Over slijkstelende kabouters en andere natuurwonderen

Marc Papanikitas doet een lovend relaas over de ’t Is (voor) Niks Marathon.

Krot…………………waar?

Het leek een veelbelovende dag te worden daar in Geldrop.
Een gratis marathon volledig in de natuur, wat moet ne mensch, recreant zijnde,nog meer hebben.
Het werd iets om naar uit te kijken te meer omdat op de inschrijvingslijst de naam van Luc Krotwaar stond. In mijn ogen de grootste der groten onder de bescheidenen van aard. Een eer om naast zo’n man aan de start te staan, zij aan zij ontspannen zoals recreanten moeten zijn.
Want zo is het ook, in de laatste berichten die ik las over ’s mans doelen bleek dat het toppresteren stilaan aan hem voorbijgaat en dat hij zich op ontspannende wijze wil bezighouden. Het lichaam niet meer slopen en toch nog degelijke resultaten lopen. Net als ik, vandaar onzer beiden namen op deze bescheiden natuurloop.
Nadat ik enkele weken geleden de marathoncross van Kasterlee had uitgeploeterd, had ik de smaak te pakken en hunkerde ik naar meer van die vetzakkerij. De lovende commentaren die ik hoorde en las trokken me over de streep om Geldorps schoonheid al zwetend te aanschouwen.
De eerste ontgoocheling liep ik al snel op. Aan de start…. geen Krot………….waar te nemen. Zou hij ingeschreven hebben op een andere afstand? Zou hij een bescheiden marathongroepje begeleiden? Zou hij net als ik de deelnemerslijst gelezen hebben, en uit schrik om de titel der recreanten te verliezen, hebben afgezegd? Wie zal het zeggen?

Net voor de wedstrijd kregen we een laatste stand van zaken over de omloop. Het zou de zwaartse editie der edities worden, smeer je benen maar in, doe je zwemvliezen maar aan. Er werd gewaarschuwd voor overstromingen, waterpartijen, modderbaden en slijkstorten.
Geen probleem voor diegenen die Kasterlee hadden overleefd. Wij zijn wat gewoon, niets kan ons raken, wij zij gelouterd en gehard. We hebben al voor hetere vuren gestaan en onze sloefen in menig ander winterwedstrijdje in de modder gedompeld. Laat maar komen die drek.
En daar was ontgoocheling nummer twee. Na een kilometer of vijftien maakte de begeleidende fiester, want ik liep blijkbaar op de eerste plaats, gewag van komende blubber. Tot dan liep ik op biljartvlakke bospaden, waar menig biljarter een bal had laten op vallen en in een dronken bui met zijn keu door het laken had gepord. Hier zijn we dan, we zijn er klaar voor. De benen snakken er naar. Groot was de verontwaardiging van de fietser en mezelf toen we merkten dat het beloofde slijk op één of andere manier verdwenen was. Hadden de slijkkabouters die tal van mooie zwammen en andere wonderbaarlijke soorten stoeldingen bewoonden zich er mee beziggehouden? Of had een organiserend lid in een vlaag van compassie ‘s nachts de aftrekker beroerd en met de petzl op het hoofd het risico op tennisellebogen en aftrekpolsen genomen? Het was een raadsel dat we nooit zouden kunnen oplossen, hallelujah voor de wonderbaarlijke natuur!
Aan dertig was het dan zover. Eén of andere boer had het gewaagd om met zijn grote tractor/pikdoorser/maisverzwelger of ander landbouwwerktuig zijn velden te molesteren. In een poging om daar te geraken had ie het pad waar wij mochten over struinen relatief hard aangepakt. Ja, ja, die noeste veenbewoners, ze zien naar niets. Een stuk van vijfhonderd meter werd iets minder vlot beloopbaar en brak het tempo. Daarna vond ik dan ook dat tempo niet meer terug. De volgende vier kilometer liep ik door prachtige bossen met een kronkelend bospaadje, een streepje modder en regelmatig een putje. Dit gecombineerd met opkomende vermoeidheid, want ook recreatief lopen blijkt vermoeiend te zijn, maakte het voor mij in de epiloog van dit gebeuren niet gemakkelijk. Komt daar nog bij dat ik in de laatste twee kilometers nog meer tempo moest terugschroeven vanwege een koets met een hitsig paard en een nog histigere koetsierster die vervaarlijk met haar zweepje in het rond sloeg in een vlaag van sadomasochisme, precies of we doen onzelf nog niet genoeg aan, roepend dat we in de weg liepen en haar zondags ritje aan het verkloten waren. O wee, die verdomde joggers!
De begeleidende fietser raakte in een zware woordenwisseling met haar en ik keek het met lede ogen aan om dan uiteindelijk aan mevrouw de paardentemster smekend te vragen of ik alstublieft mocht passeren teneinde aan de finish te geraken, liefst voor Krotwaar, moest ie Houdinigewijs toch nog verschijnen. De permissie werd gegeven, de fietser verontschuldigde zich aan mij, wat helemaal niet nodig was.

Twee uur en vierenveertig minuten had ik nodig om dit prachtig stukje natuur te doorkruisen en te aanschouwen.
In zijn soort een prachtige tweeenveertig kilometer. Een aanrader voor iedereen die in een heel mooi kader wil sporten. Gratis en voor niks lopen in een goed georganiseerde marathon, duidelijk bewegwijzerd, warme douches en gezellige sfeer. Tot in de puntjes in orde.
Na de wedstrijd werd ons de kans geboden, teneinde dit evenement in stand te houden, om een centje in een spaarvarken te stoppen, wat we dan ook met veel plezier gedaan hebben, want zulke initiatieven mogen nooit of te nimmer verloren gaan.
Géne krot…….waar of ni!

Marc Papanikitas