Willen we wisselen” vraagt hij? Wat zal hij blij zijn met een tijd van drie uur en half… We laten het zo en wensen elkaar succes toe. Het regent maar dat stoort ons niet. Best wel een gek gezicht, al die lopers met een fietshelm op. Geen gespannen gezichten want niemand weet eigenlijk wat er te wachten staat.
Dan gaat het schot….
25 rondjes voor de boeg. We lopen meteen de grot in. Oei wat is het donker. Hier en daar brand wel een lamp. We zijn verplicht licht met ons mee te dragen dus dat gaat nog wel. De eerste drie rondjes loop ik met Tom Hendriks en Erwin Lenaerts. Het is een toeristische rondvaart. Toch moeten we opletten waar we onze voeten zetten. De grond is hard en verraderlijk. Hier en daar stap je in een putje en zink je door de enkels en knieën. Het word vooral een aanslag op de gewrichten. Ook bij elke keer als je van buiten weer naar binnen komt dampt je bril aan zodat het eventjes vertragen word. Met een snelle veeg worden de glazen met de handschoen weer zichtvrij gemaakt. Ik kijk behoorlijk wat rond en zie verschillende voorhistorische dieren (tekeningen). Ook taferelen uit het boerenleven werd op de muur vereeuwigd. Dan gaat het richting drankpost en weer naar buiten. De gevreesde Cauberg is niets meer dan uit en weer in de grot lopen. Dus dat valt weer mee. Na een rondje of vijf gaan de benen hun ritme weer krijgen en kan ik weer tempo maken. Ik heb gemerkt dat het best een snelle marathon kan worden. Toch opletten voor de luchtvochtigheid (krampen) en de ademhaling die hier danig op de proef gesteld wordt. Maar het gaat goed en verlaat ik mijn medelopers. Halfweg dubbel ik Wim Epskamp, die er duidelijk een trainingsronde van maakt. Ik loop hem voorbij maar moet even later het toilet opzoeken. Het duurt even voor ik het even voor de drankpost vind en doe wat ik moet doen en ga weer de wedstrijd in. Ik haal mijn verloren minuut snel weer in en kom weer Wim voorbij. “Tweemaal gedubbeld in dezelfde ronde, jij durft” roept hij me toe. Ik leg hem het hoe en waarom uit en loop weer snel verder.
Rondje na rondje loop ik rond de zes – zeven minuten en ik lijk de anderen voorbij te vliegen. Het gaat zo vlot dat ik soms enorme risico’s neem. Ik steek nauwelijks mijn lamp aan, en haal de andere deelnemers in tussen hen en de gladde muur in. Het scheelt soms niet veel maar ik zorg er wel voor dat ik hen niet hinder. Als ik er niet omheen kan wacht ik enkele seconden. Vooral bij de kruising aan de andere kant van de drankpost. De tijd en afstand vliegen voorbij en regelmatig vraag ik hoeveel rondjes nog. Ik hou het op mijn horloge wel bij maar in het donker kan je die niet raadplegen en het buitenstuk is te kort om daar wat te kunnen kijken. Een (ongetwijfeld)lieve dame in de jurywagen steekt een volle hand op. Nog vijf dus. Het gaat best goed hoewel ik nat ben van het zweet drink ik regelmatig en heb geen last van de maag. Dat is een goed teken. Ik loop snel en word nauwelijks moe. Heb zelfs adem over om de anderen toe te roepen. Dat doe ik wel vanaf de eerste ronde maar hoe verder de wedstrijd gaat hoe minder ik daarvoor de adem heb. Nu gaat het beter dan gedacht dus. Die trainingsweken lonen dus toch. Dan de laatste ronde, geen tijd voor nog een rondje sightseeing maar tijd neerzetten is de boodschap. Ik eindig tenslotte in 3,02.14 u.(amper 22 minuten later dan de winnaar Marc Papanikitas in 2,40 u) en een zesde plaats. Later zou blijken dat de ronde telling niet helemaal klopte want Epskamp werd voor me geklasseerd. Maar wat maakt het uit, vijfde of zesde… Mijn honderdste is een feit, netjes verdeeld door 60 marathons en 40 Ultralopen. Twee weken later vind ik tot mijn verbazing een grote bruine briefomslag in de bus. Hij komt van Marc Papanikitas. Wat zou die nu van mij verlangen. Ik scheur de omslag open en vind… Het nummer 100. Goed bezweet naar eigen schrijven maar toch een verrassing van formaat. Hij is niet alleen een prima loper… Bedankt hiervoor. En oh ja, voor al diegene die de krokodil gemist hebben, hij hing twee bochtjes voor de drankpost aan de linkerkant. Ga volgend jaar maar kijken…
Kloek Patrick