Terugkeer naar heilige grond – Midwinter Marathon 2009
Nee, er liggen geen voorvaderen van mij begraven en ook geen mensen, die een voorbeeld voor me zijn geweest. Er ligt wel een stukje persoonlijke geschiedenis in Apeldoorn. Een jaar of dertig geleden liep mijn vader er zijn eerste en een jaar later zijn beste marathon. Toen hij dit eind jaren tachtig nog eens dunnetjes over wilde doen was ik er ook bij. Als toeschouwer van de marathon en een keer als deelnemer aan de minimarathon. Met mijn vader ging het bij die laatste twee pogingen niet meer echt naar wens en hij hield hierna de marathon voor gezien. Bij mij was echter de overtuiging ontstaan “dit wil ik ook ooit eens doen”. De combinatie van de marathon, de mooie omgeving en die hardlopers, die zich een weg naar de eindstreep knokten. Prachtig!
Als 10-jarige was ik met hardlopen begonnen en als 14-jarige mocht ik dan eindelijk op atletiek van mijn ouders, want er was blijkbaar enige afremming nodig. Ik wilde lopen, het liefst lang, vaak en hard. Dus moest ik eerst andere sporten doen. Eindelijk lid van de atletiekvereniging werd ik weer afgeremd, want als c-junior staan zo’n beetje alle onderdelen op het programma behalve lange afstandlopen. Ik sprong ver en hoog, wierp speer, discus en stootte kogel en liep 100 en 800m en hoewel het best leuk was wilde ik eigenlijk wat anders. Ik leerde dat ik eerst snelheid op moest bouwen en dan pas langer gaan lopen en de marathon…..Och, dat was iets voor later, veel later!
Sneller dan verwacht stond ik gelukkig toch aan de start van de “hele” in Apeldoorn. In 1991 kwam ik na een korte vakantie in Frankrijk nogal mager terug. Ik was al niet bepaald dik en tien dagen gehemelte verminkend stokbrood eten (en verder dus weinig eten) en motorrijden, deden me er afgetraind uitzien. Dusdanig dat een aantal clubgenoten, die voor Amsterdam aan het trainen waren, zich hardop afvroegen of ik soms ook de marathon ging lopen. Een idee was geboren! Wat nou wachten tot ik dertig ben en nog acht jaar persoonlijke records najagen op kortere afstanden, waarvoor de motivatie toch zo langzamerhand wel verdwenen was! Zodoende liep ik in Amsterdam mijn eerste marathon en hoewel het voor geen meter ging wilde ik bij wijze van spreken de dag erna al naar Apeldoorn. Het werd dus Apeldoorn 1992 (1 februari). Ondanks dat ik in de voorbereiding nog ruim twee weken totaal niet kon trainen ging het goed en was het een fantastische ervaring.
Zeventien jaar later, 1 februari 2009, heb ik lichaam en geest eindelijk weer in een dusdanige balans kunnen brengen, dat ik weer aan de start sta bij de Midwinter Marathon in Apeldoorn. Lang lopen, dat is wat ik wil, ik weet het nu heel zeker, maar het leven werpt soms hindernissen op. Voorlopig heb ik ze overwonnen.
Het is heerlijk weer, op het weerbericht wordt gesproken over een snijdende oostenwind en een maximum temperatuur van 1˚C, maar als je eindelijk na zeventien jaar weer aan de start staat dan is toch elk weer heerlijk weer! En oké, de grond onder de voeten is andere grond dan destijds, ook de Midwinter Marathon gaat met zijn tijd mee. Logisch, panta rhei, ofwel alles in deze wereld is steeds in verandering. In 1986 en 1987 was ik de supporter en mijn vader de loper. Nu is mijn vader de supporter en ben ik de loper. We lopen op zondag in plaats van zaterdag en start en finish zijn verplaatst, maar ik zweef onderweg toch echt over heilige grond.
Na de start lopen we eerst een stuk door Apeldoorn, dat lijkt maar kort. Daarna gaan we genieten in het bos en op de hei. “Vergeet vooral niet te genieten” denk ik bij mezelf. Een wijze loper en organisator uit het zuiden des lands geeft dit de deelnemers aan zijn wedstrijden als raad mee. Wat mij betreft de beste raad, die je mee kunt krijgen, want dat is toch de essentie van het lange afstandlopen. Zodoende begin ik rustig, ik heb geen haast, het schijnt nog ver te zijn. Ik geniet inderdaad van de omgeving en van het lopen. Koud is het ook niet, we lopen beschut en als dat niet zo is hebben we wind mee. Het zweet drupt uit mijn muts, zodanig dat ik besluit het maar eens letterlijk een handje te helpen. Ik wring mijn muts uit. Ergens tussen kilometer 12 en 13 zal het geweest zijn, daarna was het (enigszins tot mijn verbazing) niet meer nodig. Ik denk nog aan de discussies in de sporthal over de kledingkeuze, wel of geen jasje of misschien een extra shirt eronder. Een wedstrijd lopen met een jasje aan? Dat was nog nooit in mij opgekomen, maar ja mensen verschillen. Een ander heeft het gewoon nodig, ik blijkbaar niet. Een shirt met korte mouwen (polyester), daarover één met lange mouwen (katoen) en een hemdje (polyester) voor het clubtenue. Aan de benen een korte tight met daaroverheen een dunne lange tight en aan de voeten, voor mij vanzelfsprekend, sokken en schoenen. Hoofd en handen bescherm ik onder deze weersomstandigheden wel met een dunne muts en dunne handschoenen. Ik vind dit voor een wedstrijd al heel veel kleren, maar het is natuurlijk zo dat bij langere afstanden en dus een lager tempo meer kleding nodig is om het lichaam warm te houden.
Na een kilometer of zeventien zal het geweest zijn dat we de wind op de kop krijgen. Heerlijk, lekker lopen met je kop in de wind. Ik houd daar zoveel van dat ik me nooit lang achter een ander kan verschuilen. Voor mij is het het beste om gewoon op kop te gaan lopen en als de koploper dat niet wil dan maar ernaast. Ik wil ook wat van die wind voelen! Dat anderen van mij profiteren vind ik prima. Waarom zou ik mijn medelopers niet helpen? De deelnemers aan de Asselronde (27,5 km) vinden het ook niet verkeerd, vermoed ik achteraf, want voor hen gaat het al aardig op de finish af. Zelf schrik ik wel een beetje als bij het 25 km punt blijkt dat ik ineens 2½ minuut sneller ben dan de voorgaande 5 km. Oeps, en dat met wind tegen. Als ik vervolgens het tempo wat laat zakken en diverse lopers mij passeren, roept een, naar later blijkt Duitse, medeloper nog wat aanmoedigingen naar mij. “Kom op, blijf erbij” versta ik (dat kan hij niet geroepen hebben, want hij sprak geen Nederlands, maar het was wel van die strekking). En ik roep nog “ik kom met wind tegen wel weer”, maar dat heeft hij natuurlijk niet verstaan. Vervolgens begin ik mij te storen aan mijn rechterschoen, die iets te los zit en na enige tijd besluit ik de veter strakker te gaan doen. Hartstikke riskant natuurlijk en stom! Dat moet je van tevoren doen, jongen! Gelukkig verdragen de spieren, met name de hamstrings, deze knieling. Natuurlijk voelt het alsof de schoen nu veel te strak zit, maar dat trekt wel bij en anders maar niet.
Iets voorbij de 26 km staat mijn vader foto’s te nemen en aan te moedigen. Ik sta opvallend vaak lachend op de foto, zie je wel: dit is genieten. Marathons lopen is leuk! De marathonlopers gaan rechts af en de Asselrondelopers gaan richting finish. Ineens loop ik vrijwel alleen in het bos en mijn bovenbenen voelen plotseling zwaar aan. Gelukkig heb ik het parcours bestudeerd en weet ik dat dit niet aan mijn benen ligt, maar dat dit zo’n stukje vals plat is waar de Midwinter Marathon wel bekend om staat. Ik haal de sympathieke Duitser in en we praten wat. Hij had verwacht dat ik het tempo van tussen de 20 en 25 door zou trekken waarop ik zeg dat het te snel was en dat het door de Asselrondelopers kwam. “Maar jij ging sneller dan die lopers” is zijn antwoord en hij heeft nog gelijk ook! We wensen elkaar succes en ik laat hem achter me. Terwijl ik bij hem wegloop zegt hij “Misschien kom ik nog”. En inderdaad een kilometertje verder passeert hij en verdwijnt langzaam in de verte. Dit zal ongeveer rond de 30km geweest zijn en ik realiseer me dat de marathon nu echt gaat beginnen.
Na ca. 34km draaien we weer de Amersfoortseweg op en begint de wind ons weer te kietelen. Er is al een hele tijd geen druppel zweet meer uit mijn muts gevallen en ik voel eens aan de onderkant. Net wat ik dacht: bevroren. Ik loop nu helemaal alleen en kan dus volop genieten van de wind tegen. Omdat ik wat langzamer ga dan de eerste ronde op dit stuk kan ik nog wat langer genieten ook. De laatste 5 à 6 km voelen wel echt als een marathon. Gelukkig staan er nog wat mannen op Afrikaanse trommels te trommelen. De mannen zelf zien er ook Afrikaans uit en dat doet me beseffen dat zoveel uur buiten staan trommelen in ieder geval kouder is dan hardlopen. Het ritme van de trommels doet me in ieder geval goed en ik bedank ze dan ook.
Het laatste stuk door Apeldoorn naar de finish lijkt ineens zo lang, terwijl het toch ongeveer gelijk is aan dat van vlak na de start. Het wordt tijd dat ik ga finishen. Mijn tijd van zeventien jaar geleden haal ik niet, maar dat wist ik al. Ook mijn tweede marathontijd mis ik, zij het op slechts 33 seconden. Tussen de eerste en de tweede helft zit vandaag voor mij twee minuten verval, tussen 01-02-1992 en 01-02-2009 zit zes minuten en 28 seconden verval. Dat is maar een kleine 23 seconden per jaar! Ik verlang nu al weer naar de lange duurlopen thuis in het bos, dan ga ik het verval te lijf. Wat kan het leven toch mooi zijn!
Hans Jurriaans
