Scafell Pike Trail Marathon 15 juni

André Boom: “Ik heb altijd gedacht dat de wedstrijdverslagen in ‘Feet in the Clouds’ een beetje waren aangedikt. Op volle snelheid langs de rotshellingen van een 1000 meter hoge berg omlaagstormen, dat is toch gekkenwerk?”

Mijn favoriete boek over de loopsport is ‘Feet in the Clouds’ van Richard Askwith. Dit boek, met de veelzeggende ondertitel ‘A tale of fell-running and obsession’ beschrijft een typisch Engelse variant op het hardlopen: Fellrunning. De Engelsen maken een duidelijk onderscheid tussen ‘running on the fells’ en wat zij ‘European style trailrunning’ noemen. ‘Fells’ zijn de bergen van Groot Brittannië. Zij reiken tot hooguit 1000 meter maar zijn ruig en moeilijk begaanbaar. Op de rotsige bergpaadjes, de puinvelden (‘scree’) en gladde leisteenplaten worden allerlei soorten wedstrijden gehouden waarbij het er onverschrokken en hard aan toe gaat. Met reuzensprongen worden de hindernissen, zoals rotsblokken, kloven en muurtjes gepasseerd alsof ze niet bestaan. Er worden grote risico’s genomen om als eerste terug te zijn. Ik heb altijd gedacht dat de wedstrijdverslagen in ‘Feet in the Clouds’ een beetje waren aangedikt. Op volle snelheid langs de rotshellingen van een 1000 meter hoge berg omlaagstormen, dat is toch gekkenwerk? Het werd tijd om dat eens aan den lijve te ondervinden.

Het Lake District is het Engelse eldorado van het fellrunnen, met het plaatsje Keswick als het kloppende hart. Het is een landschappelijk schitterende streek met prachtige stille meren omlijst door imposante bergtoppen zoals Helvellyn, Blencathra, Coniston, Skiddaw en Scafell Pike. De laatste is met 978 meter de hoogste berg van het niet-Schotse deel van de UK. Qua hoogte valt hij in het niet bij de Alpenreuzen, maar door het ruige karakter van zijn flanken is het beklimmen ervan een hele toer. Ik heb weinig tot geen ervaring met dit soort terrein en het is toch wel een hele stap om pas op je 6oe je eerste echte fell race te doen. De meeste van de ruim 200 deelnemers waren een stuk jonger, slechts drie mannen en één vrouw behoorden tot de 60+ categorie.

Om in dit soort wedstrijden een beetje mee te tellen moet je de nodige kwaliteiten hebben: veel souplesse en kracht, een goed evenwichtsgevoel, geen hoogtevrees, een goed oriëntatievermogen, roekeloosheid, het vermogen om wisselende tempo’s te lopen. Niet direct dingen waarin ik uitblink. Maar ik heb hem uitgelopen en ben weer een ervaring rijker. Misschien wel de moeilijkste en meest technische loop die ik ooit gedaan heb. Vooral de afdalingen langs super steile hellingen met voortdurend verschuivend en met je meerollend steengruis vond ik doodeng. Dat was echt schuifelen naar beneden. Terwijl ik nog met de beklimming bezig was zag ik de latere winnaars als gewichtsloze gemzen half lopend, half glijdend langs zulke hellingen omlaag denderen, waarbij ze met reuzensprongen over de richels en rotsblokken sprongen. Ongelooflijk, alsof ze de bodem niet eens raakten. En dan die schuine spiegelgladde leisteenplaten waarover je naar boven moest zien te klimmen met naast je een kloof waarin de wolkenflarden rond wervelden. Brrr. De top van Scafell Pike is geheel bedekt met grote steenblokken met daartussen smalle spleten waartussen je gemakkelijk met je been klem zou kunnen komen te zitten. In de editie van vorig jaar waren die door de regen spekglad en zijn er de nodige ongelukken gebeurd. Het was er erg mistig en je moest je kompas gebruiken om de juiste richting te vinden. Bovenop de bergen is de route namelijk niet uitgepijld. Je moet dan de zogenaamde ‘Cairns’, door mensen gemaakte bakens in de vorm van steenhopen, volgen. Gelukkig blies de marshal die bovenop de berg stond om de zoveel minuten op een misthoorn, zodat je de richting een beetje kon inschatten.

Overbodig te zeggen dat wanneer de mist even optrok de uitzichten fenomenaal waren. Ook de aanlooproute door het Borrowdale en langs de oevers van het prachtige Derwent Water waren adembenemend mooi.

Maar een fellrunner zal ik nooit worden, daar ben ik veel te bang (en misschien al een beetje te oud) voor. Ik ben beter geschikt voor de niet al te lange, niet-technische landschapslopen waarvan er meer dan genoeg op de kalender staan. Mijn finishtijd is tamelijk bizar: meer dan negen uur voor een afstand van zo’n 44 kilometer en 1800 hoogtemeters. Verreweg mijn langzaamste marathon ooit. Voor het eerste gedeelte inclusief de beklimming had ik 3 uur 50 nodig, voor het tweede deel inclusief de afdaling (23 kilometer met daarin nog een flinke col) maar liefst 5 uur 17 minuten. Dat kwam vooral door de voorzichtige afdaling, want daarna heb ik bij tijd en wijle nog behoorlijk doorgelopen. Ja, dat kun je geen hardlooptijd meer noemen. De winnaar had voor de hele afstand 3 uur 51 nodig! Maar het feit dat ik een echte, en qua moeilijkheidsgraad zeker niet de minste, fellrun heb volbracht geeft me een heerlijk gevoel. En ik was niet eens de laatste finisher. Eindelijk heb ik mijn ‘feet in the clouds’ gehad en hoor ik een héél klein beetje bij de illustere mannen van het Lake District, zoals Billy Bland, Josh Nailor en Bob Graham wiens verrichtingen zo indrukwekkend door Richard Askwith zijn beschreven.

Beter laat(st) dan nooit.

André Boom