Historie van London-Brighton

Een werkstuk van Thijs Roest.

De fameuze ultraloop London-Brighton heeft een lange historie, de eerste gedocumenteerde race tussen de 2 steden dateert uit 1837. In dat jaar liep John Townsend in 8 uur en 37 minuten de afstand tussen de steden van ca. 88 km. Townsend was een professional, en won liefst 289 van de 295 wedstrijden waaraan hij deelnam.

Waarschijnlijk heeft deze wedstrijd in Zuid-Engeland de langste historie van alle ultralopen en veel prachtige gevechten hebben plaatsgevonden op de Brighton Road. Bovendien was het in de periode 1960-1980 één van de belangrijkste ultrawedstrijden ter wereld.

Tussen 1837 en 1920 werd de lange weg naar de kust vaker gelopen, dikwijls in solo-races. De doorbraak kwam echter pas met de legendarische Arthur Newton. Van oorsprong Engelsman en naar Zuid-Afrika geëmigreerd, verloor hij na jaren hard werken alles dat hij bezat, omdat de overheid zijn land en boerderij confisqueerde. Hij verwierf bekendheid vooral door het meermaals winnen van de Comrades Marathon, maar verliet uiteindelijk Zuid-Afrika totaal berooid. In de jaren ’20 van de vorige eeuw keerde hij op 41-jarige leeftijd naar Engeland terug.

Newton wilde daar nog één keer een prestatie neerzetten en liep in een tijdsbestek van 6 weken 2 keer de afstand London-Brighton solo. De eerste keer in 6u11m, de tweede keer in een formidabele 5u53m. Om deze prestatie in perspectief te zetten: hij kwam op het marathonpunt door in de tussentijd van 2u43m, slechts ruim een minuut langzamer dan de winnende tijd op de Olympische marathon dat jaar!

In 1937 sponsorde het blad News of the World een International London to Brighton race. Arthur Newton was de drijvende kracht achter de organisatie van deze loop. Zijn bemoeienis zorgde er (ook later) voor dat de interesse van Zuid-Afrikanen voor deze loop groot was.

Pas in 1951 werd de race een jaarlijks terugkerende wedstrijd. Ernest Neville was de organisator, en inmiddels was ook de R.R.C. opgericht, die vanaf dan verantwoordelijk werd voor het evenement.

Het parcours van de wedstrijd is niet makkelijk, met veel heuvels en meestal een tegenwind. In de beginjaren werden deelnemers vooraf medisch gekeurd, terwijl de tijdslimiet op een pittige 8u15 stond (later versoepeld naar 9u30 en 9u50). De loop begint bij de Big Ben in Londen, het ‘startschot’ is de eerste klokslag om 7 uur ’s ochtends.

Het aantal deelnemers is in alle jaren redelijk gelijk gebleven, in de beginjaren rond de 50, later rond de 100. Met 191 deelnemers was 1989 het topjaar. Een enorm verschil met (zeker de huidige) hoeveelheid deelnemers en ambiance bij de Comrades Marathon.

Ondanks deze verschillen en de destijds enorme investeringen in tijd en geld die nodig waren voor een reis over de halve aardbol, werd London-Brighton zeer populair bij de beste Zuid-Afrikaanse lopers.

In 1953 won de Zuid-Afrikaan Wally Hayward, destijds de beste loper over 50 mijl, de wedstrijd in een nieuwe besttijd van 5u29.

In 1960 alweer Zuid-Afrikaanse winst, nu door Jackie Mekler in 5u25m. De eerste 8 lopers kwamen binnen onder de 6 uur.

De wedstrijd bleef ook in latere jaren gedomineerd worden door Engelsen en Zuid-Afrikanen. Hierop waren slechts 2 echte uitzonderingen: de Schot Ritchie (zie later) en de Amerikaan Ted Corbitt.

Corbitt, de stille zwarte Amerikaan, begon zijn ultra-carrière op de Brighton Road in 1964, maar liep nadien ook 100 mijls en 24-uurs wedstrijden. Met zijn grensverleggende manier van trainen (hij liep dikwijls maandenlang 200 mijl per week) veranderde hij het gezicht van de ultrawereld voorgoed. London-Brighton trok hem vooral vanwege zijn fascinatie voor Arthur Newton, die hij tegelijkertijd verfoeide vanwege diens denkbeelden over negers.

Terwijl de Engelsman Bernard Gomersall tussen 1963 en 1966 4 keer op rij wist te winnen (en in 1965 ook de Comrades – hij kon alleen dankzij een inzamelingsactie het geld voor de reis bijeenkrijgen), werd Corbitt opeenvolgend 4e, 2e en 2e. Pas in 1969 kwam Corbitt nog eenmaal terug, vastbesloten eindelijk te winnen. Hij was inmiddels 50 jaar, liep zijn beste tijd, maar werd tot zijn grote teleurstelling weer 2e, nu achter de Zuid-Afrikaan Bagshaw.

Cavin Woodward, de karakteristieke loper met zijn hoornen bril, beheerste de race tussen ’73 en ’75, met één 2e en twee 1e plaatsen.

Na 1975 zouden de Zuid-Afrikanen jarenlang niet komen, door de inmiddels ingestelde I.A.A.F.-boycot.

In 1977 deed de roodbebaarde en uiterst bescheiden Schot Don Ritchie van zich spreken. Dit ultra-fenomeen, momenteel nog steeds actief, zou later alle wereldrecords tussen 50 km en 100 mijl verbeteren. Nog steeds is zijn 6u10 op de 100 km een van de beste tijden (volgens sommige Britten zelfs de allerbeste tijd) ooit gelopen, op een sintelbaan nog wel. Hij won de race in ’77 en ’78, en eindigde nog meermaals op het podium later. Zijn tijd van 5u13 betekende feitelijk de snelste race tot op dat moment, maar het parcours was dat jaar een stuk langer, zodat hij de tijd van Woodward net niet verbeterde. Overigens werd het parcours al meerdere keren aangepast, waardoor de lengte van de wedstrijd maximaal zo’n 3 kilometer kon schelen.

In 1980 was er voor de eerste maal ook een officiële vrouwenrace, waar Leslie Watson in 6u56m won.

In 1981 verscheen Bruce Fordyce. Eigenlijk een Zuid-Afrikaan, maar door zijn Engelse paspoort omzeilde hij de sportboycot. Fordyce won direct de race, zoals hij eerder dat jaar al in de Comrades had gezegevierd. Dit kunststukje herhaalde hij zelfs 3 keer op rij. Hij won de Comrades totaal 9 keer, en had een beste marathontijd van 2u17. In 1983 liep Fordyce in Engeland ook nog een wereldbesttijd op de 50 mijl van 4u50. Don Ritchie werd nog eens 3e dat jaar, en liefst 14 lopers eindigden binnen 6 uur.

In 1985 deden toch weer Zuid-Afrikanen mee (blanken en zwarten), ondanks de voortdurende sportboycot. De race wordt zelfs gewonnen door de Afrikaan Tjale. De I.A.A.F. lijkt niet te reageren, maar de schijn bedriegt?
Want in ’86 wordt de winnaar gediskwalificeerd (onder druk van de I.A.A.F.?), omdat er wordt getwijfeld aan zijn nationaliteit. De Chaumont was waarschijnlijk geen Fransman, zoals hij opgaf, maar toch een Zuid-Afrikaan. Tot 1992 zouden er geen Zuid-Afrikanen meer op het podium staan.

Erik Seedhouse won de loop in 1989, in 1990 David Beattie.
In 1992 en 1993 kende de race aan kop een identiek verloop. Beide keren lag de Zuid-Afrikaan Russel Crawford op 45 mijl nog ruim aan kop, en beide malen werd hij op de steilste heuvel van de dag (Ditchling Deacon) gepasseerd en achtergelaten door Engelsman Stephen Moore. Moore won in ’97 nogmaals.

In 2002, 2003 en 2004 won Brian Hennesey, die in 2005 tot zijn grote teleurstelling 2e werd achter Johannes Oosthuizen (5u50m) uit Zuid-Afrika. Hennesey had zijn zinnen gezet op een historische 4e (opeenvolgende) overwinning.

Bij de vrouwen domineert Hillary Walker jarenlang de wedstrijd, met 4 overwinningen en nog 5 podiumplaatsen. Onze ‘eigen’ Mareike Bestebreur finishte een keer als 2e. De snelste tijd staat op 6u34 van Hunter-Rowe, gelopen in 1993.
Het is de vraag hoelang deze wedstrijd nog georganiseerd zal worden. Al jaren gaan er geruchten over een beëindiging, en de organisatie hing in 2004 aan een heel dun zijden draadje. Organisator Ian Champion vertelde me dat hij een boek ging uitgeven over de complete geschiedenis van London-Brighton, met alle tijden en gegevens op een rijtje. Prachtig natuurlijk, maar wellicht ook een teken aan de wand……?

Thijs Roest

e-mail info provider massage-praktijk.nl