Lichaam uit, karakter aan

Dave Boone deed mee aan de Westcoast Challenge: “Rombout Breedveld had simpelweg veel meer snelheid in de benen dan ik. Ik was onderweg onder de indruk van zowel zijn snelheid als zijn duurvermogen. En dat ook nog eens na een periode met 2 knieoperaties.”

Dit keer een kort verslag mijn hand om een terugblik te doen op de West Coast Challenge. Het zal voorlopig mijn laatste lange wedstrijd zijn om het lichaam rust te geven. Ik had het besluit eigenlijk al genomen na de marathon van Etten-Leur. Het lichaam is moe, en de ontstekingen en pijntjes zijn talloos. Ik heb al enige maanden het idee dat het tijd is om het even rustiger aan te gaan doen. Toch wilde ik de loopvrije periode eerst inluiden met het winnen van de West Coast Challenge. Deze wedstrijd gaat kort gezegd van Hoek van Holland naar Den Helder. Je bent met twee atleten en een fiets. Je kunt dus afwisselen, zolang de loper maar op het strand blijft. Door de afstand van ongeveer 130 kilometer ben je min of meer een hele dag aanwezig op de prachtige kust van Holland. De KNRM neemt de overtocht tussen IJmuiden en Velsen voor haar rekening. Niet heel toevallig is de opbrengst van deze goed georganiseerde wedstrijd voor het laatstgenoemde goede doel.

De missie om te winnen is afgelopen zaterdag gelukt. Het was slechts mijn eerste winst dit jaar, en dus tevens mijn laatste. Het was een mager jaar qua overwinningen, een rijk jaar qua ervaringen. Mijn maatje Rombout Breedveld (Nederlands Kampioen 100 km in 2012) heeft de beker op de schoorsteenmantel staan, want de beker kwam vooral toe aan hem. Hij had simpelweg veel meer snelheid in de benen dan ik. Ik was onderweg onder de indruk van zowel zijn snelheid als zijn duurvermogen. En dat ook nog eens na een periode van twee knieoperaties en gedoseerd trainen. Wellicht heeft de noodgedwongen rust hem goedgedaan. Ik hoop min of meer op hetzelfde effect als ik in september 2016 weer opnieuw ga beginnen in Winschoten.

En hoe moeizaam als de wedstrijd wellicht hier gaat klinken, zo eenvoudig was het binnenhalen van de bovengenoemde beker. De start was behoudend, en nadat Rombout het na mijn eerste loopbeurt overnam, liep hij meteen naar de plaats waar we voor kwamen. Helaas gaf Walter Pennekamp aan te moeten opgeven vanwege problemen met de knie, waardoor onze belangrijkste concurrenten niet meer zouden gaan meedoen voor de wisseltrofee. Op de beruchte Zandmotor maakte ik dit keer geen fouten, en vergrootte ik de voorsprong op de lopers achter het duo Schikhof en Pennekamp. Stabiliteit bleef vanaf dat onze belangrijkste troefkaart.

Vanaf dat moment leek de wedstrijd gek genoeg al gewonnen. Ware het niet dat er ter hoogte van Noordwijk ineens weer problemen met de rug waren. Alle aanhechtingen in de lage rug zijn vrijwel zeker ontstoken (‘’ontsteking’’ tref ik helaas sinds enige maanden aan op teveel vitale loopdelen van het lichaam); en dat doet pijn. Pijn in de rug, maar ook de onderbuik, als een zwaar trekkend gevoel. Ik gaf aan Rombout aan te willen ruilen, maar het ging niet. Ik dacht kortstondig aan het rampscenario van uitstappen, maar dat had ik vorig jaar ook al gedaan. Het was geen optie, zeker niet omdat de pijn zich stabiliseerde. De kilometertijden liepen even boven de vijf minuten per kilometer maar gingen gelukkig weer snel terug naar pakweg vier minuten en veertig seconden. En na een prachtige zonsopkomst bracht de KNRM ons met een geruststellende voorsprong naar de overkant. Want daar bleef het vooral om te doen: winnen. Aan supporters Joop en Monique stelde ik me de vraag nog eens hardop: ‘’Waarom willen we toch zo graag winnen, he?’’ Het antwoord blijf ik de lezer hier ook schuldig. Het leek een noodzakelijke kwaad; winnen ten koste van veel pijn onderweg. Niet vanwege de trofee; maar ook als geslaagde proeve van karakter. We zouden slagen…

Het tweede deel ging moeizaam. In eerste instantie waren de kilometertijden nog redelijk, later liepen ze op tot boven de vijf minuten per kilometer. Rombout compenseerde mijn gestuntel ruimschoots, en zorgde dat het gemiddelde goed bleef. Ter hoogte van Camperduin klungelde ik nog even met de fiets over het opgespoten strand. Het was allemaal geen feest meer en ik verlangde openlijk naar mijn rustperiode. Het werd gelukkig nergens een beschamende vertoning, maar daar was veel karakter voor nodig. Zo’n 25 kilometer voor de aankomst bleek de voorsprong zo’n vier kilometer, aldus de informatie die we kregen van de mensen van de ondersteunende KNRM. We wisten daardoor al heel vroeg dat het niet meer fout kon gaan. En de laatste zes kilometer toonden aan dat er, indien nodig, nog een forse versnelling in had gezeten. Desalniettemin was de finish een bevrijding. Rombout was nog zo fris als een hoentje; ik had zelf zoals altijd even nodig. De eindtijd kwam niet in de buurt van ons persoonlijk record, maar we hadden de voldoening dat de beker na drie jaar weer terug was.

Rombout komt alle eer toe. Ik kan alleen maar trots zijn dat ik in de wedstrijd ben gebleven. Het geheim van onze samenwerking is wellicht onze rijke ervaring op het gebied van duursport. Wat ik zelf tevens als een enorm voordeel zie, is dat er op geen enkel moment enige vorm van irritatie in het spel is. We weten precies wat we aan elkaar hebben, praten onderweg wat, kijken naar de omgeving, ervaren veel rust, en kijken elkaar af en toe aan zonder dat we daarbij hoeven te praten of uit te leggen.

Wat is er nu precies aan de hand? Ruim negen maanden stoppen met het lopen van wedstrijden klinkt nogal rigoureus voor iemand die afgelopen acht jaar meer dan 50 wedstrijden van een marathon of langer heeft gelopen. Welnu, het probleem zit zowel in het lichaam als in het hoofd. De afgelopen twee jaar ben ik diverse malen geconfronteerd geweest met kleine en grote blessures. De echte ellende is vorige winter begonnen met een runners knee. Na herstel volgde een spijkerharde trainingsperiode in aanloop naar de Tour de France Footrace. Ik genoot van deze trainingsperiode, maar het was ook bewerkelijk om het allemaal te combineren met het afronden van twee studies, werk, en een rijk sociaal leven. In Frankrijk ging het, zoals de meesten van jullie weten, ook niet altijd even makkelijk. Het waren met name de (lage) rug en de heup die roet in het eten gooiden. De eerstgenoemde blessure was tijdens het WK in Winschoten in september na 81 kilometer ineens weer terug. Zenuwblokkade, waardoor het rechterbeen haast geen signaal meer kreeg. In oktober was het wederom ‘bal’ in Etten-Leur. Ik had stevig getraind in aanloop naar deze marathon, maar nu was het door een virusje, dat ik een streep door mijn plannen kon zetten. Het bleek nog een gevecht om onder de drie uur te duiken. En dat was een veeg teken; de dag dat ik niet meer onder deze grens kan duiken, ben ik voornemens te stoppen met het lopen van marathons. De dagen na de wedstrijd liep ik weer mank door rugproblemen. Etten-Leur was de druppel; de WCC zou de laatste worden in een lange reeks.

De laatste maanden verplaatsten veel trainingen zich van het asfalt naar de spinning fiets om het lichaam te ontlasten; lange saaie sessies waarbij je alleen de sportschool als omgeving hebt. Het waren tevens noodzakelijk trainingen om een goed resultaat neer te zetten op de fietstest in het kader van mijn sollicitatie bij Defensie. Een project dat ik na vier maanden, ondanks hoge scores op alle testonderdelen en het algemeen profiel, zelf heb stopgezet door eindeloos administratief gekloot bij de Luchtmacht en andere aanverwante instellingen. De zware cardiologische trainingen bleken tijdens de WCC overigens niet voor niets te zijn geweest, want aan conditie heeft het niet gelegen tijdens de Challenge. En dat was ook de grootste frustratie; ik kon die conditie door lichamelijke ongemakken niet omzetten in snelheid. Zoveel power en energie, maar ik ging als een natte krant over het strand.

Dit alles heeft ook geleid tot grote motivatieproblemen, waardoor echt scherp trainen ook niet meer lukt. Ik ben het simpelweg ook even zat om pijn te lijden, hard te trainen en altijd maar op het randje te leven. Daarenboven begin ik binnenkort aan een nieuwe fase van mijn leven. Ik heb de vrijheden van mijn studententijd ruimschoots benut om onder andere te sporten. Nu breekt echter een periode aan van werken en andere maatschappelijke bijdrage. Ik lijd helaas aan het ik-weet-niet-wat-ik-met-mijn-leven-wil syndroom. Hoe meer ik nadenk over de toekomst, des te meer keuzestress ik ervaar. Het ene moment heb ik het idee dat de wereld aan mijn voet ligt, maar even later besef ik me dat ik nog helemaal niks heb. Het leven is een gedoetje, zoals wijlen filosoof René Gude prachtig omschreef. Ik heb even rust nodig en begin wellicht helemaal opnieuw in een nieuwe stad en een andere omgeving. In zo’n situatie is het buitengewoon prettig om alle ambities op het gebied van duursporten even helemaal aan de kant te schuiven. Ondanks die ruimte werk ik overigens aan een boekje over mijn belevenissen tijdens de Tour de France. Wat dat betreft laat ik de sport niet los, en zal ik gedurende het schrijfproces alles nog eens herbeleven. Frankrijk was het hoogtepunt van mijn hele leven tot nu toen. Ik hoop het ooit uit te geven; ondanks dat het een totaal ander genre behelst dan al dat schreeuwerige commerciële geleuter dat we aantreffen in hardlooptijdschriftjes.

Ik spreek jullie weer in de Italiaan van Winschoten aan de vooravond van de 100 km; daar waar veel lopers samenkomen om nog even goed voor zichzelf te zorgen vlak voor de hoogmis. Dat is over een maand of negen, en dan hef ik spreekwoordelijk het glas op een nieuwe periode van mooie wedstrijden en uitdagingen.

Dave Boone