Een lange mars (Texel 2001)

Voor allen die straks op Texel op 2e paasdag willen debuteren op de ultra: Irene van Wijk vertelt haar beproevingen om de editie van 2001 te volbrengen

Dit is mijn persoonlijke verhaal over de lange weg naar een lange loop.

Het begon allemaal twee en een half jaar geleden in het voorjaar van 1999. De Zestig van Texel was gehouden op 2e Paasdag en Jolanda van de Voort en ik bleken beide gefantaseerd te hebben over meedoen. Het ging ons niet om de afstand maar om de uitdaging dat mooie eiland helemaal rond te lopen. We spraken af mee te doen met de volgende editie van deze tweejaarlijkse wedstrijd: op 2e Paasdag 2001.
In 2000 trainden we alleen nog maar in de geest: beetje over praten, kijken op internet hoe je zou moeten trainen etc. Clubgenoot Paul Wiering kreeg daar ook de ultrakriebels van en sloot zich bij ons aan.

En zo werd het 2001. Nu moest de training beginnen. Veel waren we niet wijzer geworden op het internet dus we deden maar wat. Vooral veel en lang en niet zo hard. Toen duikelde Jo (Jolanda) een ultraloper op uit haar onuitputtelijke kennissenkring. En wat voor één: hij ging op Texel 120 km lopen (rondje heen, keren, rondje terug) als training voor de elfstedentocht in juli (210 km!). Een man die vaak trainde met de Nederlandse ultratopper Wim Epskamp. Een avondje op de koffie in Almere leverde ons extra enthousiasme en veel informatie op. En getemperde verwachtingen: “zo’n eerste keer moet je blij zijn met uitlopen, een mooie tijd komt een volgende keer wel”.

Eén van de trainingsadviezen was: elke dag lopen. Niet zo makkelijk als je fulltime werkt en ’s avonds in het donker niet alleen durft te lopen. Ik ben 4 keer 9 uur gaan werken zodat ik één dag extra vrij kreeg voor training. Met de trainingen bij AV ’23 erbij kwam ik zo op vijf dagen looptraining. Voor de zesde dag had Chris, de triatleet die onze bedrijfsfitness begeleidt, een krachtprogramma voor me gemaakt dat ik na mijn werk uitvoerde. De zevende dag nam ik rust.

Onze kilometers sprokkelden we op verschillende manieren bij elkaar. Jo deed aan zwerflopen: ergens heen met de trein en dan maar zien dat je terugkomt. Ik liep soms “dubbeldekkers”: 20 km de ene dag en 30 de andere. Samen met Paul of Jo maakte ik tochten van 40 tot 45 km. En natuurlijk deden we trouw onze wekelijkse intervaltraining.
Mijn topweek was op Lanzarote waar ik in totaal 150 km gelopen heb (naast zwemmen en fietsen; ik kwam kompleet uitgerust thuis).

We waren er bijna klaar voor toen twee en een halve week voor de wedstrijd de tegenslag begon toe te slaan: een e-mail naar mijn werk van onze ultraloper uit Almere met de mededeling dat de gemeente Texel de wedstrijd verboden had vanwege de MKZ-crisis. Daar had ik twee jaar naar toe gewerkt en maanden voor getraind! Die dag is een slechte geweest voor mijn baas; veel kwam er niet meer uit mijn handen. Ik wilde er over praten maar op mijn werk begreep niemand hoe zoiets voelt (“dan ga je toch gewoon iets anders lopen”). ’s Middags kon ik eindelijk Jo aan het schrikken maken en zij daarna Paul. Een paar dagen hoopten we nog dat er van kort uitstel sprake zou zijn. Maar ook die hoop werd de bodem ingeslagen: de wedstrijd zou naar 21 oktober gaan.

Nu begon het wikken en wegen: in oktober meedoen of niet. Meedoen betekende een maand uitrusten en dan weer helemaal opnieuw met de training beginnen. Meedoen betekende voor mij ook: niet op vakantie. Albert en ik zouden eind september / begin oktober gaan. Een beetje hardlopen lukt op vakantie meestal wel maar een serieuze training niet. Albert wilde het offer wel brengen (de lieverd). En ik had er al zo lang naar toegeleefd dat het dit jaar ook maar moest gebeuren. Dus werd het besluit: dan maar Rotterdam lopen om de training nog een beetje te gelde te maken en wél meedoen in oktober. Hetzelfde besluit namen Paul en Jolanda.

Rotterdam was een onverwacht persoonlijk succesje: ondanks (of dankzij?) de training gericht op lang en langzaam verbeterde ik mijn persoonlijk record met zeven minuten. Bij Jo echter ging de tegenslag verder: na een halve marathon moest ze geblesseerd uitstappen. En geloof me: voor een marathonner is uitstappen nog moeilijker dan met pijn uitlopen.

In juni begon de training voor Paul en mij weer van voren af aan. We draaiden onze kilometers, maar echt zo gemotiveerd als de eerste keer ging het niet meer.

Op mijn trainingspad stapelden zich intussen een aantal problemen op. Eind mei kreeg ik de tijdelijke leiding over een groep mensen die voor een grote reorganisatie staan (ze vertrekken uit de ING Bank naar een nieuw centraal onderdeel van het ING concern). Mijn taak is ze goed door die reorganisatie te helpen én de winkel open te houden. Vanaf augustus begon de druk op te lopen: de klant wil dat we meer doen dan we kunnen, het nieuwe onderdeel richt uiterst traag in terwijl de mensen eind van dit jaar echt over moeten, de mensen worden terecht onrustig van de onzekerheid die dit creëert en ál die dingen kan ík niet beïnvloeden.
In juli werd mijn vader plotseling opgenomen in het ziekenhuis. Mijn moeder is invalide dus moest er veel gehaald en gebracht worden. Na drie weken ziekenhuis overleed mijn vader. De druk nam verder toe: begrafenis regelen, financiën uitzoeken, moeder opvangen, oud zeer verwerken … En het werk moet door. En ik wil (serieus) blijven trainen want ik wíl Texel lopen.

Bijna bezweek ik onder die druk. De omgeving vond dat ik niet moest proberen alles tegelijk te doen: zorgen en regelen, werken onder druk, en trainen. Veel keuze was er echter niet: alleen het lopen, de enige activiteit die ik voor mezelf deed, kon ik laten vallen. Het was wel steeds puzzelen om er tijd voor te vinden maar als ik het eenmaal deed werd ik daar nu juist rustig van.

Natuurlijk kwam er toen ook nog een blessure bij (te hard gelopen bij de halve van Abcoude).
Gelukkig heelt niet alleen de tijd, maar ook Marco. De werkdruk bleef groot maar moeder raakte langzamerhand gesetteld en de blessure kon niet op tegen de harde hand van Marco.

Na een trainingsmarathon in Beneden Leeuwen (de Maas en Waalse dijkenloop: een aanrader, mooi parcours en uitstekend georganiseerd) en wat vanouds lange loopjes was het uiteindelijk zo ver: 21 oktober 2001, de grote dag. Paul en ik waren er inmiddels echt aan toe. Zo ook onze begeleiders. Theo de Haan, Greet Stip, Jolanda en Albert fietsten zwaar beladen met sportdrank, koolhydraatvoeding en extra sportkleding met ons mee.

Om 10:35 startten we bij de boot om met de klok mee het eiland te ronden. In de eerste twintig kilometer zat veel strand en dat was erg: het was hoog water en het zand was mul. “Daar gaat mijn hartslag én mijn tijd” dacht ik. Want natuurlijk had ik me niet aan het advies gehouden en toch een streeftijd van 5:59:59 in mijn hoofd. Het was zwoegen, struikelen en eindeloos. Kennelijk zwoeg ik iets beter dan anderen want op het strand haalde ik wel een paar vrouwen in (en mannen natuurlijk maar die zijn niet belangrijk).

Na het strand kwamen duinen, dijken, gras- en modderpaden, fietspaden en gewone wegen. Overal waar je óp kon moesten we op: veel duinen, de dijk een aantal malen en aan het einde de heuvels van de Hoge Berg (jawel, op Texel). De windkracht was 3 á 4 maar voelde 5, tegen op het buitendijkse fietspad. Publiek was er niet maar gelukkig waren er steeds onze fietsers met toeter, narrenmuts, koude tenen en groot geduld.

Dat publiek stond er pas de laatste honderd meter waar Paul na 5 uur en 42 minuten aankwam en ik na 5 uur en 50 minuten. Ze klapten hard, de man achter de microfoon riep dat hier Irene van Wijk aankwam en dat het de tweede vrouw was. Ik schoot vol en kwam bijna hyperventilerend over de finish waar Greet me een deken omsloeg en Albert me zoende en Jolanda alles vastlegde op de video. Waar Paul met een nog wat pijnlijke blik stond uit te hijgen en ik geïnterviewd werd voor de Texelse radio. Waarna ik ook Theo en Jo mocht zoenen.

Helaas voor de anderen was ik tweede dame. Dan mag je niet meteen naar huis maar moet je wachten op de prijsuitreiking. Gelukkig voor mij hébben ze ook gewacht en werd er dus gejuicht vanaf de tribune toen ik een beker én (verrassing) een geldprijs kreeg.

The day after bleven Albert en ik achter op het eiland voor een weekje vakantie. Pas toen we ’s middags op het strand wandelden bedacht ik me hoe lang de mars naar dit doel was geweest en hoe bezaaid met obstakels. Hoeveel ik ervoor had moeten doen en laten en hoe onverwacht mooi het resultaat was. Mijn vader had ik er niet mee kunnen imponeren want die vond niets wat ik deed te prijzen. Het wordt tijd dat ik dan maar eens trots op mezelf ben. En op Paul.

Irene van Wijk, Amsterdam (irene.van.wijk@mail.ing.nl)

Naschrift Martien Baars: dit doorleefde relaas verscheen eind 2001 in het clubblad van AV ’23 uit Amsterdam. Zoals Irene al meldt werd ze 2e bij de vrouwen 60 km. Zeven vrouwen deden op 21 oktober 2001 mee aan die 60 km, waarvan er 5 de finish haalden. Genoemde Paul Wiering (toen 45) van AV ’23 die zijn ultradebuut in 5.42.43 volbracht, werd daarmee 26e van de 75 mannen die op de 60 km startten. De 120 km loper uit Almere is Ron Bakker. Chris, de triatleet, is Chris Brands. Marco met die gouden handen is Marco Spironello, de fysiotherapeut van AV ’23. Irene: ‘Marco staat bekend om zijn harde aanpak. Zelfs bij “ontspanningsmassage” schieten de tranen in je ogen. Maar het helpt wel.’

Inmiddels wil Irene (toen 48, over tien dagen + 2, dan wordt ze sarah … ) met Pasen 2003 weer aan een ultra meedoen. Irene: ‘Nee, niet op Texel, want ik wil de Two Oceans Marathon lopen op de zaterdag van het Paasweekeind en kan daarom niet meedoen bij jullie. Maar mocht het op een of andere manier fout gaan met de Two Oceans dan kom ik zeker naar Texel. De Zestig van Texel was mijn eerste ultraloop. Daarna heb ik nog de Eemmeerloop gedaan. Veel makkelijker dan Texel. Ik werd er ook 2e vrouw. Mijn doel van 2002 was een PR op de marathon: in Rotterdam heb ik er 3 minuten vanaf gelopen en onlangs in Berlijn nog eens 5 minuten. Het staat nu op 3:24:47.’ En: ‘Paul is helemaal gewonnen voor het ultralopen en doet volgend jaar weer mee met De Zestig van Texel. Jolanda heeft veel blessureleed en ander leed achter de rug. Het gaat nu heel goed. Ze heeft eindelijk weer eens een marathon uitgelopen. Nu moet ze eerst zien dat in een betere tijd te kunnen en daarna kan ze pas gaan denken over iets langers.’

Voor de goede orde: Irene en Jolanda probeerden indertijd van UltraNed zinnige trainingschema’s te halen. Dat was misschien nog voor de trainingadviezen van Oskar van Rijswijk op onze website aanzienlijk uitgebreid werden en waarschijnlijk kenden ze ook niet het “Nieuwe Testament”, oftewel het boek van Han Frenken & Anton Smeets dat eind 2000 verscheen. U raadt het al: met het “Oude Testament” wordt dan het boek ‘De mens als duurloper’ van Jan Knippenberg bedoeld (met dank aan Hennie van Velzen voor de analogie). Overigens, nog steeds staan ook op UN en in het Nieuwe Testament geen specifieke trainingsschema’s voor de 50 en 60 km. Wanneer gaat trouwens een blad als Runner’s World eens een trainingschema voor zo’n 50 of 60 km publiceren?