Nijmegen kent zijn vierdaagse, Bornem (20 km ten zuidwesten van Antwerpen) zijn beroemde 100 km Dodentocht, die dit jaar al voor de 35e keer georganiseerd wordt. Er wordt vrijdagavond 13 augustus om 21.00 u gestart. Om een voorstelling te geven van de grootte van het evenement eerst wat getallen. De limiet is minimaal 10 uur en maximaal 24 uur. Er zijn 9033 deelnemers waarvan 7377 mannen en 1456 vrouwen. Slechts 4416 (waaronder 292 Nederlanders) behalen de eindmeet, verdeeld over 3806 mannen en 610 vrouwen. Dat is 48,88 procent. Onder hen 3 personen die alle 35 edities hebben uitgelopen. ’s Middags om 2 uur, dus 17 uur na de start zijn er 593 finishes. Ruim de helft is vroegtijdig uitgestapt. Uit onderstaand verslag wordt duidelijk waarom er zo velen de eindstreep niet gehaald hebben.
Wat beweegt een loper om aan een dergelijk wandelevenement deel te nemen? Ik word door Theo Cloosterman op het idee gebracht. Hij en Regina van Geene gaan als enige Nederlanders einde deze maand de Spreelauf in Duitsland doen. Deze meerdaagse wedstrijd, totaal 408 km, is verdeeld in 6 etappen waarbij de langste afstand 83,9 km is. De Dodentocht moet de ultieme voorbereiding zijn. Ik zie het als een uitstekende training op Winschoten. Er mag namelijk ook hard gelopen worden, mits je de minimale limiet niet overschrijd. Daar is bij Theo, Regina en mij geen gevaar voor. Omdat we ook altijd samen reizen spreken we af dat we deze keer ook samen lopen. Het is één ronde, we kunnen daarom de voor ons onbekende omgeving van Oost en West Vlaanderen prettig in ons opnemen.
Half zeven zijn we al in Bornem. Gelukkig maar dat we vroeg aanwezig zijn want op de toegangswegen wordt je naar parkeerplaatsen geleid, en met bussen naar het centrum vervoerd. Na een kilometertje lopen (de plensbuien veroorzaken ondertussen in de sporttas natte sokken, ondergoed, handdoek en vogelvoer eierkoeken) richting inschrijflokaal, moeten we in een lange rij wachten. Je ziet meteen dat dit een ander slag deelnemers is dan we gewoonlijk ontmoeten. Heel weinig sporttassen, wel veel rugzakken en echte wandelschoenen die veel lijken op militair schoeisel, sluiting boven de enkels en zwaar. Het is om 8 uur al erg druk bij de start. In plaats van een borstnummer krijgen we een klein plastic plaatje om de hals gehangen, dat bij de verzorgingsposten gescand wordt. De eerste scanning vindt plaats enkele honderden meters voor de start. Onze vertrouwde chips werken in mijn ogen sneller en effectiever. We praten wat met Theo de Jong die vergenoegd handenwrijvend verteld dat hij van plan is er vannacht iets aardigs van te maken. Immers zijn voorbereidingen op de Run zijn tot nog toe perfect verlopen en deze training past exact in zijn opbouw naar een spectaculair debuut te Winschoten. Meer ultralopers zijn er niet, althans we zien ze niet.
Na het startschot moeten we nog zeker 10 minuten wachten voor we voetje voor voetje de eerste meters kunnen afleggen. Wat wil je ook als ze 9000 mensen tegelijk loslaten in een smalle straat. Na een kwartier begint het te regenen. Zowat iedere deelnemer vouwt een paraplu open, dus je begrijpt dat we ingesloten tussen paraplu’s alleen maar aan hardlopen kunnen dénken. Het heeft wel een komisch maar voor mij ook tragisch effect: hoe bevrijd ik me uit dit mensenkluwen. Na 10 km kun je in de rij wachtenden een flesje drinken krijgen. We besluiten uit de mensenmassa omstrengeling te breken om te kijken of we toch wat kunnen joggen, we willen er immers geen 24 uur over doen. Dat wordt slalommen, zigzaggen en bukken om geen paraplupin tegen je kop te krijgen. Waar ben je nu mee bezig, denk ik. Is dit leuk? Is dit sportief? Is dit realistisch? Hoe denken de wandelaars hierover? Heb ik er dat voorover, ergernis en frustratie oproepen bij mezelf en anderen? Op deze manier bederf ik de pret voor iedereen. Theo en Regina heb ik daarom niet meer gevolgd, maar me solidair verklaart met mijn wandelgenoten.
De regen wordt heftiger, de ene bui volgt na de andere. Al na 15 km ben ik ondanks mijn regenjasje tot de huid toe nat. We moeten door een smal pad van ongeveer anderhalve meter breed. Het begint met modder en blubber en gaat over in kuilen waar je tot je enkels in wegzakt. Vóór mij zie er diversen onderuit gaan. Ik probeer de ideale lijn te volgen door heel voorzichtig de watermassa’s te ontwijken en in de blubber te blijven. Dat is van korte duur, want de meeste die me passeren klossen met hun zware wandelschoenen door de plassen, geen meelij hebbend met een verbijsterende eenzame angsthaas. Het levert me diverse schuivers op. Tweemaal val ik, gelukkig smak ik niet tegen de grond, maar kom met verwilderde ogen tegen schouder en rug van medelopers terecht. ‘Sorry, ik heb de leeftijd niet meer, me soepel op de been te houden’, zeg ik wat quasi ontspannen, terwijl mijn gelaatspieren wel een ander verhaal laten zien. Mijn schoenen zuigen vol, de waterdoop is geschied, vanuit de enkels voel ik de blubber langs de kousen naar beneden lopen. Weer op de verharde weg klotst het vocht rondom mijn tenen. Meteen denk je dan aan blaren. Zeker 10 keer hebben we soortgelijke paden moeten doorworstelen. De lol is eraf, met grimmige verbetenheid zoek ik een uitweg. Ondertussen zijn mijn schoenen, zover kan ik nog wel tellen, 7 keer ondergedompeld. Het is bar en boos. De regen houdt aan, ik bibber, ben ijskoud en bang onderkoeld te raken. Bij een verzorgingspost zwaaien lieftallige dames met bezems hoog in de lucht terwijl ze roepen: ‘bezemwagen’. Velen maken er gebruik van. De verleiding is groot, maar ik vertik het om op te geven. Ik ga door en realiseer me dat slechts finishen telt. De inzet is onvoorwaardelijk, de concentratie intens en het lopen is nu dodelijke ernst geworden. Toegeven aan zelfmedelijden zal later frustratie opleveren, nee de hang naar tevredenheid over mezelf houdt me in de strijd.
Eindelijk komt komen we op brede wegen waar ik warempel in looppas verder kan. Heerlijk die ruimte. Bij het 50 km punt zie ik dat ik al bijna 8 uur onderweg ben. Als ik zo verder kan lopen, zonder blaren en daarbij mijn lichaam nog wat kan opwarmen, ben ik content. Ondertussen wordt het dag, dat loopt aanmerkelijk beter. Op de 60 km verzorgingspost hoor ik mijn naam roepen. Het zijn Regina en Theo. Fijn dat we de afspraak van samen lopen overeind kunnen houden. Ze zijn zeer benieuwd hoe ik het in de blubber en het water overleefd heb. De verzorgingsposten zijn uitermate goed bevoorraad. Een greep uit hun collectie: druiven, rijsttaartjes, sinaasappelen, appel, mars, balisto, M & M’s, diverse soorten koeken, soep, stokbrood, mandarijntjes, bier, koffie, thee, water. Helaas geen cola, was wel te koop, wat ik ook 2 keer gedaan heb. Het rijsttaartje is me niet goed bekomen, was te vet, mijn maag kon er niet mee overweg. Rustig joggend lopen we verder, er is nu ruimte genoeg. Regina is de fitste van ons drieën. Ze blijft voorop lopen. Theo krijgt het moeilijk. We rusten wat langer bij de posten. Bij de 85 km vindt hij het verstandiger dat wij doorlopen, omdat hij zich niet wil forceren wat ellendige gevolgen voor de Spreelauf teweeg kan brengen. Al enkele tientallen kilometers ondervinden we last van blaren. Nu we gaan hardlopen, ontstaat er meer druk op de voetzolen wat stekende pijnen veroorzaken, alsof er messen onder de voeten gestoken worden. Onze gelaatsuitdrukkingen spreken boekdelen. Regina wil dat we samen finishen. Ik adviseer haar door te lopen. Ze blijft bij me lopen. Ik zeg enkel gebarentaal te bezigen en niet te praten, daar ik alle energie nodig heb om de blarenpijn te overwinnen. Wazig zie ik de mooie Schelde met pittoreske veerpontjes die het fraaie achterland aandoen. We passeren idyllische Vlaamse dorpjes, waar ik in betere omstandigheden graag een zonnig terrasje wil aandoen. De laatste uren is het droog, maar blaren herinneren aan een vreselijke nacht. De permanente ontevredenheid maakt plaats voor een ontspannen lachje als we het 500 meter bord in de verte zien. We finishen om half twee en zijn dus 16½ uur onderweg geweest. We hadden een droomvoorbereiding in gedachten met een grote mate van onderlinge sportiviteit. Dat laatste is gelukt want bij het in ontvangst nemen van de medaille horen we achter ons een lachende Theo roepen: ‘hadden jullie niet op mij kunnen wachten, ik had je in de laatste bocht in het vizier, maar kon net niet bijkomen’. Toch nog samen gefinisht. Ik straal weer. De aarzeling is verdwenen. Dat ik de eindstreep gehaald heb vind ik op dat moment vanzelfsprekend, lange afstanden lopen is fascinerend.
Vincent Schoenmakers
