Niets boven Winschoten

Jacolien Schreuder: “De ontmoetingen met en begroetingen van zoveel ‘onbekende bekenden’ en vrienden voelden als een warm bad. Wat vind ik het een heerlijk wereldje, dat ultra-wereldje. Wat voel ik er me thuis. Dank aan iedereen die er was”

Leeg ben ik, volkomen leeg. Maar ik loop nog, dus ik leef, beweert men. Het is donker geworden in Winschoten, en het regent lichtjes. De toeschouwers hebben niet veel meer te doen – de lopers van de 50 kilometer zijn uren geleden gefinisht, en er is nauwelijks nog een loper van een estafetteploeg op het parcours te bekennen. Resteert een handjevol lopers die bezig zijn met de laatste kilometers van hun lijdensweg – of zou ik de enige zijn die dat zo ervaart? De jolige en joelende groep op de hoek is met zichzelf bezig als ik aankom. Als ik er net voorbij ben, krijgt een van hen me echter in de gaten, en word ik alsnog toegejuicht. Een ronde eerder kreeg ik hier een biertje aangeboden. Op andere plaatsen zitten mensen heel rustig onder een paraplu te wachten tot er een loper langskomt die ze een uiterst welkom hart onder de riem kunnen steken. De stands voor de landenteams in de verzorgingszone zijn niet meer als zodanig in gebruik. Nu staat er een lange rij waxinelichtjes. Op sommige plaatsen staan al de hele dag supporters die er speciaal voor mij lijken te staan. Het afscheid van hen tijdens die laatste ronde is hartelijk. Alleen al vanwege deze aardige mensen zou ik hier wel terug willen komen.

Aan de sfeer lag het niet, dat het niet ging. Aan de verzorging ook niet. Trainer Henny was helemaal naar Winschoten gekomen om dienst te doen als mijn verzorgingstafeltje. Nou ja, als iets meer dan dat. Ook om elke ronde weer te zeggen dat ik moet proberen de ontspanning te bewaren. Rechtop te lopen. En wanneer ik er doorheen zit, dat ik het rondje best kan opdelen in tweeën, door bij de verzorgingspost, op 6 kilometer, even een minuutje te gaan wandelen. En om op mijn rug te kloppen, als ik eigenlijk wil huilen. En om te zeggen dat ik het goed doe, alleen al omdat ik doorga.

Het eerste rondje gebruik ik om een beetje bij te praten met wat bekenden. Daarna loop ik grotendeels alleen. Rondje twee en drie gaan goed. Ik loop wat sneller dan gepland, maar voel geen enkele druk en loop ontspannen, en denk niet dat het kwaad kan. In rondje vier bespeur ik de eerste tekenen van vermoeidheid, maar het gaat nog steeds lekker. Ik weet dat ik niet overmoedig moet worden, herinner me onder andere Berg en Dal waar ik instortte na de marathonafstand. Maar so far, so good. De rondetijden lopen iets op, maar vallen nog binnen mijn gehoopte max van 1 uur en 5 minuten.

In rondje zes krijg ik last van mijn darmen. Ik heb echter een probleem: ik ben eerder al twee keer een dixie in geweest om te plassen, en heb opgemerkt dat er geen wc-papier is. Hoe ga ik dat doen? Normaal loop ik met een rugzakje, waarin ik altijd wc-papier heb, maar met de overvloed aan verzorgingsposten op dit rondje van 10 kilometer, en met de bedoeling om een serieuze hárdloopwedstrijd te lopen, heb ik dat rugzakje vandaag thuisgelaten. En dus ook het wc-papier. Na de doorkomst op 60 kilometer staan Ada en Gosse langs de kant, net voor de verzorgingszone. Dan bedenk ik dat Ada misschien wel zakdoekjes bij zich heeft. Dat heeft ze niet, maar opeens weet ik weer dat ik in de rugzak die bij Henny staat, zélf gewoon papieren zakdoekjes heb. Voor Henny die heeft kunnen pakken, heb ik er ook al een paar in mijn handen gedrukt gekregen door de mevrouw in de tent naast Henny.

Ronde zeven is een klein drama. De dixies bij de eerste post ontgaan me. Dat betekent dat ik door moet lopen tot de grote post op 6 kilometer. Daar stop ik eerst even om wat cola te drinken, en dat gaat net niet helemaal goed. Met moeite bereik ik de dixie. Ik voel me ongelukkig, al is het legen van de darmen een opluchting. Als ik weer loop, krijg ik last van mijn maag. Toch neem ik een gel, omdat ik denk dat ik toch íets moet nemen dat energie geeft, zolang dat nog gaat. De gel valt niet goed, ik word misselijk. Een poosje lijkt het alsof ik moet overgeven, maar ik houd hem binnen. En als dan later de misselijkheid gezakt is, denk ik dat ik er misschien toch goed aan heb gedaan de gel te nemen. Is toch weer brandstof.

Bij Henny wil ik eigenlijk even huilen, maar dat lukt niet echt. Dan maar de quadriceps een beetje rekken. En, in opdracht van Henny, een brul geven. De twee vrouwen die net passeren, brullen terug. Oké, gaan we weer. En ronde acht gaat weliswaar nog langzamer, maar mentaal ben ik er weer. En tijdens deze ronde realiseer ik me dat ik deze wedstrijd ga uitlopen. Ik houd na 80 kilometer meer dan 3 uur over voor de laatste twee ronden, dat moet te doen zijn. De toeschouwers vragen of dit mijn laatste ronde is. Nee, was dat maar waar, al zeg ik soms dat ik het zo leuk vind, dat ik er nóg eentje ga doen. Nou, tot straks dan. Na de doorkomst op 90 staat mede-Haarlemmer en allang gefinishte Simon Luckett bij mijn persoonlijke begeleidingsteam. Hij zegt dat ik het heel goed doe, en dat ik het zwaarste achter de rug heb. De laatste ronde zal minder zwaar zijn.

Mentaal is het inderdaad niet de zwaarste ronde, vanwege het enkele feit dat het de laatste is. Fysiek is het dat voor mij echter wel. Ik zie achteraf dat mijn kilometertijden hier boven de 8 minuten komen. Ik voel dat het uiterst langzaam gaat, maar ben blij dat ik een dribbelpas weet vast te houden en niet ga wandelen. Ik ben leeg, volkomen leeg. Alleen mijn darmen zijn dat kennelijk nog niet, jammer genoeg. De dixies loop ik voorbij – ik zal nu toch wel de finish halen zonder nog een keer uit de broek te moeten? Helaas, een beslissing waar ik al snel spijt van heb.

Ik plaats een indrukwekkende versnelling in de laatste kilometer, zodat ik die toch nog onder de 8 minuten loop. Ik ben blij dat Henny, Ada en Gosse bij de finish staan, ik zou me wat sneu gevoeld hebben als ik hier in mijn uppie binnen zou komen. Een warme deken wordt me omgeslagen, het drietal leidt me zorgzaam via de allerlaatste verzorgingspost (bouillon! appel!) naar binnen, de sporthal in. Daar is de ceremonie van de prijsuitreikingen aan de gang. Afwisselend horen we het Zweedse en het Amerikaanse volkslied, voorafgegaan door het verzoek om, voor wie dat kan, op te staan. Leuk om een keer mee te maken, zo’n officieel gebeuren.

Als ik weer een klein beetje tot leven ben gekomen, drentel ik wat heen en weer om nog een beetje sociaal te doen en om de benen niet helemaal vast te laten schieten. Ik zoek eigenlijk Wilma, maar die is kennelijk al vertrokken. Ik feliciteer Arenda Scherpenkate, die bij haar debuut op deze afstand Nederlands kampioen is geworden, met een tijd onder de negen uur. Ook Lydia Doornbos liep onder de negen uur. Oké, de wereldtop loopt misschien nog een stukje sneller, maar ik heb er veel bewondering voor.

En mijn eigen tijd dan? Tja. 11 uur en 24 minuten. Bepaald niet wat ik gehoopt, en stiekem toch ook wel verwacht, had. Toch lukt het me niet om teleurgesteld te zijn. Mentaal zat het goed, maar fysiek lukte het vandaag niet zoals gewenst. Voor mijn gevoel niet zozeer doordat ik fouten heb gemaakt, maar, tja, door wat dan eigenlijk wel? Ik ben blij dat de eerste helft goed ging, en dat ik niet na 30 kilometer al instortte, zoals me de laatste tijd ook nogal eens gebeurt. Een wedstrijd van 60 kilometer had ik goed kunnen lopen, denk ik. Maar ja, 60 ≠ 100. Dat ik er nou toch zo’n eind voor moet lopen om daar achter te komen! Ik moet nog vriendschap sluiten met deze afstand, al weet ik op dit moment niet zeker of ik dat nog wel zo nodig wil. In ander terrein: ja, dan wel. Maar op al dat asfalt in het vlakke Groningen moet je eigenlijk echt kunnen hardlopen, en opnieuw bedenk ik dat ik dat niet echt kan. Vooralsnog in elk geval niet op de manier waarop ik het zou willen kunnen. Maar goed, dat is misschien toch ook gewoon een kwestie van nog aan deze afstand moeten wennen. Aan de andere kant ben ik ontzettend blij dat ik gefinisht ben. Als, hou je vast, 263e van de 273 finishers maar liefst! (Maar ook 100 DNF’s.) En als 8e vrouw op het NK (van de 12 vrouwen die aan dat NK deelnamen, 8 finishers).

Dus ik had het anders gewild, en ben toch tevreden. Dit is een waardevolle ervaring voor me. Dat ik nog een keer naar Winschoten ga voor de RUN lijkt me op dit moment onwaarschijnlijk, maar je weet maar nooit. De ontmoetingen met en begroetingen van zoveel ‘onbekende bekenden’ en vrienden voelden als een warm bad. Wat vind ik het een heerlijk wereldje, dat ultra-wereldje. Wat voel ik er me thuis. Dank aan iedereen die er was.

Jacolien Schreuder
(jacolien <> dds.nl)