Haarlem-Castricum: een training op een doordeweekse zondag.

Verslag van Jacolien Schreuder van een geslaagde training: “Dit is waar ik van houd – natuur, buiten, stil, de wind om mijn lijf, beetje lopen. En dit, wat ik vandaag doe, is waar ik me zo op verheugd heb – mooie, lange tochten lopen.”

Vandaag is de Koning van Spanje, een schitterende trail in Zuid-Limburg, bij Gulpen. In 2012 liep ik ‘m. Het was toen mijn tweede officiële, georganiseerde, trail en ik had nog nooit zo’n leuke loop gelopen. De modder, de heuvels, de soms pittige afdalingen, de doorsteek door de Gulp (met als verrassing, ná het water, de bijna kniediepe modder), de geweldige sfeer, de vlaai, het (alcoholvrije) bier – het kon niet op allemaal. Logisch dus dat ik de Koning van Spanje in 2013 weer zou lopen.

Maar nee, ik besloot anders. De loopjes werden langer, opeens zou ik een 80 kilometer in de bergen gaan lopen eind juni, iemand opperde het plan om in het pinksterweekend, een week na de KvS dus, een trail van 55 kilometer in België te gaan lopen, daar schreef ik me voor in, ik had nog steeds het plan om tussen het lopen door ook nog even een scriptie te schrijven, en vond daarom dat ik het niet kon maken om twee weekenden achter elkaar de hort op te gaan.

Natuurlijk bleef het kriebelen, nog eens versterkt doordat er op internet de laatste weken aan de lopende band startbewijzen voor de 31 kilometer van de KvS werden aangeboden. Zou ik dan misschien tóch? Zo gezellig, met tout trailend Nederland daar in Zuid Limburg verenigd… Maar nee, stick to your plans en laat zien dat je je fomo-syndroom (fomo = fear of missing out; een syndroom waar ik in hevige mate aan lijd) kunt handelen.

Er staat 45 kilometer op mijn schema, en ik heb geen zin in een van mijn gebruikelijke rondjes, maar dan wat uitgebreid om aan die 45 te komen. Ik wil iets anders, maar dan toch het liefst wel weer redelijk dichtbij huis, zodat ik ook nog wat uren zondag overhoud naast het lopen. Ik besluit het Hollands Kustpad te volgen naar het noorden, en dan bij Castricum af te buigen en daar op de trein te stappen. Met de gps-bestanden die ik op internet vind, kom ik niet veel verder (misschien kan het wel, maar het lukt mij niet om twee routes – ze gaan per etappe – tot een samen te voegen, en ik heb ook wat moeite met het uitbreiden van een van de bestanden), maar gelukkig blijk ik prachtige wandelkaarten te hebben waar de route op ingetekend staat, en zo goed als ik kan, neem ik de route over in Movescount.

Om zes uur op pad, zoals ik van plan was, lukt niet. Het loopt tegen zevenen als ik de deur achter me dichttrek. Het heeft de hele nacht gehoosd (arme 24-uurslopers in Steenbergen), maar het is nu zo goed als droog. Het lijkt me echter nogal fris, en ik trek een lange broek aan – al is het eigenlijk tegen mijn principes om in mei nog in een lange broek te hardlopen. Ik houd rekening met het moeten wachten op de trein in Castricum en ik weet dat je behoorlijk koud kunt worden als je moe, bezweet en hongerig bent, en wellicht ook nog nat van de regen. Op het laatst besluit ik ook een thermoshirt met korte mouwen onder m’n t-shirt te doen – een beslissing waar ik erg blij mee ben op de stukken waar ik vol in de wind loop. Het bespaart me het herhaaldelijk moeten aan- en weer uittrekken van een jas. Maar goed, om zeven uur op pad dus. De stille stad door, het is niet nieuw meer. Het Houtmanpad – ik heb er vaker gelopen, maar het is weer een verrassing hoe mooi het er is. Dan de Kennemerduinen in. Daar merk ik dat ik het prettig vind om een route uitgestippeld te hebben. Ik doe altijd maar wat, en dat heeft zeker ook zijn charmes (ik probeer het mijn levenswijze te laten zijn), maar het is ook wel lekker dat het al ‘vaststaat’ welke kant ik op moet.

Na een sanitaire, en wat later een schelp-uit-schoen-verwijder-stop, zie ik op mijn horloge dat mijn gemiddelde snelheid tot dan 8,3 km/u bedraagt. Oké, dat is langzaam. Het kan maar beter duidelijk zijn dat vandaag geen dag van een snelle tijd zal worden. Dat is mooi, het werpt me meteen in het moment. Was ik van plan om een trein te halen? Aha, stiekem zat dat toch in mijn achterhoofd. Niks ervan, het gaat om de reis, niet om de bestemming (of de tijd waarbinnen die bestemming bereikt wordt, in dit geval). Voor mijn eergevoel, druk ik echter bij de volgende noodgedwongen stops (de overvaart over het Noordzeekanaal en het kaartje kopen voor het Noordhollands Duinreservaat) toch maar even de pauzeknop in – anders krijg ik wel een héél lage gemiddelde snelheid… IJdelheid der ijdelheden.

Het is mooi in de duinen, buitengewoon mooi. Ik kan begrijpen waarom veel mensen de Kennemerduinen mooier vinden dan de Waterleidingduinen, waar ik zelf vaker kom. Zeker in Duin en Kruidberg geniet ik van de smalle paadjes, de stilte, de vogels, de frisheid en vooral het overstelpende groen. Het is voorjaar, en dat zullen we weten ook!

Na de Kennemerduinen moet ik het een en ander aan bebouwing en beweg-ging verstouwen, het is niet anders. De bedenkers van het Hollands Kustpad (voorheen het Duin- en Polderpad, althans dit deel) hebben hun best gedaan dat op zo mooi (= groen) mogelijke manier te doen. In Velsen-Zuid zie ik tot mijn verrassing een weliswaar klein, maar heel mooi stukje oude dorpskern, voor er een mentaal stukje langs het Noordzeekanaal volgt. Vol in de wind, de mouwstukken gaan weer aan. Wachten op de pont en de oversteek zelf, vormen een welkome rustpauze. Alleen jammer dat het weer op gang komen niet bepaald van harte gaat.
Bij Beverwijk (huh, ben ik echt door Beverwijk gekomen? ik zag het op een bordje staan volgens mij – of is het al Wijk aan Zee?) loopt de route over een achterafpaadje en daar word ik getrakteerd op wat trappen. De eerste ga ik nog dribbelend op, maar na twee trappen houd ik het voor gezien en ga ik wandelen. Bovenop zie ik noordwaarts de prachtige duinen, maar vlakbij me aan de zuidkant zie ik het machtige Tatasteel (oké, laat ik nu niet lullig doen en het gewoon de Hoogovens noemen, terwijl ik best weet dat het allang niet meer zo heet). Mooi vind ik dat niet, maar indrukwekkend blijft het.

Ik ben moe. Ik ben behoorlijk moe, merk ik. En ik heb pijn. Linker hiel, rechterknie (daar maak ik me wat zorgen over, die voel ik iets te veel de laatste tijd), rechterachillespees. Het is goed dat ik vrijdagavond een 10-kilometerwedstrijd heb laten schieten. Ik merk dat ik met mezelf ‘in gesprek’ ben over de vraag of dit nu misschien te veel is, of ik mijn lichaam nu onverstandig aan het uitputten ben, of dat het trainingstechnisch gesproken goed is om door te lopen terwijl het pijn doet. Die knie is een risicopuntje, denk ik, daar moet ik mee uitkijken. Over mijn vermoeidheid maak ik me nog niet zo’n zorgen – tenslotte liep ik vorige week nog 35 kilometer met behoorlijk gemak in een aardig tempo. Over de training van vandaag maak ik me sowieso niet echt zorgen – mijn zorg betreft meer wat er allemaal nog op het programma staat, de komende weken. Dat is veel, voor mijn begrippen tenminste wel.
Ik ben blij als ik na achtereenvolgens Driehuis, Velsen-Zuid, IJmuiden, Velsen-Noord, Beverwijk en Wijk aan Zee de duinen weer in loop. Geen geluid van autoverkeer meer, wel zo nu en dan een vliegtuig, maar overwegend stilte en vogelgekwetter. En het geklots van het water in mijn bidons. Dit is waar ik van houd – natuur, buiten, stil, de wind om mijn lijf, beetje lopen. En dit, wat ik vandaag doe, is waar ik me zo op verheugd heb – mooie, lange tochten lopen, het liefst meerdere dagen achter elkaar. Nou ja, dat laatste nu dan nog maar even niet, als ik mijn benen zo voel.

Ik haal niet alleen de trein van iets voor 12 niet, maar mis ook die van iets voor half 1. Dat geeft me mooi de tijd om een blikje cola te kopen, en dat rustig in het wachthokje op te drinken. Met de laatste kruidkoekreep erbij. Geen haast, het zit niet zo in mijn aard, maar soms kan ik me er verrassend goed aan overgeven. Hoewel: in Haarlem heb ik de keuze om wandelend naar huis te gaan of hardlopend, en dan ga ik toch maar weer hardlopen. Lekker naar huis – koffie en rabarbertaart!

Jacolien Schreuder