Nog geen vredespact met de Zandmotor

Dave Boone: “Maar zo gaan wedstrijden; je wint soms, maar vaak verlies je. Als je toegeeft aan deze constatering, ga je een stuk makkelijker door het leven. Je kunt ook genieten van dagen waarop het niet lukt.”

“Enjoy your body, use it every way you can…don’t be afraid of it, or what other people think of it, it’s the greatest instrument you’ll ever own…” (Baz Luhrmann, Everybody’s Free 1999).

Dan toch maar weer een verslag, maar dit keer wat korter dan het vorige. Logisch, want de race duurde maar kort. Een knieblessure hielp alle ambities om überhaupt nog verder te lopen om zeep. Gelukkig heeft maatje Mik Borsten de wedstrijd wel voort kunnen zetten, waardoor het al met al toch een mooie dag werd.

Anders dan de vorige twee edities stond ik met de spraakwaterval uit Amersfoort aan de start. Rombout Breedveld is nog aan het herstellen van een knieblessure, en helaas kwam de West Coast Challenge nog te vroeg. Dit najaar benaderde Mik Borsten me om die reden. Ik ken Mik al een aantal jaren en soms treffen we elkaar tijdens wedstrijden. Ik heb vooral goede herinneringen aan hem door het feit dat hij nog wel eens galant startnummers wil schenken voor loopevenementen in Amersfoort. En aangezien de trein daar stopt, heb ik een aantal keren kunnen genieten van zijn generositeit. Hoogtepuntje was daarbij overigens de indoormarathon in een loods naast station Amersfoort. Ruim 170 keer liepen we een rondje over een parcours met twee haarspeldbochten en twee deuren. Het was sturen geblazen, maar ondanks die moeilijkheid liep ik op de dreunen van goede muziek (Stones, U2) naar de marathonafstand in minder dan drie uur. Later zouden we ook nog eens starten als pacer tijdens de Kustmarathon in Zeeland.

Wat me tijdens de bovengenoemde en andere evenementen opviel is dat Mik best wel druk is. Hij lult aan een stuk door. Ongestructureerd, wild, chaotisch en herhalend ouwehoert hij door alles en iedereen heen. Een man naar mijn hart, want ik hou niet zo van saaie mensen. ‘Zeg eens wat’, en Mik begint over de geestelijke gezondheidszorg, z’n vrijgezelle dochter, Amersfoort, hardlopen, z’n jeugd, de marathon met Ron Teunisse, zijn wereldrecord op de indoortriatlon, z’n lange haren van vroeger, z’n leeftijd, de kerstmannenloop, seks, politiek, het snelle starten van Walter Pennekamp, en over nog honderdvierentwintigduizend andere onderwerpen. Ook voor oerkreten en fantoomgeluiden draait Mik zijn hand niet om. Er kwam het eerste uur in zijn gezelschap maar geen grap over mijn anus, dus ik vroeg er zelf maar om. Nee, dat deed hij ineens niet meer op commando – maar tijdens de race zelf zou ik die grappen wel kunnen verwachten. Ik kon niet wachten op z’n creativiteit!

De avond vooraf prepareren we zonder stress alles wat we nodig hebben. Gespannen koppies tijdens de laatste briefing, maar wij zijn rustig want zijn dit soort uitdagingen al zo vaak aangegaan. We slapen met de andere teams van twee lopers en de estafetteteams in de sporthal van Hoek van Holland. De volgende ochtend zullen we om vijf uur met z’n tweeën starten om samen over het strand naar Den Helder te lopen, met slechts beschikking over één fiets. Wat dat is de West Coast Challenge. Simpel van opzet, maar een prachtige wedstrijd langs de hele kust van Holland, waarbij de opbrengst gaat naar een van de beste goede doelen van Nederland: de KNRM. Je ziet letterlijk wat ze doen met de opbrengst van de WCC: er worden speciale pakken aangeschaft waarmee mensen uit de zee kunnen worden gered. Run-bike-run, en de tactiek ligt voor de rest helemaal in handen van het team, zolang de loper maar op het strand blijft. Mik heeft ook een aantal keer meegedaan en kent het klappen van de zweep.

Dit jaar zullen de omstandigheden lastig zijn; zijwind en hoogwater in het donker. We zullen onderweg steun hebben aan een team van Currimus (Universiteit Leiden) dat sinds vorig jaar meedoet aan de estafette. Vrienden Jan en Gijs lopen het eerste gedeelte tot IJmuiden en zullen dan per boot van de KNRM worden overgezet naar het tweede deel van de race, waar Monique en Sander het stokje tot Den Helder zullen overnemen. Mik en ik zullen het gehele stuk voor onze rekening nemen. Naast Currimus zijn Walter Pennekamp en Raymond Schikhof als altijd aanwezig. Een kleine reünie van mensen die elk jaar met groot respect voor elkaar een wedstrijd met elkaar aangaan. Bijzonder prettige mensen die een geweldige organisatie op poten hebben gezet. Het is elke editie speciaal. En we weten dat we elkaar volgend jaar weer zien, zoals het hoort als je een leuke dag hebt gehad. En dat had ik, ondanks fysieke ongemakken.

Als rond half vier het licht aanspringt na een kort nachtje op een veldbed, spreekt Mik de woorden uit die ik ook denk: ‘Dit is echt de laatste keer!’ (Binnenkort staan we weer ergens aan de start en begint de dag weer zo…) We eten en drinken wat en Mik roept tegen eenieder die het maar horen wil dat er in de vuilnisbak twintig pannenkoeken liggen. ‘Wil u een pannenkoek? Kijk maar daar in de bak! Daar liggen er twintig!’ In heb geen ochtendhumeur een kan dat verhaal dus vele keren aanhoren zonder gevolgen. Ik moet er eerlijk gezegd wel heel hard om lachen. Mik is in ieder geval wakker, maar ik had ook niet anders verwacht. Maar hoe houdt z’n vrouw dat iedere dag vol?, vraag ik me dan af. Mocht ik ooit nog eens overnachten bij de familie Borsten dan gooi ik voor het slapen twintig pannenkoeken in de vuilnisbak in de keuken. En dan kijken wat er gezegd wordt – en hoe vaak! – aan de ontbijttafel in Huize Borsten. Toch zullen alle leeftijdsgenoten chronische jaloezie koesteren ten aanzien van Mik Borsten. De enige juiste diagnose is namelijk niets minder dan ‘de eeuwige jeugd’, afgedwongen door gewoon te blijven gaan – altijd.

Ruim op tijd zijn we aanwezig bij de start. Mik zal beginnen met fietsen en ik zal proberen zo kort mogelijk op Pennekamp te lopen voor de eerste aflossing. Wederom die gespannen sfeer voor de start. Het is nog heel vroeg en er wordt koffie gedronken in een pandje van de KNRM om de tijd tot het aansteken van de fakkel, ter markering van de start, te vullen. Ik neem Mik buiten nog even apart om te vertellen dat hij niet moet schrikken als ik onderweg emotioneel word. Ik loop er namelijk weer bij als een sukkel in de liefde en heb weer domme dingen gedaan, omdat ik emoties op de verkeerde momenten nog wel eens de ruimte geef. Ik zal het nooit leren…Dat het geen effect zal hebben op m’n lopen deel ik hem ook mede, want zo’n wedstrijd is altijd de perfecte afleiding in gevallen van klein of groot verdriet. Mik heeft het begrepen en vertelt nog een anekdote uit zijn jeugd. ‘Beter met een vol hart maar met lege handen, dan met volle handen maar met een leeg hart’, zoals vriend Chris, die zaterdag rechtstreeks van zijn vlucht uit Kaapstad kwam kijken in Den Helder, ooit vertelde in de leukste kroeg van Leiden. Het zijn simpele wijsheden die een mens troosten. De start van de WCC zet me meteen over het dode punt heen.

Want ik ben strijdbaar. We willen niets liever dan vandaag winnen. Ik ben bovendien stevig gemotiveerd door allerhande suggesties van dezen en genen dat ik minder in vorm zou zijn. Akkoord, in de week vooraf liet in een cross schieten waar ik wel aanwezig was, omdat ik bang was een pijntje op te lopen. Maar de vorm is er gewoon. Ik heb na het wereldkampioenschap in Doha gerust en voorzichtig wat getraind om optimaal aan de start te staan. Geen pijntjes, zelfs niet aan de rechterlies. Kortom, zo de achterstand in het eerste deel niet te ver laten oplopen en in het tweede deel van de race de turbo aanzetten. Dat is het plan. Mik is zoals altijd zeer constant.

De eerste kilometers gaan geheel volgens het draaiboek. Het strand ligt goed en de fietsers gaan volgens plan door de duinen om de benen te sparen. Zoals iedere editie maak ik een knullige fout. Dit keer door niet achter Pennekamp aan te rijden na de eerste wisseling. Ik moet namelijk voor de Zandmotor Mik weer aflossen. Ik draal en treuzel en sla op een gegeven moment te vroeg af naar het strand. Drie anderen rijden achter me aan en die trek ik dus mee in mijn fout. Maar daar kan ik achteraf niet echt mee zitten; je moet gewoon eigen keuzes maken. Ik rij nu tegen mijn wil een stuk richting het zuiden, maar draai na enige tijd weer om terug te rijden en de volgende afslag te pakken. De andere mannen rijden wel door in zuidelijke richting. Ik vrees dat ze hun loper zullen missen. Deze stommiteit neem ik mezelf wel een beetje kwalijk, juist omdat ik al zo vaak in dat gebied bent geweest en eigenlijk zou moeten weten hoe ik precies richting de Zandmotor weer op het strand moet komen. Ik bel Mik en ik blijk inderdaad te laat te zijn. Mik loopt een stukje terug en ik loop hem tegemoet. We verliezen wat en ik loop na de aflossing weer achter team Currimus.

Op de Zandmotor, die er overigens opvallend goed bij ligt, loop ik stevig door, maar waag me niet aan een overcompensatie voor de gemaakte fout. De wedstrijd is nog lang, en twee of drie minuutjes zullen het verschil niet maken. Ik loop Currimus weer voorbij en Mik neemt over. Ik ga door Kijkduin en wacht samen met Pennekamp aan het begin van de haven van Scheveningen. Ruim drie minuten blijkt de achterstand. Ik neem over, maar voel vrijwel meteen zware irritatie aan de linkerknie. ‘Dat gaat wel weer over…’, denk ik op dat moment. Gewoon doorlopen en niet aanstellen. Op de boulevard van Scheveningen neem ik desalniettemin een eerste pilletje tegen de pijn. Het kan bijna niet anders zijn gebeurd op die verdomde Zandmotor, waar ik twee jaar geleden bijna een Waterloo had.

De aflossing die ik moet doen tot Katwijk lijkt eindeloos, want Mik heeft me gemist ter hoogte van de Wassenaarse Slag. Ik vind ritme en zet de achterstand op de rondlopende kerstboom van Currimus (lichtgevende hesjes) om in een behoorlijke voorsprong. Pennekamp en Schikhof zijn buiten zicht, maar dat komt wellicht omdat ze hun lichten hebben uitgezet. 4.25 per kilometer, dat is wat de Garmin moet aangeven, en dat gebeurt ook. Ter hoogte van Katwijk zie ik weer niemand en dat frustreert. ‘Gaat Mik me dat hele stuk laten doen, ofwa?!’ Maar hij is er gelukkig toch! Een ongelukkige wissel en weg is Mik. We zien elkaar straks wel weer. Joop, Monique en Sander zijn er ook met thee. Ik knuffel even me ze, want ik ben blij dat ze er zijn. Het is gezelschap in het donker van de vroege ochtend met warme drank; wat wil een mens nog meer? Tegelijkertijd besef ik dat de knie helemaal niet in orde is. Het lopen ging nochtans goed, maar nu ik even stil sta, overzie ik de schade als de koude wind op het gewricht blaast. Een eerste idee van een vervangende loper komt ter tafel, maar voorlopig wil ik het nog even aanzien. Ik stap op de fiets, maar ook dat doet pijn.

Nooit eerder kreeg ik knieproblemen tijdens een race. Ik weet niet wat ik moet doen en het beangstigt me ook een beetje. Het voelt alsof ik de linkerknie kapot aan het lopen ben. Ter hoogte van Noordwijk trek ik mezelf na de aflossing even op gang. Ik tob en schuifel langzaam over het strand. Maar de knie zit helemaal vast en ik krijg deze ook niet meer los met oefeningen. De wedstrijd lijkt voorbij. Voor mij in ieder geval. Want ik wil niet dat Mik de strijd ook zal moeten staken. Dat zou nog het meest vervelende zijn, Mik slachtoffer van mijn blessure. Ik bel Mik om te laten weten dat het helemaal mis aan het gaan is. Ter hoogte van Noordwijk zit ik even bij een vaste verzorgingspost van de KNRM. Mik loopt maar weer verder na het plaatsen van een tapeje op mijn knie. Het helpt niet en het fietsen doet weer pijn. Ik wil nog niet opgeven. Een mooie klassering zit er echter al niet meer in. Nooit gaf ik op met een blessure. In bijna 50 marathons en ultra’s moest ik nimmer de strijd staken door een blessure.

Een paar kilometer voorbij Noordwijk wisselen we weer. Ik wandel en trekkebeen. Het is voorbij, want hier kan ik geen 75 kilometer mee doorgaan. Ik bel met Monique met de vraag of ze Jan Gudat in stelling wil brengen. Dankzij het handelen van Monique en Joop komt er nog voor de boottocht bij IJmuiden een vervangende loper: Aart. De versterking wordt netjes door Joop naar het begin van Zandvoort gebracht en ik stap in de auto. Mijn dank is groot dat Mik verder kan lopen. Hij zou uiteindelijk Den Helder wel gaan halen. Ik ben teleurgesteld dat de knie het heeft begeven, maar zet me er snel overheen. Vanaf dat moment kon ik het wedstrijdverloop van Currimus en Mik vanaf de zijkant volgen. In IJmuiden blazen we even uit en verwerk ik de teleurstelling. Gelukkig blijkt dat de vrachtwagen met alle tassen en koffers nog niet naar Den Helder is, zodat ik even wat warme kleding kan aantrekken. De galante ober op een strandpaviljoen voorziet ons van wat voedsel en drank en we praten met de gefinishte Jan en Gijs wat na over de moeilijke omstandigheden. Mik en Aart missen we even, maar ook zij blijken even later netjes naar de overkant te zijn gezet. Zij zouden uiteindelijk in goede harmonie en genietend van elkaars gezelschap Den Helder halen. Ik ben in ieder geval blij dat Mik dankzij Aart en de flexibiliteit van anderen de finish heeft kunnen halen. Na afloop had hij uiteraard weer praatjes, en dan weet je dat het goed is.

Terug naar het tweede deel van de race van Currimus. Vanuit de auto volgen we de rest van de wedstrijd. Er ontpopt zich aan de kop van de estafetterace een interessante strijd tussen een team vernoemd naar een beddengigant en Currimus. De weersomstandigheden waren redelijk in de middag, maar de koude wind uit het westen was een gevaar voor diegenen die niet genoeg kleding aantrokken op de fiets. Currimus zou uiteindelijk tweede worden. De achterstand na het eerste deel kon niet meer worden goedgemaakt. Ze hebben er voor gestreden. Als punt om over na te denken, maar daar gaat men denk ik niet naar luisteren, vraag ik me dan toch af waarom er zo hard is gestart aan het begin van de race. Ik wil overigens geen nijpende kritiek geven. Maar ‘kamikaze’ is grootspraak. Deze tactiek klinkt heel stoer, maar leidt tijdens duursportwedstrijden in de meeste gevallen naar problemen met vastlopende bovenbenen, vroege vermoeidheid en problemen met opname van voeding. Rustiger starten en heel erg letten op voeding maakt het mogelijk om na een paar uur het tempo goed te handhaven, zonder helemaal naar de klote te gaan. De eerste uren moet je niet meer dan comfortabel ‘stofwisselen’, zoals wijlen Gerrie Knetemann ooit opmerkte. Ik was overigens erg onder de indruk van Monique die zeer lange loopbeurten voor haar rekening nam, maar ondanks dat technisch goed bleef lopen. Een dame die tijdens haar eerste marathon in New York meteen 3.15 loopt is er een om de gaten te houden. Ik hoop dat ze haar bescheidenheid een beetje verliest en beseft dat ze goud in handen heeft.

Het was voor afgelopen zaterdag helaas niet genoeg. Maar zo gaan wedstrijden; je wint soms, maar vaak verlies je. Als je toegeeft aan deze constatering, ga je een stuk makkelijker door het leven. Je kunt ook genieten van dagen waarop het niet lukt. Soms zijn er mooie overwinningen, maar niet elke dag. Dat geldt eigenlijk voor het hele leven. De WCC is wat dat betreft een metafoor voor het leven. Je doet het samen, maar toch moet je zorgen dat je je eigen zaakjes op orde hebt. Je bent de baas over je eigen tactiek terwijl je ook moet letten op tal van factoren en omstandigheden. Het ene moment voel je je goed, het andere moment kan het helemaal misgaan. Winnen is mooi, maar diegenen die om zich heen hebben gekeken, onderweg hebben nagedacht, hebben overlegd, persoonlijke doelstellingen hebben gehaald, of ondanks problemen onderweg toch hebben genoten van de reis, hebben allemaal gewonnen. Schikhof en Pennekamp waren zaterdag de besten, waarvoor hartelijke felicitaties.

Sommigen maken zich zorgen om dat lichaam van mij. Dan zijn het weer klachten aan de lage rug, dan weer de lies, en nu is de linkerknie aan de beurt. Ik maak me er soms wel zorgen over, maar troost me met de gedachte dat ik veel intensiever gebruik maak van dat lichaam dan de gemiddelde sportman. En dan betaal je af en toe de prijs voor uitspattingen als het lopen van een 100 kilometer of een West Coast Challenge. Dat is niet meer dan logisch. De buitenwereld die absoluut niet begrijpt waarom dit soort afmatpartijtjes leuk zijn en louter wijzen op de lichamelijke gevaren verwijs ik naar de eregalerij van ultralopers die al vele jaren met passie en liefde voor hun sport met enige regelmaat aan de start verschijnen van een wedstrijd. Daar waar die onwetenden denken dat er slechts een houdbaarheid is van een paar jaar voor mensen zoals ik, zijn er talloze atleten die het tegendeel al hebben bewezen: Yiannis Kouros (god van de duursport), Mik Borsten, Marc Papanikitas, Lucien Taelman, Luc de Jaeger Braet, Jan van der Weijde, om maar een paar voorbeelden te noemen. En diegenen die geen wedstrijden meer lopen tref je overigens nog steeds aan, lopend door de bossen en over het strand. Ze lopen allemaal nog tot op hoge leeftijd. En daar houd ik me aan vast. En anders ga ik gewoon een alternatieve hobby zoeken (snooker). Trek ik opnieuw een lange neus naar iedereen die elke dag op de bank zit.

Ik ben fit, voel me lekker, kom makkelijk uit bed, maar loop soms een beetje mank. Dat gaat dan toch altijd weer over na een paar dagen. Ik bestrijd op alle manieren de bewering dat er sprake zou zijn van slijtage. Dit is echt de eerste keer dat er iets aan de hand is met m’n knie en het zou me geenszins verbazen als ik volgende week weer lekker aan het rennen ben op het strand. Het was wel voorlopig even de laatste zware inspanning in wedstrijdverband. Ik ga even in mijn hok om me helemaal te focussen op de studie. Maar voor één nietszeggende wedstrijd maak ik een uitzondering. Ik zal dat nu uitgebreid uit de doeken doen, hoewel het helemaal niets meer te maken heeft met de West Coast Challenge. Ik wil het toch vertellen.

Begin januari loop ik wellicht voor de laatste keer de Schelphoekloop in mijn geboortedorp. Dat is een gevalletje ‘rancuneus’, hoe slecht dat ook is. Als kind niet thuis in de wereld van macho voetballers, maar gelukkig op tijd gestopt met die sport en gaan tennissen. Als wat ouder kind toch altijd beschouwd als loser die bang was van de bal, en geen potten kon breken tijdens de hardloopwedstrijd georganiseerd door de voetbalvereniging op elke eerste zaterdag van het jaar. Het zijn eigenlijk twee wedstrijden in tijdsbestek van pakweg twee uur: de kleine en de grote loop, respectievelijk 4 en 6,2 kilometer. In 2004 ontdekte ik voor het eerst hoe ik een wedstrijd kon winnen door de kleine wedstrijd naar m’n hand te zetten. Het mietje waar alfamannetjes om konden lachen, het buitenbeetje dat niet kon aarden in de wereld van sporters die denken dat er maar een echte sport is, won nu ineens van voetballers. Ik kwam jaarlijks terug en won er steeds opnieuw. Ik waagde me later ook aan de grote loop. De kleine of de grote alleen was niet genoeg; ik wilde de dubbel pakken. Pure rancune – zij die mij hadden uitgelachen als kind een lesje leren, keer op keer, ik kreeg er vier edities lang geen genoeg van.

Twee jaar was ik afwezig door een zaterdagbaantje. Nadat ik een tweede keer niet was gestart werd ik ’s avonds laat op het station in Goes tot op het bot beledigd. ‘Waar was je nou? Je bent laf! Je durft niet meer te komen, sukkel!’ Hij en de andere lulletjes lampenkatoen die alleen maar mee konden lachen, wisten kennelijk niet dat ik de zaterdag altijd gebruikte om mijn studie te financieren. ‘Volgend jaar maar weer aan de start verschijnen’, was de eerste rationele gedachte na dit voorval. Zo gedacht zo gedaan. Vijf op een rij op de kleine loop (maakt totaal negen). En daarnaast drie keer de complete dubbel. Het maakt me nog altijd strijdbaar, zelfs ik er nu over aan het schrijven ben. Ik herinner me de editie van 2012 toen een grappenmaker me de toegang tot de kleedkamer langdurige belemmerde, vergezeld door hoongelach van een aantal stumpers actief in de kelders van het amateurvoetbal. ‘Je loopt maar om!’ Sta je daar als vriendelijke volwassen kerel, die werkelijk niemand een strobreed in de weg heeft gelegd. Nog geen kwartier later explodeerde ik vloekend over het door mij zo geliefde parcours. Alleen over de dijk tegen de stormwind, met als enige doel het vernederen van zij die mij hadden gekleineerd. Ik kon niet verliezen. Leven met rancune is een verkeerde staat van leven, maar ik ben maar een mens hoor. Tegen het einde van dit jaar moet de knie zijn hersteld om nog een keer dubbel uit te halen in mijn geboortedorp. Al is het maar een wedstrijdje van niks…

De komende maanden neem ik even de tijd voor het schrijven van een scriptie voor mijn studie European Union Studies om daarna het laatste eindje van mijn studie Geschiedenis vol te maken. Dit voorjaar zal ik waarschijnlijk alleen met wat ambities aan de start verschijnen in Zeeuws-Vlaanderen. Na het voorjaar ga ik me rustig opmaken voor het avontuur der avonturen: de Tour de France Footrace. Ik zal jullie ongevraagd op de hoogte houden.

Dave Boone
Reacties: daveboone88(at)gmail.com