Misschien had ik beter kunnen wachten tot het weer herfst is met het schrijven van dit verslag. We hebben in Tegelen echter steeds vaker iets wat op eeuwige sneeuw lijkt, maar toen die sneeuw dan toch zijn eeuwigheidswaarde verloor zo’n drie weken geleden kwamen er herfstbladeren onder te voorschijn. Niet alleen in het bos, maar ook op sommige voetpaden bij ons in de wijk en de gemeente Venlo lijkt net zo lang te wachten met het wegvegen hiervan, totdat ik mijn verslag van deze herbstwaldlauf geschreven heb.
Op 7 november vorig jaar vonden, zeg maar, de laatste stuiptrekkingen van mijn ultraloopbelevenissen van 2010 plaats. In de aanloop naar deze 50 km wedstrijd had ik mij niet erg fit gevoeld en lang getwijfeld of ik wel zou gaan. Had ik in Winschoten nog behoedzaam gelopen, in Berg en Dal rende ik als een kip zonder kop in het rond. En daar moest ik in de weken erna de tol voor betalen. Eén week deed ik het rustig aan, maar in de tweede week na Berg en Dal deed zich een luxeprobleem voor. Een weekje vakantie in midden-Duitsland waar de heuvels lonkten. Niet zo overdreven veel kilometers, maar wel weer de nodige hoogtemeters als de rest van de familie nog op één oor lag. Waarom zou je ook uitslapen? Ik wilde immers ook nog naar Olne dit jaar dus wat heuveltraining kon geen kwaad.
Na het weekje vakantie kon het rustig aan doen (duurloopjes van max. 1 uur) weer verdergaan. Toen ik eindelijk het idee had, dat ik niet als opgewarmd lijk aan de start zou staan in Bottrop schreef ik me in. Dit inschrijven ging overigens ook al niet vlekkeloos. De organisatie was vergeten te vermelden, dat buitenlandse deelnemers ter plaatse contant het inschrijfgeld moesten voldoen. Na wat heen en weer gemail was de inschrijving rond en begon er iets van vastberadenheid bij mij te ontstaan. Ik kreeg namelijk de indruk, dat er niet echt een zegen op rustte en daar wilde ik mij niet zomaar bij neerleggen.
Start en finish van de Herbstwaldlauf waren bij een kolenmijn. Geen voormalige kolenmijn, maar één, die nog in gebruik is. Dan heb ik toch zo iets van “rare jongens die Duitsers”, dat kost ze miljoenen euro’s aan subsidie elk jaar om mensen onder de grond nou niet het aller-prettigste werk te laten doen. Wij konden echter gebruikmaken van de kleedruimte van de mijnwerkers. Je kon je tas en kleding in een metalen korf doen en deze door middel van een ketting omhooghijsen. De ketting zette je vervolgens vast met je zelf meegebrachte hangslot. Sommige mensen hadden echter geen slot mee en zo gebeurde het, dat toen ik nog wat in mijn tas deed, er werkelijk rakelings naast mij, met donderend geraas, zo’n zwaarbeladen korf naar beneden kwam. Vreemd genoeg schrok ik niet eens echt van het op een haar na ontlopen van een schedelbasisfractuur. Ik merkte droogjes op, tegen de man, die het veroorzaakt had, of hij niet even had kunnen waarschuwen. Hij keek wel nogal geschrokken en zei dat het geen opzet was (haha, dat moest er nog bijkomen).
Op naar de start, in de hoop, dat nog niet al mijn geluk opgebruikt was. Het plan was simpel, weggaan in zelfmoordtempo….oh, nee ik bedoel persoonlijk recordtempo en dan maar zien hoe het zou gaan. Ik hield er wel rekening mee, dat ik al na een kilometer of vijf gas terug zou moeten nemen. Niets was echter minder waar. Ik begon juist pas na een kilometer of tien lekker te draaien. Na een kilometer of vijftien moesten de vier medelopers in mijn groepje mij laten gaan. Tussen dit moment en de twintig kilometer haalde ik nog zeker tien lopers in. Dit lag toch vooral aan het feit, dat deze lopers te snel gestart waren, want ik versnelde nauwelijks. Wat mij opviel was, dat ondanks dat ik lekker liep, de ondergrond eigenlijk heel beroerd liep. Deze bestond uit half vergane asfaltpaden, schuin en glad van het mos of datgene wat meestal onder een asfaltlaag ligt: gebroken puin. De solidariteitsbetalingen (ook weer miljoenen euro’s) van de westelijke aan de oostelijke deelstaten sinds de Duitse eenwording in 1990 waren hier duidelijk te merken. Geld voor een fatsoenlijk pad is er al jaren niet meer.
Wat zou ik echter klagen? Het ging lekker en ik liep door het bos. Nou na 20 kilometer kwam er echt wat te klagen. De 50 en de 10 kilometer kwamen samen en ik kon beginnen aan het slalommen tussen de achterhoedelopers van de 10 door. Af en toe maar door de berm er langs, want om te gaan roepen en wachten tot ze aan de kant zouden gaan daar was echt geen beginnen aan. Het werd zelfs een heuse intervaltraining toen de snellere 50 km lopers ons tegemoet kwamen. Zij waren aan hun tweede ronde begonnen en om botsingen te voorkomen was het echt inhouden of versnellen. Er kwam nog een moment dat de 50 en de 10 km weer uit elkaar gingen. Wat was ik opgelucht! Maar niet voor lang, want een stuk verder kwamen we weer bij elkaar en bleek, dat de 10 km lopers een kortere route hadden gelopen. Kon ik weer dezelfde mensen in gaan halen!
Door het intervallen was het tempo wat omhooggegaan en kwam ik halverwege in 1.49.09 door. Nog was er niets aan de hand, hoewel…had ik misschien kostbare energie verspeeld? Tot 30 km gaat het lekker alleen ik merk, dat één schoen duidelijk losser zit dan de andere. Vrij nieuwe schoenen, ander merk, de net gemiste schedelbasisfractuur? Hoe kan het nou, dat ik daar niet goed op gelet heb? Uiteindelijk toch één schoen maar strakker gedaan, 20 tot 30 seconden tijdverlies, want met enigszins koude handen gaat dat natuurlijk ook weer niet echt makkelijk. Mijn ritme voelt nog goed als ik weer verder loop, maar de volgende vijf kilometer gaan ineens een minuut langzamer. Er zat nog een keerpunt in dus ik wijt de andere 30 seconden daaraan. De volgende vijf gaat helaas geen steek sneller. Oké, er zat een dikke kilometer wind tegen in, maar zo hard was die nou ook weer niet. Met 2.57 uur op 40 km en het afzwakkende tempo weet ik, dat ik de 3.40 uur kan vergeten en ook een persoonlijk record zal moeilijk worden.
Op de marathon kom ik ergens in de 3.06 uur door en ik heb nog wel de tegenwoordigheid van geest om mij te realiseren, dat in 2009 mijn snelste tijd op de marathon 3.07 was. Wat koop ik er op dat moment echter voor? Niets! Het gaat zwaarder en zwaarder en het lijkt wel of ik een blok beton achter me aan sleep. Op 45 km weet ik dat ook een PR niet meer haalbaar is. Wat is dat toch? De man met de hamer kan het niet zijn, dat is iets waar beginnende marathonlopers in geloven, maar die kun je naast Sinterklaas zetten wat mij betreft. De laatste vijf kilometer knok ik voor elke meter, voor elke seconde. Het voelt zelfs of ik moet gaan wandelen. Ja, ben je helemaal besodemietert! De laatste vijf gaat in 25 minuten en daarmee nog anderhalve minuut langzamer dan de voorgaande. Als je knokt voor elke seconde en er dan nog 90 verliest, dan voelt dat ook als 90 keer verliezen.
Ik heb dan ook behoorlijk de pest in als ik in 3.44.29 over de finishlijn kom. De tijd daar mag ik niet ontevreden over zijn, maar de manier waarop daar baal ik van. Ik wil snel naar huis, want ik vind zo’n wedstrijd ineens enorme tijdverspilling. De douche is hard en heet, ja dat mijnstof, hè, maar Olne-Spa-Olne kan ik evengoed op mijn buik schrijven! Binnen drie weken ben ik echt niet alweer levensvatbaar.
Uiteindelijk weet ik wel wat ik hiervan kan leren. Ik liep één marathon en acht ultra’s in 2010. Op zich niet zo veel, maar wel als je daarvan maar één keer rustig aan doet en de rest allemaal voluit gaat. Voor 2011 misschien 2 à 3 keer voluit en de rest lekker rustig aan. Ach ja, al doende leert men.
Hans Jurriaans
(hansjurriaans