De 61 van Texel

Pieter Mans: “De 60km werd het. Waarom? Omdat ik iets goed te maken had. Ik wilde bewijzen (aan wie?) dat ik ondanks mijn baanverleden, mijn voorvoetlanding en lengte van 1.87cm toch een degelijke ultraloper kan zijn.”

Was de ‘60 van Texel’ twee jaar geleden nog een abstract begrip bij het inschrijven, dit jaar had ik enig idee wat er op me te wachten stond op 2e paasdag. Er was dan ook geen moment van twijfel om me voor deze unieke ultraloop in te schrijven. Een kort ogenblik overwoog ik tijdens de inschrijvingsprocedure het vakje voor de 120km te selecteren. De limiet om hieraan mee te mogen doen had ik immers in mijn zak, door in 2012 in Duitsland een verdwaalde 101km te voltooien in iets meer dan 9 uur. Maar laat ik aan dat uitstapje geen woorden meer vuil maken.

De 60km werd het. Waarom? Omdat ik iets goed te maken had. Ik wilde bewijzen (aan wie?) dat ik ondanks mijn baanverleden, mijn voorvoetlanding en lengte van 1.87cm toch een degelijke ultraloper kan zijn. Dat er in mij nog leven zit na 42km en dat de inzinking van 2 jaar geleden geen bewijs van onkunde was, maar jeugdige onverschrokkenheid waaruit de (over)moed spreekt van een verlangen ‘voor altijd te kunnen blijven rennen zonder moe te worden’. Wat natuurlijk een onbereikbaar ideaal is, iedereen wordt vroeg of laat moe. En het ultralopen bestaat voor het grootste deel uit de kunst te blijven lopen terwijl je moe bent, en alles wat ook maar enigszins rationeel denkt uit te schakelen zodat je door kan gaan waar ieder ander ‘normaal’ mens allang was gestopt.

Met de inschrijving in mijn zak stond het trainingsdoel voor de winter dus al automatisch vast: een snelle 60km kunnen lopen onder alle omstandigheden met voldoende uithoudingsvermogen en kracht om het strand goed over te komen en de laatste kilometers toch op tempo af te kunnen leggen. Zo gezegd, zo gedaan. Mijn trainer Ed van Beek werkte aan een doordacht schema om blessureleed te voorkomen en toch intensieve trainingsweken te kunnen draaien. Deze voorbereiding zorgde ervoor dat ik op 1 april fitter dan fit aan de start stond met in het achterhoofd een versleten schoen.

Mirjam, mijn begeleidster op de fiets was misschien nog beter voorbereid met routekaartjes, omfietsroutes, kilometeraanduidingen, verwachte doorkomsttijden, gelletjes (warm uit de handschoen!) en het drinkschema met de exacte volgorde van de bidons. Weinig werd aan het toeval overgelaten, terwijl dat toch altijd weer een belangrijke factor lijkt in de strijd om de podiumplaatsen. Zo niet de ‘aanloop’ kilometers naar het eerste stranddeel. Hoewel Pascal zelfverzekerd de kop pakt, zoekt de rest van de potentiële podiumkandidaten elkaar al snel op in de beschutting van de groep. Een aantal heeft de jasjes nog aan en zien de eerste 20km waarschijnlijk als warmlopen! Maar niets is minder waar, Pieter Vermeersch trekt het groepje al snel na de strandopgang uit elkaar en zet de achtervolging in op Pascal. Ik volg hem en al snel lopen we met zijn drieën over het vlakke en redelijk harde strand. De wind blijkt onze gezamenlijke vijand en Pascal en ik besluiten rond het 15 km punt om en om de kop te pakken. Pieter Vermeersch heeft dan al een klein gaatje geslagen en dat moment besluit ik niet mee te gaan en bij Pascal te blijven, in de wetenschap dat we hem waarschijnlijk niet meer inhalen en de kans op de eerste plaats is verkeken. Is dan na een kwart van de afstand de wedstrijd al voorbij? Heb ik al die maanden getraind om na een paar luttele kilometers op het strand al de kans op de overwinning bewust aan me voorbij te laten gaan?

Het kan soms raar lopen in een ultraloop, en helemaal op Texel. Van alle scenario’s die ik vooraf bedacht had was er geen enkele die in de verste verte maar leek op wat er nu gebeurde. En toch liep het zo. Pascal en ik bleven bij elkaar en werkten samen alsof we nooit anders hadden gedaan. Kop over kop hielden we het tempo strak op iets onder de 15km/h, het tempo waar ik vooraf ook op mikte. We hielden gezamenlijk plaspauzes, maakten grappige opmerkingen (vooral Pascal) en raakten ontroerd door een dolenthousiast kind dat rond de 30 km in de duinen stond te juichen. Zo vlogen de kilometers bijna letterlijk voorbij. Het klinkt misschien gek, maar de druk van de wedstrijd was grotendeels verdwenen. Voor en achter ons was geen deelnemer meer te bekennen, we genoten van de omgeving en de meewind vanaf de vuurtoren en we concentreerden ons om het tempo vast te houden, ook na het marathonpunt (doorkomst ongeveer 2:55).

Het passeren van de marathonafstand geeft altijd een bijzonder gevoel. Het idee dat je gewoon doorloopt terwijl hele volksstammen ernaar verlangen het nog ooit tot dat punt te schoppen. De knop voor stoïcijns doorlopen wordt ook iets verder doorgedraaid en de klok krijgt steeds minder betekenis. Na 20 kilometer zijn de gelopen tijd nog te toetsen aan talrijke trainingen, wat een idee geeft van de vorm van die dag en of dat toch wel makkelijker loopt dan 2 weken geleden op de woensdagavondduurloop bij -6C na een lange werkdag. Maar naarmate de afstand vordert worden dat soort referenties schaarser en blijft er uiteindelijk niets anders over dan het looptempo, 15 km/h, 15km/h,15km/h..

Met dat tempo bereiken we de haven dat mijn lichaam het signaal lijkt te geven voor de ‘finale’. De rem gaat langzaam van mijn benen en ik wil weten wat ik nog over heb na ruim 3,5 uur lopen. Bij 55 km loop ik langzaam weg bij Pascal en probeer ik nog een heuse tempoversnelling uit mijn benen te krijgen. Dat lukt verbazingwekkend goed. Met de laatste paar kilometer de wind nog half tegen en ‘berg’ zorgt dat er toch voor dat de spieren snel stram worden. Maar dat mag, de finish is in zicht en een tweede plaats op ruim 5 minuten achter een Europese top-ultraloper is lang niet slecht. 4:09 is een degelijk resultaat waar ik erg blij mee ben en waarmee ik in ieder geval mezelf heb overtuigd de langere afstanden goed aan te kunnen. En dan kijk ik niet op een kilometer meer of minder.

Pieter Mans