Zondag 24 november was de Saksenmarathon. De start was nabij Zuidlaren, op het parkeerterrein van het sportterrein. Moet toch een beetje een gek gezicht zijn geweest, een stuk of 25 lopers, enkele fietsers en iemand die uit een auto medailles uitdeelde. Misschien een beetje voorbarig dat je je medaille vooraf kreeg of toch gewoon heel veel vertouwen in de lopers?
De Saksenmarathon, georganiseerd door Sjoerd Slaaf en Ronald Kwint is een beetje een bijzondere loop. Maximaal 25 deelnemers zouden van fietsknooppunt naar fietsknooppunt lopen. We kregen een kaartje mee met de fietsknooppuntnummers en wat extra informatie. Er zouden maar drie vliegende verzorgingsplaatsen zijn, bemand door Jan Scheffer en Ronald. Met de auto stonden ze steeds weer ter plaatse met bekers met daarop je startnummer. Op verzoek werd het volgegoten met wat je wilde drinken, met als hapje koek, banaan, chocolade of rozijnen. Gewoon perfect. Op de tussenliggende kilometers moest je voor jezelf zorgen. Dat was voor deze ervaren groep lopers geen punt.
Ik liep al snel achteraan, maar wilde de groep toch ook wel in het zicht houden. Langzaamaan verbrokkelde de groep tot een kralenketting met weinig kralen. Ik kon mijn voorgangers aardig bijhouden, al ging het mij wel te snel. Ik wilde oogcontact houden om in het begin niet de weg kwijt te raken. Natuurlijk was die angst overbodig, de route was niet alleen erg duidelijk, van knooppunt naar knooppunt, maar bovendien nog met duidelijke pijlen op de grond aangegeven.
De Saksenmartahon gaat over een prachtige route in het noord Drentse land, de middenloop van de Drentse Aa, met dorpjes als Zeegse, Oude molen, Zuides etc. Lang geleden, in 1976, deed ik daar onderzoek naar flora en fauna in de beekdalgraslanden. Ik leerde daar de noordse zegge kennen, een soort die vrijwel beperkt is tot Noord Drenthe. Het was toen de droogste en warmste zomer sinds mensenheugenis. Daar was nu geen sprake van. Voor de wind ging het heerlijk, maar halverwege, na de heide van het Balloërveld moesten we keren en kregen de wind op kop. Schraal en waterkoud was die wind. Even stoppen, jas uit de rugzak, aantrekken en weer verder. We kwamen vlak langs de meanders van de Drentse Aa. Hier waren de buitenbochten zo ver uitgesleten dat ze de volgende bocht bijna raakten en de rivier bijna eilandjes maakte. Heel fraai om te zien en wij mochten daar vlak langs lopen. Het was voor mij één grote herontdekkingstocht. Ook staken we beekjes over, het Gasterense diep, het Oudemolense diep en het Zeegser loopje. Kleine beekjes, een meter breed, helder water en zand en grind op de bodem. Een aantal jaren geleden werden hier paaiende rivierprikken gezien. Met een aantal plaatsen in de Geul in Zuid-Limburg de enige voortplantingsplaatsen in Nederland.
De marathon bestond uit twee ronden met het sportterrein als knooppunt. De tweede ronde was 12 km lang. Eerst naar het noorden, tegen de wind in, langs mooie landschappen met illustere namen als Okkenveen, Wildeveen, Vijftig Bunder. Maar voor mij een feest van herkenning. Samen met Lammert Meijer en Ineke Scheffer begon ik aan die laatste ronde. Na enige tijd liep ik alleen met Ineke, maar ineens was het gebeurd. Door de man met de hamer en een hongerklop kon ik niet verder en moest wandelen. In mijn eentje heb ik toen de laatste vier km afwisselend wandelend en lopend afgelegd. Ik heb wel eens lekkerder gelopen. Maar goed eindelijk kwam de finish in zicht. Over de tijd heb ik het maar niet. Voordeel is dat als je als laatste aankomt, je kan meedelen in alles wat over is, zoals bananen, heerlijk.
Theo de Jong