Croonmidwintermarathon. Vorig jaar was het koud, met sneeuw en hagel. Nu waren de weersverwachtingen ook niet al te best. Ze werden met de dag slechter. Van een mooie 14 graden zou het kwik dalen naar 9 graden, en dat vind ik erg koud. De weersverwachting op vrijdag gaf nog maar 7 graden aan, met veel regen en veel wind.
En zaterdagochtend regende het al. En niet zo’n beetje ook, gadverdamme. Op weg naar Apeldoorn, samen met Marijke en Ini Wieringa, alsmaar regen en veel wind. En ik heb de pest aan regen, zeker als het ook nog koud is.
In Apeldoorn wel mooi een parkeerplaats recht voor de ingang van de kleedkamers in de kazerne. Goed geregeld dus. Ini loopt de Asselronde, Marijke de Accresloop en ik de Marathon. Zij gaan door naar het clubhuis van AV Steeds Hoger, ik ga de kazerne binnen. Ik zie ze straks wel weer. Binnen zie ik Henry Okkersen en Willem Mutze. Later nog meer ultralopers.
Dan omkleden. Veel kleren en regenjack aan. En handschoenen. Pet op om mijn bril een beetje droog te houden. Nog even wat kletsen. Koud hé. Ja, en nat ook Bah.
In snel tempo even naar de kantine van ‘Steeds Hoger’ gerend. Binnen een bakje koffie. De regen klettert tegen het raam. De ‘minimarathonners’ gaan op pad. Een half uur later wij ook. Naar de start is een kilometertje. Bijna achteraan aansluiten, maar langzaam dring ik wat naar voren. De meute beweegt mee en ineens sta ik onder het afdak. Droog. En onder het afdak staat iedereen stil. Wie eronder staat blijft staan. Anderen hebben pech.
Er wordt afgeteld en weg zijn de eersten. Ik blijf nog even staan en ga dan ook, voor 42.2 km. Lekker met z’n allen naar beneden rennen, voor de wind. Het is druk, heel druk. Uitkijken dus waar je loopt. Opvallend veel ‘jongelingen’, jolig en grappen makend. Dat gaat straks wel over. Gek, sommige lopers spetteren ze van jewelste, anderen helemaal niet. Kwestie van loopstijl. De eerste scherpe bocht naar links. Even vol op de wind. De regen kletst in mijn gezicht. Ik stop mijn handen met handschoenen in mijn mouwen. Worden ze tenminste niet zo heel koud. Eerste 5 km in 26 min. Okee, goed zo. Doorgaan maar. Twee mannen schieten me voorbij. Eén klein, de andere groot. De kleine achter de grote. Zal ik er ook achteraan gaan. Nee, niet mee laten tronen door die (nu nog) snelle lopers. Die zie ik straks wel terug. En dat klopt, de kleine al bij 15 km, de grote bij 25 km. Dan naar rechts, het bospad op. Dat loopt beter. De wind, en dus ook de regen, komt nu van links. 5 km in 25 minuten
We gaan het bospad af, rechtsaf. De Amersfoortseweg, de weg met de pionnetjes. Kilometers lang vals plat. En dat plat is echt vals, maar de wind helpt. We hebben hem in de rug. Langs de weg staan hm-paaltjes. Kan je je tempo aan meten. Het gaat nog steeds goed. Lekker vlak. 25:30 minuten over vijf km. Ik zie Theo Kuipers voor me. Gaat het? Nee Theo, ik ben nu al moe, zegt hij. Dat is niet zo mooi. Ik wens hem succes en loop door. Please speak English to me zegt de vrouw naast me. Ze doet haar muziek af en kijkt me vragend aan. I was talking to my friend, antwoord ik. Oh, yes, is het wijze antwoord. Ze sluit bij me aan. Kilometers gaan we samen. Ze zingt af en toe flarden met haar muziek mee. Zingen kan ze niet zo goed, maar ik moet er om grinniken. Even later is ze weg. Mijn tempo blijft constant, de halve gaat in 1:48. Niet verkeerd.
Later gaan we de Apenheul in. Geen aap te zien. Een wandeling van drie minuten brengt je bij de zwijnen, vertelt een bord. Maar ik moet nog minstens 17 km. Dan de weg omhoog. Voor de Asselrondelopers is er bijna de finish. Sommigen zetten een eindsprint in. Een jongen kijkt me aan. Hij is een jaar of 20. Kom op, je kan er nog wel twintig inhalen zeg ik. Hij kijkt me aan, knikt en gaat inhalen. Ik tel hardop met hem mee. Eén, twee, drie. Tot de negen tel ik mee. Dan zie ik hem niet meer. Hij zal me dankbaar zijn. Een motorrijder komt naast me rijden. Achter elkaar lopen, zegt hij. Dan nog twee motorrijders en daarachter de winnaar van vandaag, Panfil Marcin. Wat loopt hij hard. Hij is er al, ik moet nog 15 km!
Opeens is het heel rustig. Bijna geen lopers meer. Ver voor mij uit een stuk of zes, achter me twee. Ik wil mijn tempo vasthouden. Heuvel op, heuvel af. Heuvel op is altijd langer dan heuvel af. Vervelend. Maar het is droog en het is prachtig in het bos. Dus toch nog een gelukje. Zelfs de zon laat zich even zien.
Ik voel dat mijn tempo zakt. Dat gaat niet goed. Kom op, vasthouden. Je kan toch altijd zo mooi vlak lopen? Kom op dan, doe je best. Ok, ok, zal ik doen. Ik praat in mezelf, pep mezelf op. Die wil ik nog inhalen en die nog en daarna die andere ook nog. Hé, daar loopt Henk Sipers, natuurlijk weer met rugzak. Hij vindt die hellinkjes ook niets. Zwaar en veel. Ik passeer hem en houd me tempo vast. Tenminste dat denk ik. Niet dus, 28,20 minuten over deze vijf. Dat is veel te langzaam. Een tandje erbij. Kan nog best. Weer langs de weg met pionnetjes, nu alleen naar beneden. De 35 km, 26:03 over de laatste vijf. Goedzo jongen, goed gedaan. Ik geef mezelf een schouderklopje. Volhouden nu. Nog zeven. Nu wordt elke kilometer aangegeven. Kijken op mijn klokje. 4:58. Zo, zo, dat is snel. Te snel? Dan 5:14, da’s beter. Hou vast. Drinken hoef ik niet meer. Opeens moet ik aan een bruine boterham met kaas denken. Tijdens de Mergellandmarathon lag er een bruine boterham met kaas naast de bekertjes met drinken. Ik heb die toen mee gegrist en heerlijk opgepeuzeld.
Mijn benen voelen zwaar. Ik krijg last van koude voeten in mijn natte schoenen. Oh, ik wil best even wandelen, maar doe het niet. Wandelen lijkt zo fijn. Maar ik weet dat het dan weer moeilijk is om te gaan rennen. Dus ren ik door. Loop door, toe, doorlopen. Nog vier kilometer. Je bent er bijna. Ik probeer mezelf op te peppen. Maar gelijktijdig hoor ik ook zoiets van: wat maakt het nou uit, die paar minuten. Vooraf zou ik tevreden geweest zijn met 3:40. Dat haal ik denk ik net niet. Maar toch. Nog even doorzetten. Weer de Apenheul in. Het bord naar de zwijnen staat er nog. Dan rechtsaf, nog 800 m. Ik heb er weer plezier in. Er staat ook publiek. Ik bedank ze, zoals ik ook de vrijwilligers, al die verkeersregelaars etc. etc. de heb bedankt. Ze staan er maar weer voor ons. En ze hebben het heel wat kouder dan de lopers. Nog 500 meter staat er op het bord. Ik zie de finish en hoor de bekende stem van de microfonist. Hij maakt melding van het marathon record van Cor Wetshuis (68 marathons in één jaar!) en dat Sjoerd Slaaf het kwijt is. Sjoerd zit vlak achter mij. Links van mij gejoel. Marijke en Ini moedigen me aan. De streep, ik hoor de man met de microfoon mijn naam zeggen, zelf mijn woonplaats, met straat en al. Maar ook dat ik vorig jaar 300 seconden sneller was. Maar ja, wat is nu een seconde of 300. Maakt niet uit. 3:41:03 is een tijd waar ik blij mee ben, want het was duidelijk mijn dag niet. Ondanks dat heb ik weer intens genoten van de Croon midwatermarathon.
THEO DE JONG
Viridis@planet.nl
