De Nemea-Olympia Ultramarathon: een Griekse sportieve legende over de Pelopponesos

Een uitgebreid verslag van Raymond Barkman van deze Griekse loop met een link naar een mooie selectie foto’s.

In de Oudheid werd op vier plaatsen op het Griekse schiereiland de Pelopponesos een sportfestijn gehouden dat een belangrijk bindmiddel was tussen de Griekse stadstaten: de Panhelleense Spelen. Deze Spelen zijn te beschouwen als een verre voorloper van de huidige Olympische Spelen. De Spelen werden elke twee jaar bij toerbeurt gehouden in de steden Olympia, Nemea, Delphi en Isthmia. De eerste Panhelleense Spelen werden voor het eerst sinds 776 v. Chr. gehouden. Deze Spelen hadden een belangrijk maatschappelijke functie in het toenmalig nogal verbrokkelde Griekse rijk. De stadstaten stonden in een haat-liefdeverhouding tot elkaar. Regionale oorlogen tussen de stadstaten woedden volop. Maar tijdens de enkele weken durende Panhelleense Spelen heerste er vrede in het Griekse rijk. Sport verbroederde toen ook al. In Nemea en Olympia zijn de oude sportstadions weer opgegraven. Een stadion is groot. Een uit zand bestaande piste is ca 220 meter lang en ca 30 meter breed. Het stadion van Nemea bood plaats voor ca 40.000 toeschouwers. Ook nu wordt het oude stadion weer elke twee jaar voor de Nemea Spelen gebruikt, ruim 2.300 jaar na de eerste editie.

Het sportstadion van Olympia dat omringd is door allerlei tempels en gebouwen voor de atleten is ronduit indrukwekkend. Hier kun je gemakkelijk een dag ronddwalen en op het terrein en het museum zien wat er allemaal op de Panhelleense Spelen gedurende twaalf eeuwen zich heeft afgespeeld. De Panhelleense Spelen werden in 426 na Chr. bij dekreet van de Romeinse keizer Theodosius II verboden. De verering van Zeus was te heidens in de ogen van het christendom, dat kort daarvoor de staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk was geworden. Hiermee kwam een abrupt einde aan een prachtige sporttraditie. Bij een rondwandeling over het stadionterrein treft je de weidsheid van de piste. Het mooiste is om door de spelerstoegang een vier meter hoge en ca drie meter brede tunnel de piste op te gaan. De piste is 212 meter lang en is nu omzoomd door grashellingen. Ooit waren hier rijen stenen die zit- en staanplaatsen boden voor zo’n 45.000 toeschouwers. Stel je dan eens voor hoe het ooit hier was. Afgetrainde geharde atleten die het tegen elkaar opnamen in een kolkende stadion waar toeschouwers zich de keel hees schreeuwden. Ik zie in m’n verbeelding ook de stofwolken van het paardenrennen met geharnaste ruiters en snuivende paarden.

De voorbereiding
Het deelnemen aan een ultralang loopevenement is een loopdiscipline die geheel anders is en een geheel eigen aanpak vergt dan alle andere loopafstanden. De focus kan voor slechts een beperkt gedeelte op snelheid liggen, maar moet voor het overgrote deel gefocust zijn op duurvermogen. Het motortje draaiende weten te houden, daar draait het om. Je moet jezelf oefenen in het ‘niet-moe-lopen’ en ook moet je ervaring opdoen bij 24-uurslopen. Dit advies kreeg ik van Nitish, een van de organisatoren van de Amsterdam Self Transcedence Run van 2013. Van een andere succesvolle loper op de Spartathlon had ik hetzelfde gehoord. Aldus heb ik twee maal een eigen 24-uursloop gehouden om de Rottemeren bij Rotterdam met looprondes van 10 km. Ik had daarbij het uitgebreid en gevarieerd assortiment aan proviand en drinken bij me om ervoor te zorgen dat mijn maag doorlopend goed gevuld bleef en m’n energieniveau maximaal bleef. Je mag immers niet moe worden. Geplaagd worden door de hongerklop is dan het laatste wat mag gebeuren. Wat loopsnelheid betreft, koos ik ervoor om binnen m’n comfortzone te blijven. Dit houdt in dat de beenspieren langdurig licht belast mogen worden en bedrijfswaardig blijven.

Op vrijdagmiddag 16 mei om ca een uur kwamen we met bussen aan bij het oude stadion van Nemea. Daar ontmoette ik Frank weer, een getalenteerde ultraloper uit België die mij op het spoor van het ultralange werk heeft gebracht. Frank ken ik via Lowie, een goede loopvriend eveneens uit België. Van een ervaren ultraloper uit Nederland die meeslepende loopverslagen plaatst op www.ultraned.org, Dik, had ik gelezen hoe e.e.a. op deze mooie landschappelijke trail eraan toe gaat. Deze loop moest heel mooi en bijzonder zijn. Of het toeval was of niet, Dik was ook hier weer aanwezig en ik vond het prettig om met deze ‘rennende reporter’ kennis te kunnen maken.

Vlak voor de start hebben Lowie, Frank, Dik en ik nog een paar familiekieks gemaakt alvorens we aan onze grote klus begonnen. Op de foto’s zie ik louter ontspannen lachende gezichten. Een goed voorteken. Om half drie gaf de race director voor de ingang van het oude stadion van Nemea het startschot en de groep van 125 lopers kwam in beweging. In het begin was het zwaar bewolkt met af en toe een lichte motregen. Een half uur na de start klaarde het weer op en verscheen zelfs de zon. Lowie en ik liepen vanaf het begin onze eigen race. Lowie had veel intensiever voor deze race getraind dan ik en had de ambitie om een goede tijd neer te kunnen zetten. Mijn ambities waren een stuk lager. Ik zou het al mooi vinden als ik deze lange race binnen de gestelde tijdslimiet zou kunnen volbrengen.

Omdat ik mezelf had vrijgesteld van enige serieuze tijdsambitie liep ik vrij onbekommerd. Dat was een voordeel. Het voorkwam dat ik te snel van start zou gaan en later op de race de rekening daarvan gepresenteerd zou krijgen. Voor mij was van belang dat ik snel in een prettig ritme kwam dat ik lang zou kunnen volhouden. Een paar kilometer na de start liepen vier Grieken voor mij. Ze liepen in mijn tempo en hadden een goede cadans. Ik besloot bij hen aan te haken.

Mijn doorkomsttijden op de eerste drie verzorgingsposten (of check point / CP) waren nog dichtbij de sluitingstijd. Bij CP1 op 5,7 km kwam ik om 15.04 voorbij. De sluitingstijd was 15.10 uur. Bij CP 2 op 13,5 km kwam ik om 15.51 uur voorbij (16.10 uur limiet). Het landschap was nog vrij vlak. We liepen voornamelijk door een glooiend wijnbouwgebied met her en der wijngaarden. CP 3 deed ik om 16.35 uur aan (17.00 uur limiet). Mijn tijdsvoorsprong op de tijdslimiet begon serieuzere vormen aan te nemen, maar anderzijds was ik me zeer bewust van de betrekkelijkheid van deze voorsprong. Een kleine tegenslag en ik lag uit de race. Na CP 3 begon het serieuze werk. Over een afstand van ca 5 km moest 400 m hoogte worden gewonnen ofwel een stijging van 8%. Dat betekende voor mij wandelen. Het gebied waar we doorheen gingen, was een fraai struikachtig / bosachtig gebied met rode aarde. Omdat we al op hoogte kwamen, werden de vergezichten steeds fraaier. Nog steeds was het deelnemersveld vrij dicht. Ik liep continu met andere lopers voor en achter mij in het zicht. Dat vond ik wel zo prettig omdat het mij het idee gaf dat ik nog ergens midden in het deelnemersveld aanwezig was en niet geheel achteraan in de achterhoede. In de vierde etappe liepen we op de top van een heuvel die fraai uitzicht bood op een vallei met allerlei soorten akkerbouw. De strak rechthoekige akkers hadden allemaal verschillende kleuren naargelang het gewas dat daarop werd geteeld. In de afdaling liepen we door een lichte miezerregen die uit een paar wolken kwamen. Tussen de wolken door scheen de zon en gaf de uit de wolken vallende regen een fraaie zijwaartse verlichting. Bij CP 4 (33,5 km) klokte ik 18.14 uur (19.20 tijdslimiet). De tijdsvoorsprong werd riant. Het parcours ging weer verder omhoog door de bossen. Fraai waren de felgele bremstruiken her en der langs het parcours. Langs de autoweg over de heuvel vormden de bremstruiken een kilometerslange gele haag. De lucht ging betrekken en werd steeds dreigender. Tien minuten later was het raak en begon het te regenen. In begin was de regen nog vrij mild. Vrij veel lopers bleven daarom nog in een t-shirt lopen. Ik had het idee dat het verstandiger zou zijn om zo veel mogelijk droog te blijven omdat het weldra avond zou worden en de temperatuur zou gaan dalen. Volgens de informatie van de organisatie kan het ’s nachts behoorlijk koud zijn met een paar graden boven nul. En in die omstandigheden moet je niet willen dat je loopkleding nat is. Ik deed m’n Parijse marathon-poncho om en deed een wasknijper op het capuchon om te voorkomen dat de wind deze steeds van m’n hoofd zou blazen. Ik heb er nog een selfie van gemaakt. Het ziet er niet uit, die wasknijper zo prominent op m’n voorhoofd….. Het hield op met zachtjes te regenen. Het kwam nu met bakken tegelijk naar beneden. Wat mij verbaasde was dat er nog steeds lopers waren die in de stromende regen in het berggebied alleen nog in t-shirt liepen. Dat was onverantwoord. Onderkoeling lag op de loer. Ik heb naderhand begrepen dat in de vijfde etappe diverse lopers met onderkoelingsverschijnselen uit de race zijn genomen. Om 20.20 uur kwam ik bij CP 5 (48 km, 22.30 tijdslimiet) aan. Hier had ik een zak met warme kleding voor de nacht laten brengen. In de zak zaten het gele winddichte roadrunners trainingsjack, een pully met lange mouwen en een lange, warme trainingsbroek. Ik deed deze kleding alvast aan want het was al vrijwel donker geworden. Na de koude regenbui was het erg prettig om weer in warmte te lopen. CP 6 en CP 7 kwamen kort na elkaar. Het parcours was hier vlak, liep over brede asfaltwegen en was weinig inspirerend.

De achtste etappe van 22,7 km was niet alleen de zwaarste etappe maar ook een van de koudste. Dat viel me al direct op nadat ik weer op weg ging. M’n niet-ademende gele roadrunners trainingsjack had m’n pully behoorlijk klam van het zweet gemaakt. Het was verre van prettig om in deze natte plunje te moeten lopen, zelfs met een thermoshirt onder de pully. Ik vroeg me zelfs af of ik me wel weer warm zou kunnen lopen. Zo nee, dan zou dit een vroegtijdig einde van m’n race betekenen, hoe spijtig dat ook zou zijn. Om zo min mogelijk warmte te verliezen hield ik m’n poncho aan. Het zag er ietwat vreemd uit nu de lucht weer geheel onbewolkt was geworden, maar het was op dat moment alle hens aan dek. Ca 2 km na de start van deze etappe werd ik weer warm en kon daarom gerust verder gaan. In de achtste etappe gaan de lopers over ca 7 km eerst 600 meter omhoog om daarna over 14 km 500 meter te dalen. Wat bijzonder was tijdens de achtste etappe was de stille, serene maanopkomst. Eerst stond een grote kaasgele maan vlak boven de horizon. Een uur later stond de maan al hoger en was witbleek geworden. Maar omdat het daags na volle maan was, gaf de maan veel licht hetgeen het lopen in de nacht vergemakkelijkte. Voor een belangrijk gedeelte liepen we nu door een dicht donker bos. Daar had ik wat minder maanlicht, maar op de bredere paden kon ik het maanlicht toch goed gebruiken om de los liggende lichtgrijze stenen te kunnen onderscheiden van de donkere ondergrond. Mijn zicht was daardoor niet beperkt tot de lichtcirkel van ca 1 meter van m’n hoofdverlichting met ledlampjes.

Gedurende de loop had ik vrijwel steeds visueel contact met lopers voor of achter me. In de nacht viel dat nog extra op vanwege het blauwe licht van de led-lampjes. Hoewel ik niet erg competitief ben ingesteld vond ik het toch wel prettig om andere lopers voor te blijven als ik ze had ingehaald. In de donkere bossen bracht het een soort jachtinstinct bij mij naar boven. Lopers vóór mij waren prooidieren die ik moest pakken en de lopers achter mij waren roofdieren die ik voor moest blijven. Het bijzondere was dat deze instelling mij hielp om op snelheid te blijven en om mijn relatieve positie in het deelnemersveld gestaag te doen verbeteren. Door mijn conservatieve start was ik de eerste etappes nogal in de achterhoede geraakt, maar sinds de vijfde etappe heb ik vrijwel alleen maar andere lopers ingehaald. Ik wist alleen nog niet welke plek ik in het deelnemersveld innam, maar dat hoorde ik later bij een verzorgingspost. Een psychologisch belangrijke passage was CP 10 (105,3 km). Volgens de hoogtekaart van de organisatie zou het richting finish nu vrijwel alleen maar bergafwaarts gaan, met hier en daar een kleine stijging van zo’n 50 tot 100 meter. Wandelen zou vanaf nu vrijwel niet meer nodig zijn. Voorwaar een prettig vooruitzicht.

In de elfde etappe om even voor half zes begon de dageraad. Eerst was er een flauwe schemering in het oosten maar binnen een kwartier was de dag toch echt aangebroken en was de maan vrijwel geheel verdwenen. Ik liep nu op hoogte over heuveltoppen en had fraai uitzicht op het omliggende landschap. Een bijzonder punt was een meer dat geheel door een laaghangend wolkendek was bedekt. Alleen staken hier en daar bergtoppen boven de wolken uit. De wolken zweefden daar zoals vloeibaar lucht boven een concertpodium. Heel bijzonder. Van Lowie had ik gehoord dat hij het meer in de nacht was voorbij gekomen en dat het toen nog helder was. Hij had allerlei lichten gezien van dorpen die aan dat meer lagen. Om 7.49 uur kwam ik bij CP 11 (124,4 km, 9.15 uur tijdslimiet) aan. Van de tijdswaarnemer hoorde ik dat ik nummer 57 was die langs was gekomen. Dat was een opsteker. Ik was dus de 57ste loper die langskwam van de 125 die waren gestart. Mijn plaats was binnen de eerste helft van het deelnemersveld, terwijl ik gewoonlijk een ‘achterhoedeloper’ ben. Hoewel m’n huidige plek in het deelnemersveld mij vertrouwen gaf, was het nog beslist geen gelopen race. Mijn reservetijd was gedurende de nacht niet gegroeid maar zelfs iets geslonken. Ik kon me nog geen tegenslagen permitteren. Een serieuze verzwikking en ik lag er alsnog uit. Niettemin was m’n wetenschap over mijn positie in het deelnemersveld een prettig bijkomstigheid en kon ik gaan rekenen welke plek ik voortaan in de race zou innemen. Ook in de volgende etappes haalde ik gestaag andere lopers in en was met plezier aan het aftellen: van 57 naar 56 en dan 55 enz.

De zon scheen en het werd warm. Ik deed m’n traningsjack uit, wisselde de lange trainingsbroek voor de korte tight en zette m’n witte Petersburgse honkbalpet op. Lopen was nu een feest. Het parcours ging door een prachtig groen glooiend landschap met fraaie vergezichten en door vriendelijke, nette dorpjes. M’n benen hielden zich kranig en m’n energievoorraad was prima op peil. Ik voelde geen moeheid, kon moeiteloos doorgaan en bleef in de etappes steeds maar andere lopers inhalen.

Een bijzonder punt in het parcours betrof de oversteek van het riviertje Erymanthos vlak voor CP 16 (150,5 km). Het riviertje was een snelstromende ondiepe regenrivier en lag in een brede keiachtige rivierbedding. De lopers moesten dwars door de rivier heen gaan met kniediep water. Inmiddels had ik in België al meerdere ervaringen opgedaan met doorwadingen en wist dat het met m’n trailschoenen geen probleem zou zijn. Er zou geen enkele blaar ontstaan. Ook nu niet. De 16e en 18e etappes waren moeilijke etappes. Dat was niet zozeer vanwege de grote stijgingen die in het parcours zaten die niet op de hoogtekaart waren aangegeven, maar het kwam vooral door de scherpe afdalingen die kort daarna volgden. De quadriceps in m’n beide benen konden de afdalingen over 200 – 300 meter maar matigjes waarderen. Ze schrijnden enorm. Wat ik toen dacht toen ik half kreupel afdaalde, schrijf ik hier maar niet op. We houden het netjes. Wat ik daar ervoer was hetzelfde als toen ik m’n allereerste marathon had volbracht en daags daarna in het trappenhuis bij mij thuis naar beneden probeerde te lopen. Alleen waren er twee grote verschillen: de afdalingen waren nu enkele honderden meters lang en de paden lagen bezaaid met losse keien.

Na de 18e etappe was de strijd in feite gestreden en het pleit ten goede beslecht. Het parcours was nu nog licht glooiend tot aan de finish. CP 19 (175,1 km en slechts 2,3 km na CP 18) heb ik zelfs overgeslagen. Ik had ruim anderhalf uur speling ten opzichte van de tijdslimiet en had volstrekt geen haast om naar de finish te komen. Even lekker relaxed uitdribbelen en wandelen en nagenieten van wat ik allemaal tijdens de race had meegemaakt. Dat was fijn. Maar op de lange rechte weg voor mij zag ik drie lopers ook afwisselend wandelen en dribbelen. Volgens mijn berekening liep ik op de 45ste plaats en kon ik nog drie plaatsen in het klassement opschuiven. Tsja, om zoveel prooi ongemoeid te laten lopen vond ik zonde. Ik begon te versnellen en binnen een kilometer was ik hen voorbij. Ik was verbaasd over het gemak waarmee het allemaal zich voltrok. Mijn benen waren nog lang niet moe en zouden met gemak nog een marathon kunnen doen. Om 16.43 uur (de kloktijd van m’n stopwatch) kwam ik over de finish (CP 20, 180,1 km). Volgens de organisatie kwam ik met een tijd van 26:11:51 over de finish en had bijna twee uur speling op de tijdslimiet. Wat was ik blij! De eerste 180 km-race zat in de knip en er waren onderweg hoegenaamd geen problemen geweest. Deze race was uiterst relaxed verlopen zonder dat ik me tijdens de race ergens echt zorgen over hoefde te maken. Dat was een luxe. Ook het klaar leggen van eigen voedingsmiddelen (volle Griekse yoghurt, rijstepap e.d.) op de verzorgingsposten 15, 17 en 18 bleek een goede beslissing te zijn geweest. Na CP 13 was namelijk geen pastavoeding meer voor de lopers voorhanden, maar alleen nog soep, fruit en diverse soorten drank. Door de eigen voedingsmiddelen kon ik de hongerklop op afstand houden en op snelheid blijven Ik bleek uiteindelijk plaats 33 van het klassement te hebben ingenomen van de 67 lopers die de finish hebben gehaald. Dat hield in dat bijna de helft van het deelnemersveld de finish uiteindelijk niet heeft gehaald. Een hoog percentage voor een race als deze, dunkt me.

De finishceremonie is helaas wat simpeler dan bij de Spartathlon. De lopers krijgen wel door een Griekse schone een mooie lauwerkrans van lavendeltakken opgelegd en een medaille omgehangen. Wat ook mooi is dat de lopers het terrein van het oude Olympische stadion mogen betreden om daar foto’s te maken. Ik heb daar een paar zeer gedenkwaardige foto’s gemaakt die me heel dierbaar zijn. Zo is er een foto waar ik onder de tunnelboog sta van de toegangspoort naar de 212 meter lange renbaan. Op een andere foto sta ik in de zon aan het einde van het tunnelpad vlak vóór het begin van de lange renbaan. Ik liet m’n fantasie even op de loop gaan en zag in gedachten hoe succesvolle atleten hier ooit de renbaan moeten zijn opgelopen omringd door een kolkende toeschouwersmassa. Wat een wereldervaring moet dat zijn geweest! Maar goed, dit zijn de dagdromerijen van een duuratleet anno 2014.

Tot besluit
Tot besluit volgen enige statistieken. De eerste loper, Christos Mavrikios kwam met een tijd van 17:54:13 over de finish. Lowie kwam als derde loper met 20:10:17 over de finish. Dit is absolute topklasse Lowie! Om in je debuutloop op deze afstand zo’n prestatie neer te zetten, dat wekt grote bewondering. Daarmee kunnen jij en Frank elkaar recht in de ogen aankijken. Ook Dik heeft met een tijd van 22:53:38 en een zesde plaats een formidabele prestatie neergezet. Ik mag hopen dat ik over tien jaar (ongeveer ons leeftijdsverschil) fysiek in staat zal zijn om nog een race als deze te kunnen doen, ongeacht de tijd. De eerste vrouw was Angie Terzi uit Griekenland. Haar tijd was 24:13:40 en bezette daarmee een prachtige twaalfde plaats in het totaalklassement.

Terugkijkend op deze race, de voorbereiding in de voorafgaande maanden en de feestelijkheden op de dag na de race, ben ik heel blij, dankbaar en opgelucht hoe alles gegaan is. Een lange race als deze is en blijft een ongewis avontuur. In Griekenland wacht mij volgend jaar een nog langer avontuur: de Spartathlon van 246 km. Die klus vraagt om heel wat voorbereiding en een behoorlijke dosis geluk, zeker wat de weersomstandigheden aangaat. Ik kruis alvast mijn vingers. Ook de organisatie en alle vrijwilligers wil ik hartelijk bedanken voor de voortreffelijk georganiseerde race, het prettige verblijf in de hotels voor en na de race, de sfeervolle prijsuitreiking in de prachtige tuin van het hotel en het slotfeest de dag daarna. Het was gezellig en helemaal af. Ik kijk uit naar andere fraaie ultralopen in Griekenland en gelukkig zijn er diverse. Voorwaar een heerlijk vooruitzicht!

Raymond Barkman

NB. Raymond heeft een selectie foto’s gemaakt die te zien zijn via deze link: http://1drv.ms/1pqFaoE