Kustmarathon Zeeland 2 oktober 2010

Voor Indra Bimmel is deze marathon ook een reis door het verleden

De Kustmarathon bestaat nu acht jaar en al bij de aankondiging van de eerste editie wist ik, dat ik deze marathon ooit gelopen moest hebben. Ik woon in Berg en Dal, maar heb dankzij mijn vader de helft van mijn roots in Oostkapelle op Walcheren liggen. Daar kwam ik als klein kind natuurlijk ook, omdat opa, oma, ooms, tantes en neven en nichten er ook woonden. En ik….ik was de jongste telg van mijn generatie, die vanaf dag één verknocht raakte aan de zee, de duinen en het strand. In mijn jongste jaren bezocht ik haar wel eens met mijn grootvader achterop de fiets. Bij ons vakantiehuisje aan de Duinweg klom ik dan op de waterput om even later over te stappen op zijn stalen ros. Lekker met mijn hoofd in de wind, me vastklemmend aan zijn warme jas. Samen struinden we dan wat rond en belanden tenslotte steevast in het duinpan. Opa vertelde dan verhalen over de zee, de wind, de duinen, de mensen van het eiland en het geloof in God. Zijn wijze lessen over respect voor die dingen, waarop wij geen invloed hebben, kwamen in kindertaal tot mij. Ik kon niet stoppen met vragen ‘waarom’ en ‘hoe’? Maar meestal bleef het dan veelzeggend stil en hij wees naar de zee. De zee kent wijsheden……., en hij toverde een appel of een King pepermuntje uit zijn dikke jas.

Nu is het ruim dertig jaar later als mijn man en ik opnieuw in het huisje aan de Duinweg belanden. Hetzelfde huisje, nu in nog steeds in bezit van familie van mijn oma ’s kant, mogen wij voor het marathonweekend betrekken. De huisje en de put zijn opnieuw geschilderd, maar mijn jeugdherinneringen keren levendig terug. Naast dit huisje het ouderlijk huis van mijn vader, waar opa ooit een winkel had. Dit marathonweekend brengt alles samen: familiegeschiedenis, de ontmoeting met de Zeeuwse kust, haar dorpen en waterwerken, maar zeker ook de ontmoeting met ooms, tantes en in de marathon, de ontmoeting met jezelf. Daar is geen jas van opa om onder te schuilen………geen hand van een grote neef, die je pakken kan terwijl je door het zand ploegt. Nee………deze marathon brengt je dicht bij de hoogste natuur.

Op zaterdag is het zover. Vroeg in de ochtend vertrekken we naar het pittoreske Burgh. Hier gaan we aan de thee, en wachten totdat de klok tenslotte twaalf uur slaat. Nog 15 seconden te gaan en dan slaat de klok opnieuw. Het lopersveld komt langzaam in beweging. We passeren al snel het snoepwinkeltje met waar uit grootmoeders tijd. Menig kind is hier zoet gehouden. Voor ons wacht na het centrum het bos en strand van Westenschouwen. Op de smalle paadjes is het dringen geblazen. Als schapen in een kudde volgen we elkaar. In het langzaamste startvak is het goed toeven. De lopers in dit vak zijn meestal goed geluimd en enkel gespitst op het avontuur en het halen van de finish. Bovendien krijgt men hier de meeste loopuren voor zijn geld. Hoewel, een atleet, die een aanzienlijk hoger tempo aan de dag legt, vraagt midden in de duinen verbaast, hoe hard wij van plan zijn te lopen…….die heeft duidelijk de start gemist en is niet van plan er de tijd voor te nemen!

In de verte doemt de Oosterscheldekering op. Haar pijlers maken ons lopers tot nietige passanten. In de Oosterschelde, die ene pijler, die nooit in gebruik genomen is voor zijn oorspronkelijk doel. Nu bewijst hij zijn dienst als klimmuur. In een recent uitgezonden Vlaamse documentaire werd ze geroemd. Bovenop de immense dam een wijdse blik over de Noordzee en links van ons de Oosterschelde. Mijn vader leerde me ooit dat dit het grootste natuurpark van Nederland is. Veel vogels op het water en in de lucht. Ik ontmoet onderwijl een fitte dame uit triatlonland. Ze heeft dit jaar twee Ironmans volbracht en kon het niet laten om deel te nemen aan de Kustmarathon. Hoewel ik het dit jaar bij twee halve Ironmans gelaten heb, vormt deze marathon ook voor mij zo ‘n speciaal toetje op het triatlonseizoen. Hier loopt dus een geestverwant. Een uurtje lopen we al keuvelend samen op.

Dan bereiken we Noord-Beveland en maken een bocht bij de Banjaard, alwaar ook Jan, mijn man als kleine jongen eens vakantie hield. In het duin doemt hij op. De koffie in de strandtent heeft hem goed gesmaakt. We ruilen van bidon, wisselen een blik uit, die als hij praten kon, zou zeggen: mooi hè? En weg ben ik alweer………..het schelpenpad volgend richting Veerse Dam. Hier staat al snel een verzorgingspost. De vrijwilligers zijn goed gemutst en helpen je aan water, sportdrank en banaan. Ook een frisse spons wordt door menigeen dankbaar aangepakt. Dan dalen we af naar Vrouwenpolder (volgens vader ‘Lieve Vrouwenpolder’?!). Het strand lonkt.

We dalen het duin af en ploegen door het losse zand naar de kustlijn. De ondergrond is redelijk hard en soms vol richels van de kabbelende zee. Kwallen kijken ons vanaf de kustlijn aan. Als die eens konden zeggen, wat ze dachten……In de verte de eerste pallisaden (paalhoofden). We volgen het spoor van onze voorgangers, dat meldt waar we door de palen heen kunnen. Even sta je bijna stil, een blik naar rechts naar de brekende zee. Veel meeuwen op de golven. Dan volgt de tweede rij en kunnen we weer verder in cadans. We hebben er dan al een halve marathon opzitten en naderen Oostkapelle. Hier staat Jan opnieuw. Lekker kijken hoe de lopers het rulle zand doorklieven. Menig loper wandelt, anderen lopen nog hard.

Bij strandtent ‘de piraat’ maakt een bandje muziek. Ze blaast ons omhoog, het duin op. Hier meldt een spiegel dat we er nog goed uitzien. Ik herken mezelf er gelukkig niet in terug. Geen idee over wie ze het dus hebben. Gelijk even zoeken naar mijn oom en tante uit het dorp. Dan draaien we rechtsaf de duinen van de “Mantelinge” in. Door dit bos- en duingebied leidt het pad ons heuvel op, heuvel af naar Domburg. Een spandoek met ‘84,4 km’, doet me de vraag ontlokken, waar dit nu over gaat. ” Twee mensen die lopen, lopen samen 84,4 km”, zo luidt het eenvoudige antwoord. Ik glimlach, mijn denken is overduidelijk niet meer zo helder meer als het geweest is.

Dan doemt de voormalige watertoren op aan de horizon. Domburg is in zicht. We naderen kilometer 30. Hier vind ik mijn oom en tante uit Middelburg langs de kant. Het is bijzonder hen hier te treffen. We schudden elkaar even de hand en verder gaat het weer. De Hoge Hill en dan langs de fraaie badplaats richting het uiterste westen van Walcheren. De torenspits van Westkapelle markeert haar, net als de rode daken van de huizen. We lopen op hoogte langs de Zeedijk. Een dijk, die per fiets of lopend moeilijk te slechten is als het stormt, maar die onderwijl het land tegen de golven behoedt.

Mijn benen kunnen klimmetjes inmiddels beter verteren dan afdalingen. Ik geniet dan ook van het golvend pad boven de dijk. Dan naderen we een ander pad, met trappen en andersoortige obstakels. Ze brengt ons langs de vuurtoren. Op zee een enkel schip. Verder niets te zien aan de horizon. Boven ons is het wolkendek inmiddels grijs gekleurd en vol met regenwolken. De eerste druppels vallen. Het is niet koud en dus houd ik gestaag het tempo erin. Zoutelande lijkt niet ver mee. In de laatste kilometers vol klimmen, dalen, trappen en mul strandzand, zal ik ervaren waarom op het wapen van de Zeeuwen staat “Luctor et Emergo” (“Ik worstel en kom boven”). Voor de laatste keer klim ik van het strand het duin op. De finish komt in zicht en dan is er kramp als ik het dorp Zoutelande betreedt. Even rustig aan en dan verder richting het slot. Daar wacht de Zeeuwse marathonvlag, met inderdaad “Luctor et Emergo”. Na 4 uur 26 minuten en 1 seconden ben ik binnen. Een onvergetelijke marathon rijker.

Indra Bimmel
(indra72 planet.nl)