{b}“Ook als je moe bent, red je die laatste 40 km nog wel”, hoor ik iemand al op de 1e dag tegen een, veel te vroeg vermoeide, loopvriend zeggen. Dit knoop ik mijn oren, net zoals ik met de verhalen en tips van Bram, Jan, Theo en Willem doe. Allen zeer ervaren meerdaagse lopers.{eb}
Daar voel ik me toch maar miezerig klein bij met mijn 2 2/3 marathon-3-daagse en een marathon-5-daagse ervaring. Maar je moet ergens beginnen dus denk ik er maar niet al te lang over na.
In september 2006 heb ik me al opgegeven voor de Isarrun. Vijf dagen lopen in een prachtige omgeving, dat leek me wel wat. En dat je dan uiteindelijk dik 300 km af moest leggen: daar heb ik maar zo min mogelijk over nagedacht. Een 40 urige werkweek, misschien met wat overuren, of met een klein beetje geluk een ATV uurtje, zo zag ik het.
Het enige doel was Scharnitz op een zo gezond mogelijke manier te bereiken, tijd en klassering waren totaal onbelangrijk. En dat is ook de gehele week zo gebleven, ook toen ik 3e in het klassement was wist ik niet hoeveel speling ik had, mede doordat dame nr. 4 in een andere startgroep liep. (Achteraf begreep ik van het thuisfront dat die wel in spanning hadden gezeten, ikzelf heb lekker relaxed gelopen.)
In januari had ik de start van mijn Isartraining gepland en daar ging het ook meteen mis. De hele maand lopen kwakkelen en een beroerde Midwintermarathon waren mijn deel.
Niet getreurd, er was nog tijd genoeg. In februari ging het al een stuk beter en na een trainingsmarathon (Galgenbergmarathon) in de stromende regen rolde er zowaar een week later in Diever een onverwacht PR uit. Daartegenover stond dan weer een zeer slechte 6 uur van Steenbergen: uitgestapt na 46 km. Moe, zere heup door de scheve weg, gedemotiveerd en heel even balend.
Toen kwam die heerlijk droge, warme aprilmaand. Kilometers sprokkelen maar niet zoveel dat ik vermoeid of geblesseerd aan de start zou staan. Genoeg is beter dan teveel, was het motto. Nou train ik de laatste jaren volgens JET (Jannet’s Eigen(wijze) Trainingsschema) en sindsdien ben ik blessurevrij en ik ga nog vooruit ook, dus daar moest ik dan maar op vertrouwen.
En zo vertrok ik dus 13 mei vol goede moed richting Plattling.
{b}Dag 1: Plattling-Dingolfingen (62,120 km).{eb}
We starten om 9.00 uur. Eerst lopen we 14 km de “verkeerde kant” op om bij de plek te komen waar de Isar in de Donau mondt. Daar is een keerpunt en eigenlijk is nu niet moeilijk meer: immer gerade aus naar Scharnitz. Hoe anders zal het blijken, ik zal het de komende dagen vijfmaal presteren om de wegmarkeringen over het hoofd te zien en te verdwalen.
Het is vandaag bloedje heet, ’s avonds op het terras in de schaduw geeft de thermometer 28 ºC aan, overdag zal het dus een graadje of 30 zijn geweest. Vooral de onbeschutte stukken op de dijk zijn niet echt leuk om nu te lopen.
De verzorgingsposten zijn om de 8-11 km, daar laat ik mijn bidon vullen met ijsthee, drink 2-3 bekertjes sportdrank/cola/water, pak 2 handen vol met bananen/koekjes/wafels/zoutstengels/gummiebeertjes en/of andere vastigheid en ga al etend weer op pad. Zo zal het de komende dagen steeds gaan.
De verzorgingsposten kosten soms veel tijd, de vrijwilligers staan uren langs de weg en zijn blij dat ze een praatje met je kunnen maken. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om niet even te socialiseren hoewel ik het wel zo kort mogelijk probeer te houden. Maar zonder deze mensen zouden wij niet kunnen lopen dus moet je ze te vriend houden.
5 Km voor de finish haal ik 3 mannen in die aan het wandelen zijn. “Laufen!”, bijt ik ze toe, en jawel, ze lopen met me mee. “Als een vrouw dat tegen je zegt mag je niet weigeren”, is de reactie van Kurt. En hij is ook degene die me naar de finish loodst, hij weet de weg, houdt auto’s tegen en als toegift brengt hij zelfs mijn koffer nog naar mijn hotelkamer. En man naar mijn hart.
{b}Dag 2: Dingolfingen-Freising (74,580km).{eb}
De mensen die gisteren sneller dan 7 min./km hebben gelopen mogen een uur later starten dan diegene die langzamer liep. Ik neem me voor om in elk geval te proberen om elke dag in de late groep te starten zodat ik op m’n gemak kan ontbijten, de tas in kan pakken en nog een half uurtje kan gaan liggen. Een psychologisch voordeel is dan ook dat je na een paar uur de mensen van de eerste startgroep in gaat halen en niet ingehaald wordt.
De temperatuur is vandaag een stuk aangenamer dan gisteren. Mijn benen zijn wel wat stijf maar het valt reuze mee. Onder het lopen masseer ik een pijnlijke plek in mijn linker bovenbeen. Een beetje hard zal ’s avonds blijken want er staan 3 blauwe duimafdrukken op m’n huid.
Wanneer ik Willem inhaal probeer ik even met hem mee te wandelen, iets wat niet meevalt. Hij voelt zich niet goed en zegt na 47 km uit te zullen stappen. Ook Theo heeft het niet gemakkelijk, hij heeft al 2 keer overgegeven wanneer ik hem voorbij kom. Gelukkig kan hij wel doorlopen en bereikt ruim binnen de limiet de finish.
Na een gelukte verdwaalpoging in het finishdorp vang ik nog net een flinke regenbui op, maakt niet uit, ik moest toch douchen
’s Avonds laat ik me door een echte masseuse behandelen, eentje die geen blauwe plekken veroorzaakt.
{b}Dag 3: Freising-Wolfratshausen (71,610 km).{eb}
De masseuse van gisteren blijkt gouden handen te hebben, de benen voelen soepel en ik ben er nu zeker van: ik ga het gewoon halen.
Het weer is weer net zo prachtig als gisteren, ik mag in de late groep starten, wat wil een mens nog meer. Een paar uur later weet ik dat: de eerste blaar dient zich aan en al gauw ook nr. 2 t.m. 5. Die laatsten zijn zo vriendelijk om zich onder mijn teennagels te nestelen. Misschien moet ik de volgende keer mijn schoenen toch nog maar een maatje groter kopen.
Een normaal mens zou een blarenpleister of tape gaan plakken, helaas ben ik allergisch voor dat soort dingen (ik krijg er blaren van) dus het enige wat ik kan doen is doorprikken en hopen dat ze wegblijven. (Mocht iemand nog een gouden tip hebben: www(punt)jannet(punt)lange@hetnet(punt)nl)
Bij een verzorgingspost ga ik er dus eens goed voor zitten om ze allen door te prikken. Hierbij krijg ik aanwijzingen van een vrijwilliger: “daar moet je prikken, ja goed zo, en dan daar ook nog maar, ja das ist gut so.”.
Omdat ik mezelf even heel zielig vind, troost ik me met een handvol chocola en voel me daarna alweer een stuk beter. Und weiter geht es.
{b}Dag 4: Wolfratshausen-Fall (59,280 km).{eb}
Hondenweer. Wat een vreselijke dag, alleen maar regen, regen en regen. Ik vertrek in een plastic poncho met het idee om deze na een half uur uit te doen als ik opgewarmd ben. Deze poncho blijkt mijn redding te zijn. Ik blijf het ijskoud hebben maar het plastic voorkomt dat ik te ver afkoel. De gehele dag kijk ik strak naar de grond op zoek naar de paarse markeringsstippen van het parcours.
Wanneer ik finish heb ik er dan ook geen flauw benul van waar ik langs ben gelopen, zelfs het grote meer, vlak voor de finish, ontdek ik pas de volgende dag.
Jan maakt het allemaal niet uit, hij is vandaag jarig en geeft zich de dagoverwinning cadeau.
{b}Dag 5: Fall-Scharnitz (58,310 km).{eb}
Deze dag doet je de ellende van gisteren snel vergeten, prachtig weer, en een grandioos mooie omgeving. Veel hoogtemeters vandaag maar ik loop heerlijk en hoef ook maar 1 keer blaren te prikken. Dat is geen straf zolang je het goede bankje maar uitkiest om dat te gaan doen. Wat is het hier mooi!
In het dorp Scharnitz, 17 km voor de finish haal ik Theo bij en vraag hem of Jan op kop lag toen hij voorbij liep. “Nee”, is het antwoord, “hij liep 2e”. Verdikkie, het zal toch niet waar zijn dat hij niet wint?
De laatste verzorgingspost is bij de finish, alleen worden wij geacht om nog 2 km omhoog te lopen en dan weer naar beneden. Wanneer ik aankom zie ik Jan staan en het eerste wat ik vraag is: “Heb je gewonnen?” En ja hoor, hij heeft het geflikt! “Der Jan” heeft de Isarrun gewonnen. Na mijn welgemeende felicitaties loop ik nog 2 km heen en weer en mag dan ook finishen.
Na een terugreis van een uur op de aanhanger van een traktor mag ik me dan moe maar zeer voldaan in een warm bad laten zakken.
Het aanbod van Uli (de organisator) om morgen een lekker stukje samen te gaan joggen, sla ik toch maar af.
Volgens sommigen (ik zal geen namen noemen hoor Bram) kan ik best wat vaker een meerdaagse lopen. Mijn eerste reactie was: nee bedankt, maar nu zijn we weer een paar goede nachtrusten verder, de dipjes zijn vergeten, dus…….Zeg nooit niemals.
{i}Jannet Lange{ei}
