He, He. Eindelijk, geen pijn meer in de mond. Drie weken had ik gesukkeld met een ontsteking en nu sinds een dag of drie voelde ik niets meer. Wel had ik nog antibiotica moeten slikken maar kon toch blijven doortrainen. Dus kwam Soerendonk niet in gevaar. Dat dacht ik althans. Enkele dagen voordien had ik al zitten piekeren hoe ik er zou moeten komen met het openbaar vervoer. Ik kon met de trein tot in Neerpelt maar dan is het nog een 24 kilometer te voet. Net te ver en niet te doen dus. Dan maar proberen te overnachten. Vorige keer (marathon2daagse) sliep ik in een hotel net aan de grens maar die bleken nu in verlof te zijn en een mailtje naar de manege waar alles zou doorgaan leverde ook al geen antwoord op. En Filip reed ook niet, dus kon ik er gewoonweg niet komen.
Ik had me er al bij neergelegd. Tot zaterdag avond ik alsnog een telefoontje kreeg. Gerald kreeg een mailtje dat Wiliam Verdonck reed en of ik alsnog mee wilde lopen? Natuurlijk wilde ik dat. Ik moest maar zorgen dat ik om 7 uur in Beveren (de woonplaats van de Verdonckfamilie) kwam en dan was alles opgelost. Ik ging die zaterdagavond dan vroeg maar tevreden slapen. De volgende ochtend, om half zes de deur uit en meteen op pad. Een stevige wind waaide me vooruit. Omdat er bij ons zo vroeg geen bussen rijden moest ik te voet naar Antwerpen stad, een loopje van acht kilometer.
Ik was nauwelijks vertrokken, amper de parking van ons flatgebouw af of ik viel in de aandacht van enkele politieagenten.
-“Wat doe jij zo vroeg?”.
-“Ik ga een 50 km wedstrijd lopen”, (met de nadruk op die 50km natuurlijk).
“Wat zit er in die tas”, wilden ze nog weten?
Stomme vraag natuurlijk, wat heb je nodig om een wedstrijd te lopen, kleding natuurlijk. Ik moest het ze tonen en opende de tas. Men keek er eens vluchtig in en ik mocht weer beschikken. Nu weet ik -als ik wil inbreken- wat ik moet doen. Alles in de tas stoppen en zorgen dat er enkele T shirts en schoenen bovenop liggen. Weer wat bijgeleerd dus. Ik kwam verder zonder oponthoud in Antwerpen en met de trein tot Beveren was een kleintje.
Men stond al op me te wachtten en vrij spoedig reden we richting Soerendonk. Hier vonden we de manege en voelden al meteen dat het koud was. Een strakke wind waaide ons tegemoet. Snel ingeschreven en nog wat over en weer geklets met de bekende gezichten. “Hoe gaat het zonder tanden” was een meerdere keren gestelde vraag. Eerlijkheidshalve moest ik bekennen dat ik geen last had maar een echt goed gevoel, vooral dan in de benen, had ik ook weer niet. Ach we zouden wel zien.
Ik had er goede hoop in tot één persoon het lokaal betrad. “Verdomme toch niet weer hé? Kan die nu niet eens thuis blijven”? Inderdaad Alleswinner Marc Papanikitas was in the house. Grappend had ik reeds gemeld dat ik bij de beide vorige keren dat ik hier gestart was (Marathon2daagse) beide lopen als winnaar afgesloten had en dat ik graag deze reeks wou voortzetten. Iedereen werkte goed mee buiten hij dan natuurlijk. Maar ere wie ere toekomt, hij is gewoon een klasse sterker.
Dan op naar de start die even verderop in het bos gegeven zou worden. We mochten een aanloopronde van 6 km maken en dan nog 6 ronden van iets meer dan zeven kilometer. Het sein klonk en de moedige bende vertrok. Marc vertrok alleen en Math Roberts en ik volgden zijn spoor. Achter ons vormde zich nog een groepje maar dat liep al snel enkele honderden meters achterstand op. We zouden hen niet meer terugzien. We vonden het eigenlijk best gek dat Marc van in het begin al de pas er stevig inzette want als hij bij ons bleef dan kon hij alsnog de laatste ronde versnellen en moesten we er toch af. Math en ik bleven haast heel de wedstrijd samen lopen wat best aangenaam was.
Het stukje bos was, op enkele modder- en watersporen na, best te doen, dan kwamen we op verhard terrein, tot een grote weg en vervolgens draaiden we het dorpje Soerendonk in en spoedig er weer uit om via enkele bredere wegen weer op een klinkerpad te komen dat ons weer het bos invoerde. De eerste ronde liepen we nog droog en kwamen door in 24 minuten. Best snel vond ik. Dat komt op 18 minuten per 5 km. De volgende ronde moesten we, waar we eerst rechts gedraaid hadden, linksaf het dorpje Budel door tot op diezelfde grote weg die nu eindeloos lang leek te duren. Daar kwam dan nog bij dat het flink begon te hagelen… Hier konden we beide hulp best gebruiken. Afwisselend gingen we elk de windkant opzoeken zodat we beide even konden schuilen tegen de striemende hagel. Het was nog steeds verschrikkelijk koud, en nu begonnen zelfs de handen die in thermische handschoenen staken koud te worden.
We liepen op een strak schema, Math gebruikte daarvoor zijn hartslagmeter zodat ik mee van zijn ideaal tempo kon profiteren. De volgende ronden legden we telkens af in 30 minuten. Van achterblijvers hadden we geen zicht meer en ook Marc was vooraan uit het zicht verdwenen. We waren op onszelf aangewezen. Math kreeg zijn drank aangereikt en ik moest die zelf nemen zodat ik telkens wat verloor maar die schade werd vlug weer ingehaald. Even nog leek mijn scheenbeen roet in het eten te gooien maar de pijn was na honderd meter alweer weg. Heel de verdere wedstrijd heb ik geen last gehad (nadien, de volgende dagen wel weer terug). Het leek best goed te gaan.
Het weer werd echter snel slechter. Nu ging de hagel over in sneeuw die zelfs bleef liggen ook. Mooi, sfeervol vonden we. De weg werd gladder maar ook het onverharde was nu in een papperige brij herschapen. We ploeterden er ons wel doorheen maar moesten toch goed zoeken naar het juiste spoor. Het werd kouder naarmate we natter werden en tot overmaat van ramp gleed Math nog uit. Bij het opdraaien van de grote weg zocht hij het gras op en schoof met beide voeten onderuit. Ook ik had al enkele keren geschoven maar dan meer op het tegelpad dat ietwat bol stond. Gelukkig was hij snel terug recht. Beide hadden we het koud en deden de benen pijn. Maar dat was bij iedereen het geval. Al hadden er velen de brui aan gegeven. Misschien wel slimmer in deze omstandigheden.
Dan dook plots voor ons een grote groep op. Allemaal Limburgers dachten we, maar neen, ik hoorde duidelijk een Antwerps accent. Het was Marc die droge kledij aangetrokken had (Heeft hij nog tijd voor terwijl wij maar verder ploeterden…)en even vertier zocht in dat groepje tot de 2e in de wedstrijd in zijn buurt kwam. Hij sloot zich bij ons aan.”Dit is beestig hé, niet normaal meer” merkte hij op. “Ach morgen lachen we daar mee als we met een koortsthermometer in ons bed liggen” antwoordde ik. Ik spoorde Math wat aan. “Word jij maar 2e want ik begin dat mooi beu te worden hoor”. Ook Marc had het dus koud gehad. Nu ja, als je met een breinaald in onze benen stak dan voelden we die niet eens. Maar het mooie daarvan is dat je door de bevriezing ook geen pijn kunt voelen en kan je langer doorgaan(?).
”Ellendig lange ronden” vond ook Marc. Ja, het was wat, “Als ik niet op een podiumplaats liep dan had ik er allang de brui aan gegeven” vertelde hij me. Ik was volledig akkoord met hem. Ook voor mij begon het eindeloos te duren en was het plezierige er al lang af. We liepen door twee dorpen heen en we zagen in vier uur tijd amper twee man met een hond wandelen. Verder was er geen volk te bespeuren.
Voor het ingaan van het bos nam ik om de twee ronden tijd voor een squeezy, een voedingsgel. Net ik daar mee bezig was (moeilijk te openen zonder tanden) versnelde Marc. Math ging mee en ik moest een gaatje laten vallen. Dat was vrij snel weer recht gezet en bij een volgende versnelling moest Math de rol lossen. Ik ging dit keer mee en weer met twee gingen we de volgende ronde tegemoet. Nog 2 ronden en enkele honderd meters moesten we afleggen wanneer Marc me beu was en me definitief achterliet. In een mum van tijd had hij een gat geslagen en was weg. Ik probeerde het tempo hoog te houden wat me deze voorlaatste ronde nog lukte. Weer kwam ik door in een ronde van 31 minuten. Nauwelijks verval dus. Maar dan kwam het, de laatste ronde werd er teveel aan. Ik kreeg met moeite mijn benen rond. Zelfs moest ik een stukje wandelen. Een net gedubbelde atleet liep me zelfs weer voorbij en het kostte me enorme moeite om hem weer bij te benen. Toch kon ik mijn tweede plaats vasthouden (3e keer dit jaar, 3X achter Marc).
Marc kwam in 3,23 uur over de meet en ik had bij het ingaan van de laatste ronde nog uitzicht op een persoonlijk record. Maar zoals gezegd was die laatste er teveel aan en ik eindigde mooi in 3,32.08 uur, amper 2 minuten boven mijn P.R. En dat in deze omstandigheden. Ik verwachtte spoedig Math te zien arriveren maar was verwonderd dat Wim Epskamp 2 minuten later als derde de lijn overliep. Hij liep een enorm snelle laatste ronde waardoor hij weeral zijn klasse toonde. Als vierde kwam dan toch Math over de meet. Samen gingen we douchen.
Cedric Proot kwam ook de doucheruimte in.
“En wat is het geworden”?
“Wel,3,32u en weer tweede he; Jammer toch”
Jammer, vier jaar geleden liep je nog 3,30 u op de marathon en nu doe je dat op een 50 km, wat is er dan zo jammer aan?” Hij had gelijk, Ik moet blij zijn dat ik zo’n mooie progressie gemaakt heb.. Na een heerlijke warme douche zochten we de bar op waar heerlijke Poolse soep te verkrijgen was. Je werd er meteen weer warm van. We besloten de dag nog met een gezellig onderonsje en er werd tijdens de tombola nog heel wat afgelachen. Kortom het leven ziet er veel rooskleuriger uit na een wedstrijd dan ervoor.
Kloek Patrick