Marathon Antwerpen

Verslag van Jürgen Op de beeck: Ik zou deze marathon uitlopen, al was het op waanzinnig traag tempo. Vanaf km 36 weet ik niks meer, alleen dat ik nog twee bekenden ben tegengekomen die allebei deden verstaan dat ik gigantisch goed bezig was.

Ik kende die man niet in het startvak, nooit gezien, nooit gesproken. Maar toch, “Geniet van je laatste minuten!” riep ik hem toe wanneer ik knipogend deed verstaan dat het slechts een grapje was … “Ach, zo erg is het allemaal niet!”, antwoorde hij zelfzeker. Hij moest gek zijn en bewust was het meteen het laatste wat ik tegen hem zei. Marathonlopers zijn vreemde mensen, altijd al geweest.

Adrenaline deed me verdrinken in een oceaan van rare dingen en op zich was dat niet zo vreemd, ik stond op het punt een marathon te lopen, intussen mijn zestiende, of zo. Ik hoopte pijnvrij en fris als een hoentje de finish te halen. Altijd hetzelfde doen en toch andere resultaten verwachten, de definitie van krankzinnigheid, wist een wijs man ooit te vertellen… Maar goed, daar stond ik, wachtend op het startschot, het signaal wat mij scheidde van urenlang loopplezier, maar ook van een beetje lijden … of andersom …

Het was de derde keer dat ik van start ging in deze Antwerpse marathon, waarvan het startschot plaatsvindt zowat achter mijn hoek. De eerste twee keer waren – achteraf gezien – een waar fiasco.
Mentaal loodzwaar omdat ik overal waar ik liep, perfect wist waar ik was. Ik wist bijgevolg perfect waar ik nog moest komen en godverdomme dat was ver, gewoonweg belachelijk ver. Kwam daarbij dat ik na mijn tweede deelname een joekel van blessure opliep waar ik acht weken plezier aan had.
Maar ik was vastberaden, ik zou terug starten in Antwerpen. Voor welke reden dan? Echt geen enkel idee …

Net als andere jaren zette ik mij in het groepje van de 3H15 pacer, alsof ik die ooit zou kunnen volgen. Zeven kilometer ver op het parcours kwam ik mijn vriendin en schoonvader tegen, die mij braaf stonden op te wachten met een kromgebogen lekkernij. Een banaan welteverstaan. Vijftig meter verder kwam die troep helaas uit mijn neus. Laat mij hier niet in detail treden … Een drietal kilometer verder liepen we over de Antwerpse Singel en ik bemerkte dat mijn loopritme heel vlot en soepel verliep. Als ik dat lang volhoud, haal ik mijn PR. Helaas heb ik dit idee al vaak gehad. Soit …

We arriveerden in Hoboken waar ik bewust het klepje van mijn pet voor mijn ogen zette zodat ik gedwongen werd niet al te veel naar de buurt rondom mij te kijken. Ik wist perfect op welke plaats ik was en het idee kwam in me op dat de weg nog lang was. Noem het visualisatie van een afstand en dat werkte fameus op mijn systeem … Mijn tempo en loopstijl waren nog altijd erg soepel en vlot wanneer we na enkele kilometers aankwamen in Wilrijk. Wat ik wel merkte, ik was kletsnat. Zweetparels dwarrelde zelfs tegen hoge snelheid van het klepje van mijn pet en wanneer je naar mijn broek keek, leek het ongetwijfeld alsof ik in mijn broek had gepist, zo’n keer of twintig.

Aangekomen in Berchem, ik schat na zo’n 23kilometer, deed mijn Garmin me duidelijk verstaan dat mijn tempo drastisch aan het dalen was. Bijschroeven was onbegonnen werk en onderwijl deed mijn mallemolen niks anders dan ronddwalen in een spiraal van negatieve energie. De woorden ‘Het is nog ver’ kwamen meermaals in mij naar boven en het was duidelijk dat ik het vanaf nu onnoemelijk zwaar ging krijgen. De finish lag nog zo’n 15kilometer ver.

Ergens in het publiek hoorde ik iemand mijn naam roepen. Niet verwonderlijk, wetende dat die in het groot op mijn startnummer stond. Doch deed deze stem mij verstaan dat de bezitter ervan mij kende en ik keek even op. Inderdaad een kennis, die me toeriep dat ik goed bezig was. “Dank je” riep ik terug. “Laat mij godverdomme gerust”, dacht ik echter diep vanbinnen. Ik had helemaal geen zin meer om verder te lopen, ik werd met de minuut natter van uittredend lichaamsvocht en even speelde het idee om het voor bekeken te houden en ergens de tram te nemen, terug naar huis. Echter was mijn schoonvader dit keer meegegaan om me op te wachten aan de finish en hiervoor speciaal opgestaan op een uur waarop vele andere mensen op een zondagochtend hun nest induiken. Ik kon het dus absoluut niet maken om niet te finishen….

Ik zou deze marathon uitlopen, al was het op waanzinnig traag tempo. Vanaf kilometer 36 weet ik niks meer, alleen dat ik nog twee bekenden ben tegengekomen die allebei deden verstaan dat ik gigantisch goed bezig was. “Alstublieft, help mij” zou je ongetwijfeld kunnen aflezen uit mijn blauwe kijkers. Helaas wist ik dat hulp niet mogelijk was. Ik moest dit zelf doen. Na zo’n kilometer of 38, terug aangekomen op de Antwerpse singel, kwam ik een bevriend ultraloper tegen. ‘Wat is het, gaat het niet meer?’ vroeg hij. Ik trachtte hem te volgen, onbegonnen werk. Nog twee kilometer scheidde mij van de finish en ik vroeg mij af waar ik godsnaam mee bezig was. Normale mensen vallen dood wanneer ze zich zo uitsloffen. Gelukkig ben ik marathonloper en dus niet normaal….

De laatste 200meter gingen in en ergens ten velde stond een man in het publiek die met micro allerlei animerende woorden naar de lopers toeriep. “Gaat het nog goed Jürgen???!” Een dikke duim naar beneden deed hem verstaan dat het echt niet goed meer ging. Mijn gebaar zorgde voor heel wat glimlachen in het publiek maar verder dacht ik slechts aan één ding, hoeveel schade gaat dit veroorzaakt hebben …. Ik haalde de finish in 3uur39 en tot op vandaag weet ik nog steeds niet hoe ik in godsnaam thuis ben geraakt. Het zal zeker niet mijn laatste marathon zijn maar vermoedelijk wel de laatste in Antwerpen.

Jürgen Op de beeck
(jurgen.op.de.beeck <> telenet.be)