Dutch Coast Ultra Run by Night

Hans Jurriaans: “Fantastisch om achter je te kijken en allemaal lampjes te zien. Jammer was wel dat je in het donker en door alle mutsen, sjaals en andere kledingstukken je medelopers niet of nauwelijks meer herkende.”

De derde winterse editie van de Dutch Coast Ultra Run was ik dan eindelijk deelnemer en niet slechts toeschouwer via internet. Met belangstelling en bewondering had ik uitslagen, verslagen en foto’s van de voorgaande twee edities bekeken. Nu stond ik zelf aan de start voor notabene de langste afstand, de 100 km. Notabene? Nou ik heb weliswaar vaker 100 km gelopen, maar de waarschuwingen voor deze tocht zijn heel duidelijk. Van de website van de organisatie hetvolgende:

Ultra run op eigen risico:
Het lopen is geheel voor eigen risico en besef dat deze loop het uiterste van je kan eisen door weer, wind en tij van het strand, zee en koude van het jaargetij!
Te denken valt aan onderkoeling, verdwalen, uitputting, ernstige blessure.

En de twee (hoofd)organisatoren, Rinus van der Wal en Ferry van der Ent, weten waar ze het over hebben, want ze zijn vaak genoeg hardlopend op het strand te vinden zowel overdag als ‘s nachts. Deze 100 km kon dus wel eens zwaarder worden dan mijn zwaarste loop tot nu toe zeker nu met een temperatuur van zo’n 3 tot 4 graden onder nul en een windkracht van 4 à 5 Beaufort tegen!
De pret begon eigenlijk al in de trein, want de NS voerde een soort komedie op omtrent het al of niet halen van onze aansluiting op de trein naar Den Helder (in Alkmaar). We haalden de aansluiting uiteindelijk in Heerhugowaard. Zodoende waren we een uur voor de start in Hotel Wienerhof en hadden we ruim de tijd om onze startnummers op te halen, de laatste voorbereidingen te treffen en natuurlijk zo hier en daar wat andere ultralopers te spreken.

Even na tien uur was het dan zo ver en mochten we vertrekken. De eerste vijf kilometer werd er nog over asfalt gelopen, eerst door het centrum van Den Helder en vervolgens over de dijk waar we een blik op de, voor de meeste lopers verwacht ik althans, bestemming voor 1 april konden werpen. Eénmaal voorbij Lange Jaap, de vuurtoren bij Huisduinen, mochten we het strand op en ging het echt beginnen. Iets verder, na zo’n zes kilometer, liep ik al te spetteren door een, gelukkig ondiepe, plas. De wind werd nog enigszins getemperd door de duinen, omdat hij uit het zuidoosten blies, maar mijn dunne handschoenen die thuis tot ruim tien graden onder nul warm genoeg zijn voldeden nu absoluut niet. Ik had dus al twee redenen om mijn uitrusting aan te passen. Stoppen met hardlopen is onder deze omstandigheden niet echt prettig, maar het moest. Lampje toch maar op mijn hoofd en de dikkere handschoenen aan, goed opletten dat er niets wegwaaide of uit de rugzak viel en gauw weer verder. Erg lang had ik nog niet gelopen na deze stop of mijn blaas gaf aan dat hij iets kwijt wilde, blijkbaar geprikkeld door de koude wind. Alle begin is moeilijk zullen we maar zeggen.

Hierna kon ik dan toch echt in een lekkere kadans komen. Fantastisch om achter je te kijken en allemaal lampjes te zien. Jammer was wel dat je in het donker en door alle mutsen, sjaals en andere kledingstukken je medelopers niet of nauwelijks meer herkende. Het besef echter wat je aan het doen bent, waar je bent en op wat voor tijdstip gaf echter een gevoel van gelukzaligheid dat ook de kou ruimschoots compenseerde. Het strand was wisselend, maar er waren vele goede stukken in deze fase en zelfs de Hondsbossche Zeewering had meer te bieden dan alleen “waterkeren”. Waar je op het strand meestal zo ver mogelijk van de duinen wegbleef liep je juist dicht onder de dijk waardoor hij ook een beetje als windkering fungeerde. Het blijft echter een verdomd harde, hobbelige dijk en ik was blij dat we na deze zes kilometer asfalt weer het strand op mochten.

Bij het naderen van Bergen aan Zee begon de race echter te veranderen voor mij. De wind was recht op de neus gekomen en leek ook echt harder geworden. Ik begon het koud te krijgen en moest een warmere muts op gaan zetten en de door Edwin Otto geschonken warme buff kon ondanks mijn hoogsluitende fleecejack ook nog prima om mijn hals. De warmere muts alleen was niet voldoende en dus maar twee mutsen opgedaan. Doordat ik een stuk gewandeld had om de spullen uit mijn rugzakje te pakken had ik het echter extra koud gekregen. Ik moest nu serieus gaan doorlopen om niet op dit punt door de kou uitgeschakeld te gaan worden.

Tussen Bergen en Egmond begon het vloed te worden en werd het steeds moeilijker om een goed te belopen ondergrond te vinden. Samen met twee andere lopers liep ik mij vast bij een mui, links van ons was een brede strook water, rechts van ons de opkomende zee en voor ons een inmiddels te brede geul waar het water krachtig doorheen stroomde. We hadden weliswaar al natte voeten, maar door de mui waden was echt te riskant. Omkeren dus en terug tot we om de mui heen konden of met slechts natte voeten er doorheen. Vanaf dit punt konden we kiezen tussen mul zand, met water verzadigd zand, zand met een dun laagje ijs of met volop ijsschotsen, gladde poedersneeuw, bevroren sneeuw en gesmolten sneeuw. Ploeteren dus en volop gelegenheid om het weer warm te krijgen.

Van veraf was het verlichte strandpaviljoen Deining te zien. Ik kon zelfs af en toe de rook van het vuurtje buiten in het lichtschijnsel zien en toch duurde het zo lang voordat ik er eindelijk was. Ik had gedacht het 50 km punt, want dat was dit strandpaviljoen, na 5 a 5 1/2 uur te bereiken, maar pas na 5 uur en 50 minuten liep ik er behoorlijk afgepeigerd binnen. Ik kon me ineens heel goed voorstellen dat veel mensen 50 km onder deze omstandigheden echt genoeg vinden. Ik had mij echter ingeschreven voor de 100 km en nog behoorlijk wat “praatjes” op dit punt dus hier stoppen kwam niet in mij op. Na het bijvullen van de flesjes, wat eten en droge sokken aantrekken ging ik dus weer verder.

Met nog een kleine 7 kilometer strand voor de boeg zouden we er bij Wijk aan Zee af gaan. Vanaf Castricum liep ik op navigatie door mijn Garmin waarin ik het tweede deel van de route had staan. Het belangrijkste leek mij om mijn sokken droog te houden. Dat zou in ieder geval heel prettig zijn. Na het kwartiertje rust liep ik weer een stuk lekkerder ondanks dat het strand nog steeds erg slecht was. Het was echter op dit stuk dat ik de mooiste, maar ook vreemdste ervaring van deze loop kreeg. Ik liep op een moeilijk richeltje van redelijk stevig zand vlak naast de sneeuw, maar het lag vol met ijsschotsen. Ineens zag ik rechts van mij richting de zee een prachtige, brede rand hard zand, voorzichtig als ik was met mijn droge sokken keek ik goed of ik daar met droge voeten kon komen. Geen probleem, er was alleen maar hard zand te zien dus ik zette mijn schreden in die richting. Ik had misschien twee passen gedaan of ik zag ineens dat er toch een geultje met water was, gelukkig hooguit een meter breed en dus nam ik een sprong en…….plons! Ik stond royaal tot mijn enkels in het zeewater en zag nu tot mijn verbazing dat het geultje van een meter breed, wat er eerst niet was, wel tien meter breed was!Het ontbrak er nog maar aan dat ik niet eerst mijn zwembroek had aangetrokken voor ik in het water sprong. Ik kon er wel om lachen ondanks de kletsnatte voeten, maar ik kon er dus niet meer vanuit gaan dat wat ik zag ook werkelijk was wat ik zag.

Na het verlaten van het strand kwam er ongeveer 14 kilometer verharde weg. Mooi om even een stuk lekker te lopen en te herstellen dacht ik. Er kwamen daarna immers ook nog 20 loodzware kilometers door de royaal besneeuwde duinen. Dat viel echter tegen, want na 5 van de 14 kilometers begon het steeds moeizamer te gaan. Voor enige afleiding zorgden nog wel wat aangeschoten jongens op de fiets en een auto, die toen hij mij inhaalde, duidelijk inhield. Wedden dat het politie is zei ik in mijzelf en ja hoor. Ik meende zelfs te weten wat ze dachten namelijk hetzelfde wat Edwin Otto even later naar mij riep toen hij mij inhaalde: “Hé, daar loopt nog zo’n idioot”. Het is natuurlijk de vraag of Edwin dat echt riep, want als ik niet meer kon vertrouwen op wat ik zag kon ik dan wel vertrouwen op wat ik hoorde?

Samen liepen we verder, want Edwin begon het ook moeilijker te krijgen. Langzaam begon bij mij de beslissing vorm te krijgen dat 75 km voor deze dag genoeg was. Gelukkig dat de organisatie deze mogelijkheid bood. Ik kon nog wel genieten van het feit dat er een groot zeeschip in de Noordersluis in IJmuiden lag, maar toen even later Jos Akkermans zich bij ons voegde merkte ik steeds meer hoe erg ik er doorheen zat. Jos, een doorgewinterde ultraloper, was op de gok vlak na de sluizen gaan staan in de hoop om met wat deelnemers van deze loop mee te kunnen gaan als training. En ter ondersteuning uiteraard. Hij was opgewekt en vol energie en pas toen voelde ik echt hoe ik steeds verder wegzakte in een soort moeras van ellende. Het had mijn redding kunnen zijn om toch nog de 100 uit te lopen, maar de hulp kwam net te laat. We liepen nog een stuk te ploeteren door de duinen, voordat ik doorhad dat dit absoluut niet meer de 75 km route kon zijn. We waren de splitsing van de twee routes ongemerkt voorbij gegaan. We namen afscheid van Jos die vol goede moed, met slechts een printje van de route, verder de donkere duinen inging.

Edwin en ik sleepten ons (zo voelde dat voor mij althans) met behulp van de Garmin, fietsersbordjes en een vroege honden uitlater in de richting van de finish. Zo hier en daar nog weer wat extra meters meepakkend door het zoeken. Heel blij was ik toen we even na half acht ‘s ochtends eindelijk bij de Pierewaai aankwamen. Edwin met ruim 81 km op de Garmin en ik met ruim 79 km. Honger had ik niet echt en slaap ook niet. Bijkomen daar had ik behoefte aan. Dus eerst even rustig aankijken hoe mijn lichaam reageerde, als ik geen honger heb is dat namelijk heel vreemd. Even later smaakten de broodjes en de koffie mij gelukkig als nooit tevoren.

Hans Jurriaans