De 50e Amsterdam Marathon. Voor mij de vierde keer. Langzaam word ik Doofbliind – Usher-syndroom, Doewatkan.
Wat een dag, wat een evenement. De vijftigste keer dat de Amsterdam Marathon wordt gehouden en ik mocht er weer bij zijn. Dat voelt bijzonder. Alsof je deel uitmaakt van iets groters dan jezelf, ondanks dat mijn ogen en oren langzaam minder worden door Usher-syndroom. Maar ik doe wat ik kan, en dat voelt goed.
Nog maar een week geleden had ik via Marktplaats een startbewijs geregeld. Eigenlijk had ik niet gedacht dat het nog zou lukken, maar ik had er gewoon zin in. Zeker na die 210 kilometer van de week ervoor was ik benieuwd hoe mijn benen het zouden doen. Dus hup, ik ging ervoor.
’s Ochtends bracht mijn vrouw mij naar Hoogeveen, waar ik met Roel verder reisde richting Amsterdam. Hij zal er wel weer druk mee bezig zijn, dacht ik, want zijn schoonzoon had het startbewijs voor mij opgehaald. Dat moest dit jaar namelijk al een dag eerder. Gelukkig had Roel dat op tijd ontdekt, anders had ik mooi pech gehad. Geen startnummer, geen marathon. Maar het kwam goed ik mocht starten in het Olympisch Stadion.
Wat is dat toch een plek. Zo’n stadion waar historie in de lucht hangt. Waar zweet, glorie en sportliefde zich in de muren hebben genesteld. Daar stond ik dan, tussen duizenden anderen, te wachten op het moment dat we mochten vertrekken. Ik startte in het achterste vak, dus wachten was het zeker, maar ach de sfeer maakte alles goed. Mensen lachten, keken gespannen, spraken elkaar moed in. die mengeling van zenuwen en blijdschap, dat voel je alleen bij een marathon.
Toen het startschot klonk, ging het los. Samen met twee pacers liep ik weg. Tot zo’n dertig kilometer kon ik ze goed volgen. Maar daarna begon de drukte zijn tol te eisen. De geluiden, de kleuren, al die beweging voor iemand met een oogaandoening is dat veel. Het werd te prikkelend. Dus liet ik me wat zakken. Dacht: ach, even rustig aan, wat wandelen misschien.
En weet je wat? Dat voelde goed. Ik wandelde een paar kilometer, maar in een mooi hoog tempo. Achteraf dacht ik: jeetje, dat ging nog best rap! En het mooiste: ik genoot. Van de stad, van de menen, van de muziek langs de route. En ja, ik haalde zelfs nog lopers in wandelend! Dat doet een mens goed.
Toen, bij het Vondelpark, hoorde ik ineens een stem: ‘Hé, Running Blind! Verhebt!’
Ik draaide me om het was Jos, samen met Jan v. Twee mannen die ik al jaren ken. ‘Kom mee, mooi dat je hier bent!’ riepen ze. En ik sloot bij hen aan. Vanaf dat moment liep ik met hen mee, tot aan de finish. Twee kerels die weten wat lange afstanden zijn, wat doorzetten is. Wat een geluk dat ik ze daar tegenkwam. Samen gingen we over de finish vol trots, vol emotie.
Na afloop liep ik met Jos door de menigte, terug naar de kleedruimte. Hij begeleidde me rustig, zoals hij dat kan. Jos is begeleider bij Running Blind, dus hij weet precies hoe dat moet. We praatten wat, lachten, kwamen nog bekenden tegen het blijft me verbazen hoeveel vertrouwde gezichten je tegenkomt in zo’n mensenzee. Hardlopen verbindt, dat is echt zo.
In de kleedkamer zakte ik even neer. Even bijkomen. Toen kwam één van de pacers erbij zitten Daniel. Hij keekk me aan en vroeg: “Hoe ging het?” ”Goed”, zei ik. “Tot dertig kilometer kon ik jullie bijhouden. Daarna werd het me wat te druk, te veel prikkels.”
Hij knikte begrijpend en zei toen zacht: “Mag ik je wat zeggen? Ik denk dat je veel baat zou hebben bij een buddy, zeker in zulke grote wedstrijden. Je bent een goede loper, echt waar. Maar met iemand naast je haal je er nog meer uit.”
Die woorden kwamen binnen. Niet omdat ik het niet wist. Ik wist het allang. Maar als iemand het hardop zegt, wordt het echt. Ik voelde een traan prikken. Soms is de waarheid niet nieuw, maar gewoon nodig om weer gehoord te worden.
Sindsdien denk ik er veel over na. Misschien moet ik inderdaad weer met een buddy gaan lopen. Hoe en wanneer, dat weet ik nog niet. Eerst herstellen. Eerst nagenieten van die dag. Want wat een dag was het.
Ik mocht weer starten in het Olympisch Stadion. Dat doet iets met een mens. De echo van de geschiedenis, de mensenmassa, de adrenaline het tilt je op, het laat je even groter voelen dan jezelf.
Terugkijkend denk ik: wat heb ik toch een geluk. Mijn ogen worden minder, mijn oren ook. Maar ik kan nog zoveel. En ik krijg zoveel hulp. Mensen die iets aanbieden, die een hand uitsteken niet uit medelijden, maar uit waardering. Omdat ze zien dat ik blijf lopen, blijf proberen, blijf genieten.
De meeste mensen willen elkaar gewoon helpen. Niet omdat het moet, maar omdat het goed voelt. En dat zag ik zondag weer.
Of ik met een buddy ga lopen, dat zal de tijd leren. Maar denk er zeker over na.
Maar trots, ja dat ben ik. Trots dat ik er weer stond. Dat ik hem weer liep. De Amsterdam Marathon. Voor de vierde keer.
En wie had dat gedacht, toen ik jaren geleden zei: “Grote marathons? Nee joh, dat doe ik niet meer.” En nu, twee jaar op rij in Amsterdam. Trots. Dankbaar. En nog lang niet klaar.
Terugkijkend op deze marathon voel ik meer dan alleen trots. Ik voel dankbaarheid: voor de mensen die me begeleiden, voor de vrienden die ik onderweg tegenkwam, voor het lichaam dat ondanks alles nog steeds kan. Ik voel verbinding met de stad, met de sport, met mezelf. En bovenal hoop: dat er nog zoveel mooie momenten te beleven zijn, dat er altijd nieuwe uitdagingen wachten, en dat ik die niet alleen hoef te trotseren. Voor de vierde keer de Amsterdam Marathon, en toch iedere keer weer een onvergetelijke reis.
Eddy Hedemann

Één reactie op “50e Amsterdam Marathon, verslag Eddy Hedemann”
Gefeliciteerd met je mooie prestatie in Amsterdam Eddy.
Mijn bewondering is groot. Ik ben benieuwd of Lex de Boer (ken ik al heel lang) ook gefinished is. Ik kon hem niet vinden in de uitslagen.
Zelf heb ik 38x meegedaan in Amsterdam: 1985 t/m 2023.
Helaas kan ik het niet meer opbrengen.