Het is nu inmiddels Zondag “the day after”. Een paar stramme poten, hoewel het eigenlijk reuze meevalt, pijn in mijn rechter voet en een flinke kater als ik terugdenk aan de afloop van “mijn JKM” Waar ging het mis? Ik zou het niet weten. Het ging gewoon niet, dat heb je wel eens. Wel jammer, want nou is het weer twee jaar wachten op een revanche.
Vrijdag acht uur. Bij aankomst in Fort Kijkduin is het gelijk al handen schudden. Er hangt een vreemde sfeer, gezellig maar toch ook gedrukt. Het is natuurlijk ook een vreemde gebeurtenis om s’avonds om tien uur te starten voor een 160km en dan ook nog in het donker over het strand. Vlak voor de start worden door Ton de lopers een voor een naar voren geroepen om voorgesteld te worden aan het publiek.
Precies om tien uur vliegen 23 schimmen vanaf de poort van Fort Kijkduin richting strand. Ik heb een hoofdlampje meegenomen, maar laat het nog even uit. Het heeft iets aparts om in het donker over het strand te vliegen. De maan is nog achter de duinen en geeft nagenoeg geen licht. Ron kent dit gebied op zijn duimpje, dus daar maak ik dankbaar gebruik van. Na een paar km breek ik zowat mijn nek over een zandhobbel. Dan maar geen aparte sfeer, licht aan. Zo is de kans ook meteen een stuk kleiner dat je straks met je gok tegen een strandpaal geplakt zit.
Het gaat hard, te hard? Ik richt mijn lampje op een paal, 5 km. We lopen ruim 12 p/u, valt mee, moeten misschien iets dimmen. We lopen in een groepje met Rut, Wim, Ron en Karl. Ik voel me net een wandelende vuurtoren met dat lampie op m’n kop. Bij de strand opgangen staan steeds mensen de lopers aan te moedigen. Ik hoor mijn naam, maar bij het licht van wat schijnwerpers herken ik niemand.
Paal 20, zodirect moet de dijk komen. Bij de opgang staat een vrijwilliger om ons de weg te wijzen, bovenaan is een verzorgingspost. De rest is al weer op weg. Ik loop even lekker alleen. Het loopt niet lekker, ik krijg een licht misselijk gevoel. Die bidon houder begint ook te irriteren, rotding. Noodzakelijk kwaad voor de onverzorgde stukken. Jeffry komt ineens vanuit het niets. Ik heb even geen zin in een conversatie en hij loopt verder. Weer op het strand gekomen loop ik met Ron op. Hij voelt zich ook niet lekker en begint te mokken. “Ik ben te oud voor deze onzin”, ik schiet in de lach. Hij is bezorgd over de afloop. Ik grap dat de kop eraf is en het nu alleen nog maar uitlopen is. Jij denkt positief zegt ie nog. Dat kan jij ook, denk ik, maar je doet het niet. Er staat een gemeen windje. Ron verontschuldigt zich dat hij achter mij loopt, “ik neem straks wel weer de kop”. Geen probleem.
Karl loopt een stukje voor ons, Rut en Wim zijn nergens meer te bekennen. We komen bij Egmond. 6 km omlopen voor die onderzeeër. Dat ding ligt er al ruim vijftig jaar diep onder het zand en nou moeten ze hem opeens opruimen. Stelletje zotten. Bij Castricum geen verzorging bij de standtent, we kankeren wat. De post is echter een paar honderd meter verplaatst . Veron, die de post bemand, steekt ons een hart onder de riem. Hoe gaat ie? Matig. Karl en Ron zijn al op weg en ik loop weer alleen. We zijn nu zo’n vier uur onderweg, het voelt niet goed. Daar is Wijk aan Zee, bij de hoogovens van het strand af. Bij de verzorgingspost krijg ik een kaartje met de route naar Suomi. Het eerste stuk is simpel, gewoon rechtdoor. Ik bestudeer het kaartje om een idee te krijgen. Ah! een pijltje “ultramarathon” rechtdoor.
Tja, en dan loop je midden in Beverwijk om vier uur s’ochtends. Ik loop een groep lallende jongelui tegemoet die spontaan een daverend applaus geven. Ik vertouw de weg niet en bestudeer weer het kaartje. Terug naar het vorige pijltje en vandaar de straatnamen volgen. Shit! Dat heb ik weer. Nou ja, een kilometertje meer maakt ook niet uit. Het loopt nog steeds naadje en ik begin me zo langzamerhand af te vragen of finishen nog tot de opties behoort.
Even voor de sluizen komt een eenzame fietser mij achterop. Ik vraag hem of ik zo goed ga naar de sluizen en hij vraagt mij waar ik mee bezig ben. Als ik hem vertel wat het begin en eind is van onze tocht, verklaart hij dat 15 km voor hem het maximum is. Heel verstandig denk ik nog, moet je zo houden. Heb ik op Texel gelopen in de estafette. Ik vertel hem dat deze loop de tweeling broer is van “zijn” estafette en we praten nog wat over Texel en de JKM. Curieus om s’nachts om vijf uur een Texelse estafette loper tegen te komen. Na de sluizen links, volgens het kaartje een pokke eind langs het water en dan rechts richting Santpoort. Moet geen probleem vormen. Foutje, ik begin na een paar km te twijfelen en bestudeer het kaartje. Terug, naar het laatste pijltje en overnieuw. Bij nader inziens toch goed. Dus weer een halve km extra, dat gaat lekker zo. Met het lopen gaat het ook lekker, niet dus. Ik kan geen echt tempo meer houden en ben blij als ik even stil kan staan om op het kaartje te kijken. Zeven en een half uur voor de eerste tachtig, dat gaat zwaar tobben worden. Tijd heb ik sinds Wijk aan Zee al uit mijn hoofd gezet. Finishen is nu wat telt. Bij Santpoort loop ik Ronald Nickel tegen het lijf. Die is al weer op weg voor de tweede helft. Hoe kan die nou ineens voor me lopen? Hmm, zeker heel snel gestart.
Half weg, Suomi. Uhh, daar zit Wim aan de bar ook Jozef is uitgestapt zie ik. Ik kan de verleiding weerstaan om ook aan de bar te gaan zitten en ga op weg. Op weg naar het strand krijg ik het koud. Ik had mijn jasje bij me moeten houden, foutje in de regie. Op het strand gekomen kan ik het tempo niet meer volhouden en ga een stukje wandelen. Rotwind. Ik had in die kantine moeten blijven. Nog zeventig km tobben, gekkenwerk. Ik vreet een bouillon blokje op. De vullingen springen subiet uit je kiezen, maar ik heb iets hartigs nodig. Ik spoel het ding weg met wat water, een mars erachteraan, misschien krijg ik nog een opleving. Ik heb er weinig fiducie in. Een dipje rond de dertig en een groot dipje rond de vijfenzestig is normaal. Maar dit dipje begon op veertig en ik zit er nu op negentig nog in. Gelukkig bevind ik me nu op bekend terrein. Tot aan Noordwijk kan ik de weg wel dromen.
Daar is Bloemendaal. Het is nu zaak de gang er in te houden. Zandvoort, ik moet steeds meer wandelen. Het is op. Even de schoenen legen en weer in de benen. Even verder is paal negenenzestig-tweevijftig. Standopgang, de Oase en Groenendaal door, Heemstede, stukkie fietspad en ik ben thuis. Nog maar 10 km. Onder de douche, op de bank en even naar de Hoek van Holland bellen dat ik de komende twee jaar niet finish. Een zeer verleidelijke optie. Het leidt de geest weer een paar km af en ik loop paal negenenzestig voorbij. Ik neem me voor te finishen, desnoods het hele stuk wandelend. Bij langeveldseslag staan Wim en Veron, dat geeft weer nieuwe inspiratie en ik ga er vandoor.
Vlak voor Noordwijk is het echt op. Even zitten om een paar blaren door te prikken. Veiligheidsspeld uit m’n startnummer, even schoon vegen tussen duim en wijsvinger, hoppa dat lucht op. Goh, hij wordt de helft kleiner. Zullen m’n schoenen wel weer een stuk beter passen. De andere kant ziet er minder fraai uit. Ik heb de blaar klaarblijkelijk al stukgelopen en er ontstaat nu een heel vreemd kleuren patroon, zou je zo in het stedelijk museum kunnen hangen . Ik vraag me af hoe het de anderen vergaat. Rut zal wel lukken, Karl ook, maar Ron was zo negatief. Ik hoop dat hij het haalt.
Het wordt nu rekenen. Nog ruim veertig km en bijna zes uur, moet te doen zijn. Het echter snel bergafwaarts. Johan komt voorbij begeleid door een fietser. Ik ben blij dat ik geen fietser bij me heb. Had hem er acuut van afgeslagen en was zelf op die fiets geklommen. Bij Katwijk staat Inge met de kinderen. We hebben vanaf IJmuiden een paar keer telefonisch contact gehad, dus ze weet hoe ik me voel. We spreken af bij Scheveningen. Bij de verzorging kom ik Hermy tegen. Hij heeft het zwaar, maar kan nog blijven dribbelen. De pier is een schim in de verte. Het wandelen wordt nu afgewisseld met dribbelen Andersom is niet meer mogelijk. Ook mijn linker wreef begint problemen te geven dat maakt het dribbelen helemaal een drama. Gekkenwerk, je had allang moeten stoppen Hendriks. Eigenwijze klootzak. Het schiet nu geen meter meer op en die pier komt ook niet dichterbij. Uiteindelijk doemt het ding dan toch in al zijn glorie voor mij op. De wind begint nu aardig aan te wakkeren en ik heb het koud. Joey haal een jasje uit de wagen, ik wacht achter een stapel stoelen. De vermoeidheid begint nu toe te slaan en opper om in de wagen te stappen. Toch twijfel ik nog. Inge zegt wijselijk niets en laat me zelf beslissen. De tijd gaat nu tellen en ik besluit toch verder te wandelen. Zo ver en dan nokken is niet te verteren. Joey loopt met me mee voor de gezelschap. Vlak voor de haven kom ik Ria tegen en we lopen een stukje gedrieën op. Bij het strand gekomen blijf ik met joey achter, Ria dribbelt door, ik hoop dat ze het haalt binnen de limiet. Het strand is slecht, het humeur niet. Aan alles komt een eind, of je de uitkomst nu leuk vind of niet. Morgen weer een dag, over twee jaar weer een editie. De wind neemt toe, het wordt nu zelfs lastig wandelen. Na een paar km komt paal 100. Nog ruim 19 km en nog maar ruim twee uur uur te gaan. Dat gaat niet meer lukken. Het is over, uit. Ik bel Inge of ze me op kan pikken en zo valt bij Kijkduin het doek. Van Fort kijkduin tot Kijkduin het heeft zo moeten zijn. Vreemd, maar ik ben er niet eens chagrijnig onder. Volgende keer beter.
Aan de finish meld ik mij af en begeef me naar de kantine. Ik moet een keer of tien felicitaties afslaan en hoor dat Rut gewonnen heeft. Ron is gelukkig gefinished en heeft de derde plaats weten te veroveren. De prijsuitreiking is helaas wat pover, het winnen van zo’n loop is meer aandacht waard. Maar iedereen is moe, zowel de lopers als de organisatie. Het is ook niet niks om zoiets in goede banen te leiden. Wim voelt dit perfect aan en bedankt namens alle lopers Ton Smeets voor het op zich nemen van de organisatie en alle vrijwilligers. Zonder deze mensen zijn evenementen als de JKM niet mogelijk. Ik ben moe en wil naar huis, teleurgesteld over de afloop van mijn JKM, maar tevreden dat ik het mee heb mogen maken. Een fantastische ervaring in alle opzichten.
Tom Hendriks