Categorieën
Niet gecategoriseerd

You are definitely gonna make it!!!

André Boom komt er in de Ierse Connemara Ultramarathon achter dat de zwaarte van een ultraloop vooral psychisch is.

You are definitely gonna make it!!! Achteraf herinner je je altijd iets dat je het gevoel geeft: ‘dat heeft me door het moeilijkste moment heen geholpen’. Je bent er van overtuigd dat het zonder dat ogenschijnlijk onbetekenende voorval wel eens heel anders had kunnen aflopen. Tijdens de Connemara ultra was het deze aanmoediging van een Engelse deelnemer die me er weer bovenop hielp toen ik het na zo’n vier en een half uur lopen eventjes te moeilijk had om de nog resterende 20 km onder ogen te kunnen zien.
Al een paar dagen was ik flink verkouden. Als test voor wat ik aankon heb ik op woensdag wat intervallen op de baan gedaan en op donderdag een duurloopje van een uur. Dat ging prima, maar de verkoudheid werd er niet minder door. Als ik me maar even inspande brak het zweet me uit, maar de koortsthermometer gaf geen verhoging aan. Geen aanleiding dus om van de reisplannen af te zien. Na een oponthoud van vier uur door mist op het vliegveld van Dublin (waar ik moest overstappen op een lokale vlucht) bereikte ik zaterdag aan het eind van de middag Galway. Na inchecken in het hotel ben ik meteen op zoek gegaan naar het Mariott hotel ter plaatse waar de startbescheiden opgehaald moesten worden. Volgens het plattegrondje dat ik had was dat zo’n 3 km vanaf het hotel waar ik logeerde, dus om taxikosten uit te sparen besloot ik om te gaan lopen. Maar het lukte mij om te verdwalen met als gevolg dat ik meer dan een uur heb lopen zoeken. Uiteindelijk toch maar in een taxi gestapt, waarna natuurlijk bleek dat ik vlak bij mijn bestemming was.
De volgende ochtend ben ik om half zes opgestaan. Zo vroeg kun je in een hotel niet ontbijten, dus had ik mijn eigen ontbijt van huis uit meegenomen: koeken met rozijnen, vruchtensap, bekertjes yoghurt met muesli. Vervolgens met de taxi naar het nog geheel verlaten Cathedral car park waar ik als eerste arriveerde. Geleidelijk arriveerden er meer en meer auto’s en taxi’s waar ultralopers uit stapten. Om kwart voor zeven arriveerden er twee bussen die ons via het dorpje Oughterard naar Maam Cross brachten, een gehucht aan de rand van het Connemara natuurreservaat. Het beloofde een mooie dag te worden, de zon scheen uitbundig en overal stonden de narcissen en bremstruiken in bloei. In het Peacockes Hotel was een omkleedruimte ingericht. Hier kregen we om exact kwart over acht een verplichte ‘Pre race briefing’, die er vooral op neer kwam dat ons verteld werd dat we vier keer rechtsaf moesten gaan. Om 8:40 gingen we de bus weer in die ons naar het 1 km verder gelegen startpunt bracht. Geen startlijn, geen spandoek, geen markering, niets. Geen idee hoe de organisatie wist dat er precies op dat punt gestart moest worden.
Om negen uur toeterde het startsignaal en daar gingen de ongeveer honderd ultralopers op weg. We liepen eerst een kilometer terug naar Maam Cross en gingen daar rechtsaf, richting Clifden. De volgende 11 mijl liepen we over de druk bereden N59. Aan de rechterkant van de weg blijven lopen was het devies, want de auto’s rijden er inderdaad links en wijken vaak pas op het laatste moment uit. En uitkijken voor de kattenogen die zo’n vijf centimeter uit het wegdek omhoog steken. Halverwege passeerden de bussen die de marathonlopers naar hun startpunt 21 km verderop brachten. Het was een nogal saai stuk, wat goedgemaakt werd door het mooie uitzicht op de 700 meter hoge Maumturk Mountain ridge rechts van ons. Pas nadat we rechtsaf geslagen waren op de R344 begon het mooi te worden. Veel minder verkeer en een fantastisch uitzicht op de Twelve Pins en het langgerekte Lough Inagh aan de voet daarvan. Inmiddels was de groep helemaal uit elkaar geslagen en was je alleen in de weidsheid van het landschap. Er kwamen vanuit het Noorden lage wolken opzetten, de wind trok aan en de top van de Bencorr verdween in de wolken. Het werd kouder, maar het bleef droog. Op 13 mijl passeerden we het startpunt van de marathon. Het leek een verlaten slagveld bezaaid met weggeworpen kledingstukken en waterflesjes. Daar midden in stond een rij portable toiletten het landschap te ontsieren. De afstandmarkering sprong terug van 13 naar 1. Vanaf nu was er na elke drie mijl een waterpost, daarvoor was dat elke vijf mijl. Het zijn ook echt waterposten, alleen 30 cc flesjes met water. Alle respect trouwens voor de vrijwilligers die uren lang in het desolate landschap de wind moesten trotseren. Gelukkig had ik een rugzak met proviand bij me, want ik had niet zoals veel anderen in Maam Cross mijn eigen spullen in de bakken gedeponeerd die naar de verzorgingsposten werden gebracht. Toch ging het water me op den duur tegen staan. Een nog ongeopende fles Cola die op één van de tafels was achtergelaten bracht redding.
Er volgde nu een lang vlak stuk met wind tegen. De grijze wolken begonnen echter weer open te breken. Echt Ierland, het weer verandert met het uur. Bij sommige posten heb ik wat langer stilgestaan en een praatje gemaakt. Ging ik nu al vermoeidheid voelen? De bandjes van de rugzak begonnen te schuren. Ineens liep het niet zo lekker meer. 21 mijl: weer rechtsaf, richting Leenaun. Zowaar een echt plaatsje met echte huizen. Het ligt aan een uitloper van de Atlantische oceaan, een soort fjord. In Leenaun was het startpunt van de halve marathon. Dat betekende dat voor ons de marathonafstand er nu op zat. Ik ben vergeten te klokken, maar ik schat dat ik er ongeveer vier en een half uur over gedaan heb. Vlak vóór Leenaun ben ik voor de eerste keer gaan wandelen. Ik voelde me niet best. De krachten begonnen weg te ebben. Dat was het moment waarop de gevleugelde kreet waar ik dit verslag mee begon tot mij gesproken werd. Ik realiseerde me toen dat het tijdens een ultra helemaal niet zo erg is om afwisselend te lopen en stukjes te wandelen. Het kan zelfs gepland en functioneel zijn. In Leenaun weer rechtsaf, de R338 richting Maum. Joyce Country heet het daar en die naam klopt helemaal. De zon straalde en met de wind in de rug was het heerlijk lopen/wandelen/lopen. Vlak na Leenaun, rond 24 mijl, kregen we de eerste echte klim voor de kiezen. Die heb ik fluitend gewandeld. Maar ik kreeg er steeds meer lol in, want ik wist nu dat ik het zou halen. Zeven uur, zeven en een half uur? Ach, het maakte niet uit. Het landschap werd minder ruig, groene weitjes met schapen, kleine meertjes, boerderijtjes. Ik haalde steeds meer marathonlopers in. Rechtsaf bij Maum. Nog zeven kilometer! De beruchte ‘Hell of the West’ doemde op. Een flinke stijging gedurende twee mijl. Aanvankelijk wandelend tussen veel achtergebleven marathonlopers. Later zowaar weer harder lopend. Vanaf het hoogste punt zag ik in de verte het torentje van het Peacockes hotel al liggen. Nu alleen nog maar afdalen en mijn eerste ultra zit er op! Na 63,3 km passeerde ik de finish in een wat mij betreft best wel acceptabele tijd van 6:48:48.
Zwaar? Vreemd genoeg viel het wel mee. Eigenlijk heb ik na diverse marathons die ik in een hoger en constant tempo gelopen heb veel erger ‘stuk’ gezeten. De zwaarte van een ultra als deze is vooral psychisch. Als het lukt om tot het eind toe je motivatie vast te houden dan gaat het lukken. Het is dus een oefening in wilskracht en doorzetten! Ultralopen blijkt een totaal andere tak van sport te zijn dan ‘hardlopen’ met als beoogd doel zo snel mogelijk een finish te halen. Snelheid moet je uit je hoofd zetten. Ook niet denken aan de afstand die er nog moet worden gegaan. Rustig blijven als de krachten beginnen op te raken. Niet op je horloge kijken, maar om je heen kijken en genieten van de omgeving. Een praatje maken met de mensen op de drankposten of collega lopers. Ergens ligt een finishlijn en daar ga je altijd komen zolang je maar in beweging blijft en je bewust blijft van je motief.

André Boom
(weblog: http://www.boomathome.net/lopen/index.htm)