Vijf-twaalf

Mark de Boer: “Er zullen wel Duitse kindertjes met het beeld naar huis gaan dat lompe Hollanders domweg over zandkastelen denderen en er zullen fietsers zijn die zich afvragen waarom zij geen voorrang kregen maar ja, helaas…”

Enkele jaren geleden maakte ik de keuze om mij meer te richten op het geven van trainingen. De consequentie was dat zelf gericht trainen over was. Al mijn energie gaat naar de talenten van onze MiLa-groep van CAV Energie en naar de bedrijven waarvoor ik via mijn bedrijf training geef. En daarnaast kost mijn rol in het Ultraplatform ook de nodige tijd.
En ik wil niet zomaar training geven, ik wil weten hoe ik beter training kan geven dan andere trainers. Vanwege mijn achtergrond probeer ik de wetenschappelijke kant van de sport te begrijpen. En die insteek kost zoveel tijd dat naast het training geven zelf trainen amper lukt. Maar meters maak ik, met alle groepen tijdens de warming-up en cooling down, met bedrijvengroepen op de weg, met heen en weer lopen naar mijn werk of de training. En, als je acht trainingen in de week geef, dus ook heel veel losmaakoefeningen!
Maar je kan nog zoveel wetenschappelijke ideeën lezen en doorvertellen, zelf ervaren is natuurlijk beter. Zo ben ik al een tijdje gecharmeerd van de onderzoeken die in Zuid-Afrika worden gedaan door de groep van Tim Noakes. Die kennis, en dan met name de onderzoeken naar de oorzaak van kramp, verwerk ik in mijn trainingsadviezen en pas ik zelf toe in mijn eigen trainingen. Een andere onderzoeker waar ik veel van heb opgestoken is Asker Jeukendrup. Jeukendrup is een Nederlander die onderzoeken leidt aan de universiteit van Birmingham. Tot mijn grote genoegen was hij aanwezig tijdens het trainingsweekend op Texel enkele maanden geleden.
Asker Jeukendrup doceerde op Texel zijn ideeën over opname van koolhydraten. Volgens mij één van de sleutels tot het succesvol presteren op een ultraloop.
Ik ben met zijn gegevens aan het trainen gegaan. Jeukendrup gaf aan dat je ongeveer 90 tot misschien wel 105 gram koolhydraten per uur kan opnemen. Daarmee vul je je verlies nog niet aan maar het is al meer dan het vroegere advies van 60 gram. De winst zit in een combinatie van glucose en fructose.
Als tempomaker tijdens de marathontrainingslopen van mijn club in de voorbereiding op de Rotterdam Marathon heb ik zes gelegenheden om zelf mijn lange duurlopen af te werken en te experimenteren met mijn eetpatroon. De trainingslopen gaan in 5.12 per kilometer en dat is een tempo wat ik ook op mijn ultralopen moet kunnen lopen. Met heen en weer lopen van huis naar de start van de trainingslopen kon ik de afstanden wat verlengen. Zo kwam ik in de laatste twee trainingslopen aan respectievelijk 44 en 52 km. De eerste keer wist ik 90 gram koolhydraten naar binnen te werken. Dat is elke 20 minuten een gelletje en bij de drankposten veel energiedrank. Dit werkte prima. Geen enkel last van mijn maag of darmen. Want dat was de eerste vraag, kan ik het wel verdragen? Opvallend was dat ik de wielerwedstrijd op tv die middag kon volgen zonder in slaap te vallen. En dat de vele trainingen die week gewoon geleid konden worden. Het herstel ging veel sneller dan voorheen.
De tweede test was de 52 km training. Bij deze training kwam ik boven de 130 gram koolhydraten uit, wederom zonder problemen. Nu is 130 gram overdreven maar de test was geslaagd. Ook lopend op een wat hoger tempo ging de opname goed merkte ik op een trainingsmarathon in Diever. Dat in de laatste fase het tempo opgevoerd kon worden van 4.15 per kilometer naar 3.45 per kilometer was volgens mij mede het gevolg van de aanwezigheid van voldoende suikers voor mijn spieren.

En dan Texel. Na Diever liep het moeizamer en had ik wat gas terug genomen. De opbouw in kilometers was misschien wel iets te veel geweest en de snelle kilometers in het laatste deel van die marathon hebben ook hun spoor nagelaten. Al denk ik daar nu, na Texel, weer anders over. De dag na Diever fietste ik met mijn zoon 70 km waarvan een deel in de kou. Een matig herstel was het gevolg. Gelukkig was er een week voor Texel een baantraining waarin ik voelde dat het gewoon vanzelf ging. Dit gevoel werd zes dagen voor Texel bevestigd op mijn vaste route van het werk naar huis. Die liep ik zomaar ineens sneller dan normaal. De enige keer dat ik sneller was, was in april 2008, een week voor mijn marathon p.r…. Supercompensatie op het juiste moment?

Dit Paasweekend was het natuurlijk prachtig weer. Voor de toeschouwers. Als gezin konden we ons geen mooier uitstapje wensen. Het warme weer was wel een uitkomst voor de voorbereiding. Lang zag het er naar uit dat het op maandag wat minder zou zijn. Er was dus tijd om te wennen aan de hoge temperatuur. Om het wennen te bespoedigen ging ik dan ook midden op de dag trainen rondom de Hoge Berg. Zweten, voelen, mopperen op het weer. Maar bovenal leren! Net als zondagochtend, om 11 uur op De Hors. Wederom zweten, voelen en met name kijken. Hoe ligt het erbij, wat ga ik ervaren? Zondagmiddag, met vrienden en gezin lekker lunchen bij Paal 17, maar ook zien hoe het strand was. En niet alleen het gebrek aan loopbare stukken, maar ook de honderden toeristen en de tientallen zandkastelen.

Op de vraag wat wil je lopen kon ik makkelijk antwoord geven 5.12. Want 5.12 per kilometer zit ingebakken in mijn gestel na al die winters trainingen voorlopen in dat tempo.
Maar om 5.12 te lopen moet het tempo wel wat hoger liggen want op het strand viel heel veel tijd te verliezen. Die 5.12 is niet zomaar een tempo, dat is een minuut langzamer dan mijn marathontempo in beter getrainde tijden. Dus een wedstrijd als Texel openen in een hoger tempo is dan ook geen extra belasting. En mede om die reden startte ik op mijn marathontempo, om op De Hors een pas op de plaats te kunnen maken. De eerste prikkel die mij in de laatste fase van de wedstrijd op de been hielp was de opmerking van een hardlooptrainer langs de kant tussen de start en De Hors. “Jij gaat te schnell”, riep hij. Niet “goedemorgen”, of “succes Mark”, nee, alleen die opmerking. Ik ging niet te hard, ik liep volgens planning. Een andere reden om lekker mee te gaan in de eerste kilometers was omdat ik gewoon stiknieuwsgierig was wat er vooraan zou gebeuren. En dat kon ik op die manier goed volgen.
De Hors lag erbij zoals verwacht, veel loszand. Het was zoeken naar de juiste route. Een route die er gewoon niet was. Gelukkig kwam Erik van der Velden voorbij. Een loper van het eiland die hopelijk de juiste keuze maakt over het strand. Zijn spoor werd de mijne.

En zo gebeurde het dat ik in 52.28 doorkwam op de eerste 10 km, een half minuutje langzamer dan het 5.12 schema.

In de Dennen vond ik bij de drankpost mijn eerste bidon met drie nieuwe gelletjes. Rustig 500 milliliter SiS energiedrank gedronken en mijn gelletjes bij mij gestoken.
Bij 20 km was het verschil opgelopen naar 48 seconden en op 30 km naar 85 seconden. Maar ach, het strand was achter de rug. Gelukkig maar want het lopen op het schuine strand irriteerde mijn linkerhamstring en er ontwikkelde zich een vervelende blaar onder mijn rechtervoet.
Op de rest van het eiland hoefde ik mij ook geen zorgen te maken over zandkastelen en kuilen.

Nu was het zaak het hoofd koel te houden. Bij elke drankpost nam ik een SiS energiegelletje en twee bekertjes sportdrank. Op de 15, 30 en 45 stond steeds een bidon met nieuwe gelletjes en 500ml SiS energiedrank. Alles volgens plan opgenomen. Omgerekend was het de gewenste 90 gram koolhydraten per uur.

De tijd die ik verloor bij de drankposten liep ik gedurende de vijf volgende kilometers weer in.
Omdat ik samen met Henk Derks kwam te lopen haalde ik mijn “verloren” tijd rap in. Op het 40 km punt was het verschil nog maar 28 seconden. Henk liet ik gaan, hij liep mij net iets te hard. Vanaf dat moment vergezelde mijn vrouw mij op de fiets. Of zij daar veel plezier aan beleefde weet ik niet. Ik liep erg geconcentreerd en wilde dat zo houden. Zij begreep het en zei alleen het nodige. Op de warmste punten reikte zij mij water aan om te koelen. Op de drankposten dompelde ik mijn petje keer op keer in de bak met sponzen. Jammer voor de lopers na mij maar voor mij was dit de enige juiste manier tot koelen.
Een goede indicatie van het 50 km punt kreeg ik niet, volgens mij stond het bordje niet goed. Want een 5 km tijd van 33 minuten leek mij onmogelijk. En om daarna een 5 km tijd te klokken van nog geen 21 minuten was ook niet reëel. Ik loop zonder gps en was daarom aangewezen op de 5 km markeringen. Alhoewel het tempo goed bleef gaan was het wel langzaam maar zeker een helletocht. De warmte en de vermoeidheid werden voelbaar. Mijn irritatiegrens werd bereikt en ik voelde dat goed. Het lukte mij om mij van de buitenwereld te isoleren en geheel te focussen op het vasthouden van het tempo. Meer dan tien meter vooruitkijken deed ik niet. Mijn vrouw gaf op verzoek aanwijzingen waar ik heen moest lopen. Want kort keren was pijnlijk doordat de blaar onder mijn rechtervoet bij elke draai erg veel pijn deed. Alleen rechtdoor lopen was goed te doen.
Het 55 km punt passeerde ik in 4.47.21, 80 seconden boven mijn 5.12 richttijd. Maar de Hoge Berg had ik al stevig hard op gelopen tijdens mijn training op zaterdag en ik besloot dat ik dat nog wel kon. Maar ik moest daarvoor wel in een andere soort van flow komen. Ik werd boos, nog meer geïrriteerd, en dat wilde ik delen met de rest van de wereld. Dat werkte. Het 50 km bordje wat niet klopte, de opmerking over mijn tempo in het begin van de wedstrijd, de mensen langs de kant met de opmerking dat ik er bijna was. Ik moest verdomme nog 5 kilometer! En ik was al zo moe. Eéntje die het juist niet verdiende kreeg de volle laag. Fotograaf Bjorn Paree kreeg te horen dat hij zijn kop moest houden en opzouten. Bjorn, bij deze nogmaals mijn excuses. Maar het luchtte wel op!
Voor de Hoge Berg kon ik het opbrengen om te versnellen. Net als in Diever durfde ik het aan om op het einde het tempo op te voeren. De finish was niet ver meer en in tegenstelling tot eerdere ultralopen voelde ik geen krampverschijnselen.
Zo verliepen de laatste drie kilometers in 4.30 per kilometer en was de achterstand van 80 seconden op de streep omgezet in een voorsprong van 33 seconden.
Mijn dochtertje, die haar roeping had gevonden in het aangeven van bekertjes cola aan zwetende hardlopers, zag ik amper staan. Geheel kapot zocht ik een stoel. Lang niet zo diep gegaan als in deze wedstrijd. Mijn zoon zag mijn gejank en kwam bezorgd vragen wat hij kon doen. Cola en zijn steun deed wonderen.

Terugkijkend ligt de winst in de trainingen op “Texeltempo”, en allemaal op mijn lichtgewicht Saucony Kinvara’s, op het verkennen van de route en op het consequent innemen van mijn voeding. Voor mij veel belangrijker dan een drinkregime. En daarnaast het ruim van te voren accepteren dat het strand er waardeloos bij lag en dat het warm was. Aan beide zaken kon ik tenslotte erg weinig veranderen. En wat je niet kan veranderen, moet je accepteren. In de hele wedstrijd is er geen moment geweest dat ik meer dan 90 seconden van mijn gewenste streeftijd af zat.

Er zullen wel Duitse kindertjes met het beeld naar huis gaan dat lompe Hollanders domweg over zandkastelen denderen en er zullen fietsers zijn die zich afvragen waarom zij geen voorrang kregen maar ja, helaas. Ik had een superdag op Texel en daar moesten anderen maar voor wijken.

Mark de Boer