Er was eens een man die verzot was op het lopen van (ultra)marathons. Het liefst liep hij in de bossen vanwege de schoonheid van de natuur. Dan droomde hij heerlijk weg, zonder dat opdringende belangstellenden zich vergaapten aan de excentrieke hijgers. Ook had hij wedstrijden gelopen waarin hij tot zijn enkels in de modder zakte. Hij schrok niet terug voor nachtelijke lopen op een soort maanlandschap tussen rotspartijen en spelonken. Nu echter maakte de ultrakalender hem duidelijk dat er op loopgebied nog meer te beleven viel. In Brussel zou een marathon op een piste georganiseerd worden. ‘Heb jij ook gehoord dat je een marathon kunt lopen op een piste’, zei hij tegen zijn vrouw. ‘Ja, in wintersportgebieden glijden ze met skiën of snowboards naar beneden. Laat je loopschoenen maar thuis en koop een sterke broek want je kont moet het werk doen’, lachte zijn vrouw meewarig. ‘Nee, ik denk dat ze een circustent bedoelen, terwijl wij rondjes draaien in de tent, hangt er een dame in de trapeze voor de nodige afleiding om de saaiheid te doorbreken’, zei de man.
Nieuwsgierig geworden schreef hij zich in. Het was vrijdagavond en een dag later werd er al om 10 uur ’s morgens gestart. Tot zijn diepe teleurstelling zag hij dat alleen bij voorinschrijving mag worden deelgenomen. Hij vloekte en vervloekte zichzelf dat hij er niet eerder van had kennis genomen. Na een chagrijnig half uur kreeg hij een lumineus idee. Hij klikte op het e-mailadres van Dirk de organisator en berichtte hem dat het weliswaar een late inschrijving betrof, maar dat hij door zijn sportmasseur pas deze middag blessurevrij werd verklaard. Van anderen wist hij dat die truc bijna altijd werkte. Toch was hij er niet gerust op dat de mail op tijd geopend zou worden, hij zou dan voor noppes naar Brussel afreizen. Dan maar bellen. Pas om half negen kreeg hij contact. Er waren nog 3 startnummers te vergeven. Hij moest zich de volgende dag uiterlijk 9 uur melden bij de inschrijfbalie anders ging het over. Hij belde snel Theo Cloosterman met wie hij altijd samen reisde. Om half 8 zou hij vertrekken. Kwart over 7 al stond de man voor de deur. Willy zou ook meerijden, maar die was er om half 8 nog niet. De man streste volkomen en zei: ‘wat zijn dat voor afspraken, tijd is tijd, gewoon aanrijden’. Theo rekte het nog een minuut of 10, maar eindelijk gingen we dan toch. Op het nippertje komt Willy eraan. De man liep naar hem toe, probeerde zo vriendelijk mogelijk te snauwen, wees op zijn klok en zei dat als we om 9 uur niet bij de piste aankomen hij niet kon starten en dit zijn schuld zou zijn.
Exact 9 uur zei de ingeblikte stem van de routenavigator dat na 100 meter rechtsaf de bestemming is bereikt. Tot overmaat van ramp was een foutief adres ingetoetst. De man achterin had het niet meer, maar hield zijn mond, inwendig kookte hij. Om 9.14 de juiste bestemming bereikt. De inschrijfmevrouw vertelde de man dat hij niet had voor ingeschreven, dus geen startbewijs kreeg. ‘Maar ik heb Dirk gisteren gebeld’, probeerde hij. ‘Daar is Dirk’, zei ze. Die regelde het perfect zoals het een eerlijke organisator betaamd. Nu pas had de man tijd de piste in ogenschouw te nemen. ‘Noemen jullie dat piste’, zie hij tegen een Belgische deelnemer, ‘het lijkt wel een atletiekbaan’. Een vette lach was het antwoord om zoveel Nederlandse onnozelheid.
Om 10 uur wachten 63 lopers op het startschot. ‘De start is met 10 minuten uitgesteld’, vertelt iemand van de organisatie. ‘Dat is weer typisch Belgisch’, roept de man, terwijl hij zich bij enkele Belgische lopers voegt. ‘Jullie hebben fantastisch goede lopers, de Nederlanders stellen daarmee in vergelijking niet zoveel voor, maar waar jullie slecht in zijn is het organiseren van goede wedstrijden. Herinner je 3 weken geleden nog, de Kustmarathon, sorry hoor, maar voor mij mogen ze de s uit de naam gerust weglaten. Ook Brussel 2 weken geleden, waar ze de winnaar de verkeerde kant opstuurde is een blamage’. Van kwaadheid zwalkte hij wat over de baan, zodat het leek alsof hij al vóór de wedstrijd aan het Trappistenbier gezeten had.
Ja, de start. De man die de ochtend in stress begon en zich nog dieper in de stress had gewerkt, startte ook. Een fijn baantje, dacht hij na de eerste ronde. Het werd steeds leuker. Marc was hem diverse keren gepasseerd. Het viel hem op dat die telkens oergeluiden maakte, daarom deed de man een paar passen opzij, omdat hij dacht dat Marc moest kotsen. Hij hoorde echter dat hij dit alleen maar doet als hij gefinisht is. Wat veert die baan lekker, dacht hij steeds. Plotseling leek het of hij zo licht werd als een veertje en dat hij boven de baan zweefde. Het leek niet zo, het was zo. Elk kwartier maakte hij een duikvlucht om van de rijk voorziene bevoorradingstafel een stukje banaan of wat drinken te pikken. Vreemd dat als je zweeft de behoefte aan eten en drinken hetzelfde is als bij het lopen. Ja, nu besefte hij waarom ze het piste noemen, het is niet op de grond maar in de lucht te doen. Na 2 uur hoefde hij geen duikvluchten meer uit te voeren. De dame die bij de verzorging bekertjes drinken uitreikte, zweefde net als hij en bracht hem alles wat nodig was om een goede marathon te zweven. In de lucht leek ze veel mooier dan ze al was, zou dat bij mij ook zijn, dacht hij. ‘Ik heet Lola en wil je een super aangename wedstrijd bezorgen, wij organiseren de enige pistemarathon in België en willen de lopers verwennen zodat ze hier weer graag terugkomen’. Ze had een goudrode jurk aan van dezelfde snit stof waar hij in een hotel nog ooit onder geslapen had. De kleur van die sprei was hem altijd bijgebleven. En dat gezicht, heel anders dan op de grond, enigszins rond, plat met kleine oogjes, ovale grote wenkbrauwen en een plat neusje. Jammer dat ze een lange jurk droeg, hij zou wel eens willen weten of haar kuiten ook zo mooi rond en plat waren. Heel beleefd vroeg hij Lola of ze haar jurk even wilde oplichten. ‘Niet hier’, zei ze, ‘bij de finish’.
Zo had hij nog nooit een marathon beleefd. Beneden hoorde hij mensen klagen dat het tv scherm geen namen met ronden meer weergaf. Hij had er geen last van, Lola fluisterde hem bij iedere doorkomst het juiste aantal te lopen ronden in. Hij zweefde een vrij vlakke marathon. Bij de laatste 15 km stond zijn klok op 2.24. ‘Het is gebakken’, zei hij tegen Lola. Ik finish beneden de 4 uur. Met nog 10 rondjes te gaan leek het of zijn zweeftoestand ophield te bestaan. Hij stond weer met beide benen op de grond. Ondanks dat het zweven zijn energie vermogen aardig op de proef had gesteld, stond hij ook lopend aardig zijn mannetje. Hij bereikte de finish in 3.54.00 en wie stond hem daar op te wachten met een blikje sportdrank, de mooie dame Lola. Zonder dat hij er om vroeg duwde ze hem naar beneden. Hij stribbelde tegen. Omdat na 42 km lopen en zweven de stijfheid zo voelbaar was, stamelde hij dat hij dan niet meer op zou kunnen staan. ‘Dan kun je mijn kuiten niet bewonderen, ze zijn net zo mooi en sterk als van Kenianen’, zei ze en plotseling was ze verdwenen. Hij was te moe om er zich druk over te maken.
De pistemarathon staat bij de man voortaan heel hoog aangeschreven. Hij vond het een spannend avontuur en de meest ultieme vorm van het doorbreken van saaiheid. Er gaat bij hem voortaan niets boven een pistemarathon. Na het douchen kreeg hij nog een uitdraai van zijn eigen 105 gelopen en gezweefde rondjes, een ’t shirt, medaille en als tombolaprijs een mooie zwartblauwe schrijfmap, waarin hij al zwevend zijn nieuwe pisteavonturen kan gaan beschrijven. En met die prettige herinneringen en vooruitzichten was het voor hem niet moeilijk om nog lang en gelukkig verder te leven.
Vincent Schoenmakers
