Lopen langs het strand is mooi. Het gezicht op de zee en de duinen, de wijdse ruimten, het onophoudelijke geluid van de branding, het gekrijs van de meeuwen. Het is nog mooier op vroege zomerochtenden terwijl de badgasten zich in hun vakantiehuisjes of hotelkamers nog een keer op hun andere zijde wentelen. Of op kille winterdagen wanneer zee en wolken een stilleven in grijstinten zijn en de wandelaars met hun honden achter de open haard van een glas glühwein genieten. Of wanneer de storm het witte schuim over het smalle vloedstrand blaast en er bijna geen doorkomen aan is.
Maar het allermooiste strand hebben wij vannacht ervaren. Een eindeloos lint van zand en schelpen dat zich, vaag oplichtend onder een majestueuze met sterren bezaaide hemelkoepel, in de verten vóór en achter je verliest. De hoog boven ons rondzwaaiende lange witte armen van de vuurtorens die altijd misgrepen. De branding die rustig uitrolt op het strand, een rand van schuim achterlatend die fel opvlamt in de lichtbundel van je hoofdlamp.
De strandloop van Den Helder naar Parnassia aan Zee en weer terug naar IJmuiden bood dat allemaal. Met als toegift het verre opflakkeren van de bliksem in onzichtbare buiencomplexen ver weg boven de Noordzee.
De strandloper moet opgewassen zijn tegen gevoelens van eenzaamheid en verlatenheid. Hij moet zich niet van de wijs laten brengen door illusoire beelden die veroorzaakt worden door de volstrekt vertekende verhoudingen: de twee koplampen van een auto op het strand die maar niet dichterbij lijken te komen en na een uur lopen twee lantarenpalen blijken te zijn die een verlaten strandopgang op volkomen zinloze wijze verlichten. Het grote, met lichtjes versierde zeilschip dat, dansend op de golven, met je mee vaart en bij nader inzien een loper met reflecterende kleding blijkt te zijn die zich tussen jou en de vloedlijn bevindt. De zwarte pilaren die, van hemel naar aarde reikend, plotseling op je pad opdoemen en die het houten skelet blijken te zijn dat een afgebroken strandtent ooit boven de golven moest verheffen. Maar bovenal: het gevoel zelf al lopend stil te staan, alsof je uren lang een tredmolen betreedt zonder ook maar een meter verder te komen. De silhouetten van de lopers om je heen lijken in betovering gevangen dezelfde eindeloze en zinloze dans uit te voeren.
Het zijn indrukken die vermoeien, veel meer dan het vlakke en goed beloopbare strand dat zelf kan doen. Na dit zo’n zes uur volgehouden te hebben was voor veel lopers op het vijftig kilometerpunt de maat vol. Hoewel er van Castricum tot Wijk aan Zee nog maar zo’n zeven kilometer strand restte deden het vooruitzicht op het labyrint van het sluizencomplex van IJmuiden en de horrorverhalen over donkere duinen waar je zonder GPS vrijwel zeker zou verdwalen en waar de uitgeputte lopers vervolgens een gemakkelijke prooi zouden zijn voor grote horden boze koeien met puntige horens of laaghangende boomtakken, deden de rest.
Zeker, het was zwaar. Maar vooral psychisch zwaar. Het strand was hard en vlak en breed, het was lekker koud maar zeker geen diepvries en de wind aaide ons zachtjes over onze in mutsen gestoken bolletjes. De paar ijskoude natte voeten in een mui horen er gewoon bij. Goed, de duinen waren pittig en het uitzetten van een route in het aardedonker langs het hek van een kerkhof, waarachter vreemde lichtjes op de graven brandden, getuigt van een zekere mate van morbide fantasie. Maar de doorgewinterde ultra’s die uitstapten hadden veel zwaardere tochten gelopen. Zo vroeg in het jaar en met een trainingsachterstand was het misschien voor velen op dit moment nog net iets te hoog gegrepen.
Hoe dan ook, de organisatoren Rinus van der Wal en Ferry van der Ent zijn er in geslaagd om een mooie en zware ultra te organiseren die bovendien karakteristiek is voor de Nederlandse noordwestkust. Alle lof voor de inspanningen die zij zich getroost hebben en zij mogen trots zijn op het resultaat. De verzorgingspost na vijftig kilometer in Castricum was in het diepst van de nacht als een fata morgana in de woestijn van de verder volledig verlaten kuststrook. En in tegenstelling tot alle stroboscopische illusies onderweg was déze illusie tenminste echt: onbeperkt smullen en een gastvrije warmte. Was dat misschien niet de échte reden waarom relatief veel lopers het niet meer konden opbrengen om vanuit die warme weldaad weer de koude en donkere nacht in te gaan?
Het laatste stuk door de duinen ging niet erg snel meer. Maar om 09.59 stapte ik bij de Pierewaai in IJmuiden naar binnen, nog net binnen de limiet. Mijn complimenten voor de prima ontvangst aldaar. Alles wat het hart van een uitgeputte loper kan begeren was er aanwezig. Het gebakken ei met koffie was een feestmaal!
Ferry speculeerde in de Pierewaai alweer over volgend jaar. ‘Dan maken we hem nog zwaarder, misschien wel 100km.’ Nou Ferry, met naar verluid 9 finishers op de 90 km bij deze gunstige weersomstandigheden lijkt mij dat wel een beetje voorbarig. Want uiteindelijk wil je toch nog wel een paar finishers overhouden?
André Boom
Noot redactie (Henri Thunnissen): Er startten op de 90 km 28 lopers/loopsters, waarvan er 27 in ieder geval de 50 km haalden. Slechts 11 mensen haalden de finish van de 90 km in IJmuiden. André Boom werd negende.
