Een grensverleggende ultra! (West Highland Way)

Van Guus Smit bijgaand verslag over de Westhighlandway. Zoals te lezen een uitdaging met hoofdletters!

Voor een grensverleggende ultraloop neemt men de volgende ingrediënten: 95
mijl (153 km.) afstand, ruim 3000 te overbruggen stijgmeters, horizontale
regenbuien, modder en muggen. Ik heb het over de West Highland Way Race in
Schotland.Voor wie na het doornemen van de ingrediëntenlijst nog niet
gewaarschuwd is het volgende:
Deelnemers zonder een gemotoriseerde “Back Up” van minimaal 2 personen
worden niet toegelaten tot de Race. Tevens dienen deelnemers in
rugzak/heuptas de, door de organisatie, voorgeschreven veiligheidsuitrusting
(regenkleding, voedsel, kompas, reddingsdeken, etc..) mee te nemen.

Namens Nederland 2 avVN-leden: Ultralopers Ron Bakker en ondergetekende.
Ik was samen met mijn begeleiders André-, Inge- en Jiske van de Vliert al
een paar dagen voor de race aangekomen in de hooglanden om ‘in gesprek te
komen’ met het parkoers. Zo wisten we aardig wat ons te wachten stond.

Op zaterdag 22 juni (de langste “daglichtdag” van’t jaar) exact om 02:00 uur
was het dan zover:
Samen met nog 71 andere deelnemers ren ik de modder en nattigheid in voor de
tocht van Milgnavie Railway Station, even boven Glasgow, naar Fort William
aan de voet de Ben Nevis, de hoogst berg van Schotland. Een afstand van dik
150 km met een tijdlimiet van 35 uur.

De eerste 20 km gaan door een glooiend heuvellandschap. Veel paadjes zijn,
na alle regen, verandert in beekjes en zo hoeven we ons binnen 15 minuten al
niet meer zorgen te maken of we onze voeten wel droog houden. ‘Dat is alvast
een zorg minder’.
Na het checkpoint in Drymen volgt de beklimming van Conic Hill. Er is een
kleine wijziging in de route en in het bos boven Drymen worden we keurig
door de, in muskietenhoofdnetjes gehulde, organisatie op de goede weg
gewezen.
Hier in de luwte hebben de ‘midges’ vrij spel. Stil staan is geen pretje.

De beklimming doe ik rustig aan. Ik eet en drink wat onder het lopen en kan
me zo tijdens de glibberige afdaling naar Loch lomond weer concentreren op
heelhuids beneden komen.

Er volgt een fraai stukje langs het meer. Af en toe is er zelfs nog een
verhard stukje weg. Ik heb het best warm en ben dan ook blij met het extra
water dat ik van de begeleiders van Ron Bakker aangeboden krijg als ik
aankom bij Rowardennan. Er zit inmiddels zo’n 43 km op. Tijd dus voor wat
pittiger terrein. Het parkoers tussen Inversnaid en Inverarnan is het beste
te beschrijven met “kei op/af en blubber in”. Ik ga nog een keer flink
onderuit en kom onder de modder aan bij het 3e checkpoint in Inverarnan op
65 km, waar André me tegemoet komt lopen. Ik krijg een deken om me heen (ook
handig tegen de muggen) en werk een kom noedels naar binnen. ‘Eventjes rust,
lekker!’

Met een kop koffie in de hand ga ik weer op weg en na 5 minuutjes wandelen
zet ik er weer een dribbelpas in. Het gaat me nog redelijk af maar ik
realiseer me dat het zwaarste nog moet komen. Een dood schaap ligt
symbolisch voor wat me nog te wachten staat in de berm. Over de “military
road” richting Crianlarich. Er loopt hier veel vee los rond. Het is dan ook
‘één grote drekzooi'(wadlopen zou een goede trainingsvorm zijn).
Verderop, in het bos boven Crianlarich, zijn er steentjes gestrooid op het
pad. Hopelijk spoelt het pad zo minder snel weg. De pittige klimmetjes gaan
in wandeltempo.
Ik passeer het checkpoint in Tyndrum snel. De enige hindernis op de weg naar
Bridge of Orgy is een herkauwende schotse hooglander midden op de weg.

Ik mag het checkpoint op 96 km alleen verlaten van de organisatie als ik een
oranje-kleurige bivakzak meeneem in m’n heuptas. Wat volgt is dan ook het
meest onbeschutte gedeelte van de hele race.
Rannoch Moor verwelkomt me met een flink windje tegen. En natuurlijk gaan
ook de hemelsluizen open. ‘Eigenlijk hoort het ook zo in dit landschap.
Typisch Schots ansichtkaartenweer.’
Ik hul me in een plastic poncho en kom nog redelijk droog bij Kingshouse
aan. In ‘the middle of nowhere’ staat hier een oud hotel. In vrogere tijden
zal het met z’n warme kachel menig leven hebben gered.
Ik doe het met de droge stoel in de auto. André vult m’n heuptas bij en
maakt zich klaar om vanaf hier mee te lopen tot de finish, nog slechts(?) 40
km verder. Inge zal alles klaarleggen bij ons Bed&Breakfast adresje in Fort
William en haar zullen we dan bij de finish weer zien. Ik trek een complete
set droge kleren aan, wissel ook m’n sokken. M’n voeten zien er uit alsof
ik al een hele dag in bad heb gelegen. Toch geen blaar te bekennen.

De regen gaat over in harde regen en ook begint de vermoeidheid mee te
spelen. Van het redelijke tempo is niet veel meer over en ook begin ik elk
steentje te voelen door m’n zolen.
In een flinke hoosbui klimmen we naar het hoogste punt van de Devil’s
Staircase. De wind verstopt zich aan de andere kant van de berg.
André loopt een stukje voor me uit en wacht regelmatig op me.

Boven aan gekomen krijgen we de volle laag. Geen tijd om te genieten van
het uitzicht (dat er niet is) en gelijk door. Ik kan geen tempo maken in de
afdaling en krijg het langzaam maar zeker heel koud. André moet me tijdens
de afdaling blijven aansporen om door te gaan. Zelf heb ik veel zin om
gewoon hier op de grond te gaan zitten in deze hoosbui. Wat er daarna zal
gebeuren kan me even helemaal niets schelen. André spoort me ook aan tot
eten en drinken want inmiddels ben ik dat automatisme ook al kwijt.

Waar ik tijdens races in de franse alpen vaak recht omlaag de helling afging
volg ik hier een ‘eindeloos’ slingerende weg richting het dal. Het zou me,
in m’n huidige toestand trouwens niet eens lukken om loodrecht omlaag te
snellen. Af en toe een dribbeltje is alles wat er nog uit komt.

Aankomst in Kinlochleven. Nog 24, zware, kilometers. Gelukkig is het
opgehouden met regenen. Ik krijg het er nog niet warmer van. Bij het
checkpoint krijg ik te horen dat ik de 10e plaats heb. Daar hou ik me toch
echt niet mee bezig in deze toestand!
In een busje ligt een eerder aangekomen deelnemer bij te komen onder dekens.
Na het aantrekken van m’n laatste droge shirtje snel weer weg. ‘Als ik nu
onder een deken ga liggen sta ik nooit meer op.’ Weer een lange klim het dal
uit waarna we uitkomen in een hoger gelegen weids dal.

André moet telkens weer ‘iets verzinnen’ om me aan het dribbelen te krijgen.
Na een strijd/pijnkreet zet ik me telkens weer in beweging. M’n voeten
‘staan helemaal in brand’ en veel zin in hardlopen over die met stenen
bezaaide weg heb ik al lang niet meer.

Aangekomen bij het bos boven Fort william denk ik dat het einde in zicht is,
maar wat duurt het nog lang dat KL… bos. Inmiddels moet ook de hoofdlamp
er weer bij komen. Ik heb geen vertrouwen in de juiste route en we verliezen
nog meer tijd in dit ‘eindeloze bos’. Een schotse deelnemer komt ons
achterop lopen en zo is er gelijk geen oriëntatieprobleem meer; ‘Hij weet de
weg!’ Ik krijg al een beetje vertrouwen in een goede afloop.

Er volgt nog een lange lijdensweg op en neer door het bos (ik kan de schot
amper bijhouden) en uiteindelijk een lange afdaling naar Glen Nevis. En
zelfs dan zijn we er nog niet!
Intussen regent het ook weer pijpestelen. Alleen nog maar over de verharde
weg een paar (het lijken er wel honderd) kilometer naar de finish. André
spoort me aan tot een laatste dribbel.

De Finish! Geen tijdklok en geen finishdoek; Ik meld me bij een loket en dat
is het! Na 23 uur en 34 minuutjes is het voorbij. Kapot en helemaal leeg.
Ik krijg van Inge, die al lang zat te wachten aan de finish, een deken om me
heen. Ik laat me afvoeren naar ons B&B adres, vervloek de trap naar de
voordeur en zet me met een laatste krachtinspanning onder de douche en val
in bed in een diepe slaap.

36 van de 72 deelnemers halen de finish. Les Hil wint hier met een tijd van
18:44 uur.
Zelden ben ik zo diep gegaan. Tijd om van m’n eigen overwinning te gaan
nagenieten.
De begeleiders van alle deelnemers hebben ook wel wat rust verdient!!

Guus Smit