‘Ik haal de route bewijzering er nu voor de laatste keer af. Volgend jaar zitten we mogelijk in Eijsden’, zei organisator Ton Smeets na afloop. Op de manier waarop hij deze woorden uitsprak kon je opmaken dat het hem speet de mooie omgeving van Oost Brabant vaarwel te zeggen. De lopers zullen het daarmee eens zijn, want ondanks de vele marathons die zich in dezelfde streek afspeelden, liepen we altijd over prachtige gevarieerde parkoersen. Toch zagen we in een bericht van 20 december op UltraNed dat de omgeving Budel, Soerendonk en Cranendonck nog niet voor de ultrasport verloren is.
Een nieuw jaar, nieuwe kansen. Voor de een kan het niet beter gaan als hij terugkijkt op het afgelopen jaar, voor de ander móét het juist beter als gevolg van blessures of andere ongemakken. ‘Vorig jaar moet ik maar gauw vergeten’. ‘Al presteer ik maar tachtig procent van afgelopen jaar, ik doe het er voor’. Deze en soortgelijke uitdrukkingen waren te horen in de kantine van manege ‘de Boschhoeve’. Het leek wel een Nieuwjaarsreceptie. Op de eerste ultra van het jaar werd de balans opgemaakt en heerste er een gezellige drukte.
We kregen weer het bekende aantrekkelijke parcours voorgeschoteld van een ronde van 6 kilometer gevolgd door zes grote ronden van elk 7 1/3 kilometer. Een stukje bosbad, fietspad en mooie verharde wegen in het buitengebied, van alles wat. Het was koud, de temperatuur lag onder het vriespunt. Met drie thermo shirts, een jasje, twee lange tights, twee paar handschoenen en een muts moest ik er tegen bestand zijn. Onderweg in de problemen komen vanwege de kou zoals in het Retourtje Marathon van vier weken geleden, probeerde ik met alle mogelijke middelen te vermijden. Toch realiseerde ik me dat het voor Christien Okkersen, die de doorkomsten registreerde, en daarom aan enkele vierkanten meters gebonden was, moeilijker zou zijn dan voor de actieve loper.
De eerste 20 kilometer liep ik samen met Ben Mol. Van hem hoorde ik dat er vandaag ook nog een marathon in Kevelaer georganiseerd werd, wat mogelijk een oorzaak kon zijn waarom er zo weinig Duitsers aanwezig waren. Het leuke van ultralopen is dat het niet blijft bij een babbeltje vóór en na de wedstrijd, maar dat je een paar uurtjes samen lopen wat meer van iemand te weten komt. Ben had vroeger fikse hartproblemen en is pas in 1991 met de loopsport begonnen. Vanaf die tijd heeft hij er 369 marathons op zitten. Dan besef je pas dat ultralopen niet alleen een fijne hobby is, maar ook een uitermate krachtig geneesmiddel voor je fysieke gesteldheid. Doktoren hebben soms hun twijfels over de intensiteit waarmee wij onze sport beoefenen, maar zoals Ben het uitdrukte: ‘als je hun adviezen altijd opvolgt, lopen er maar weinig’. Jeffry Oonk, nummer drie in de Spartathlon, dubbelde ons al in de derde ronde. Hij maakte nog een ontspannend praatje met Ben en leek op weg naar de overwinning. Later hoorde ik van Tom Hendriks dat hij te voortvarend van start was gegaan, wat hijzelf uitermate goed besefte, en daarom met een derde plaats genoegen moest nemen.
De eerste vier ronden na 29 kilometer kwam ik door op 2.40. Het ging lekker. Mijn bedoeling was net onder de vijf uur te finishen. Op elke ronde twee verzorgingsposten vind ik persoonlijk van grote waarde. Ik sla ze nooit over, zelfs niet als de mars aan je gebit blijft plakken. Je kunt dan nog enkele kilometers nagenieten. Na enkele uurtjes was ook ik lekker warm gedraaid, zeker als de zon zich nog laat zien. Maar dat was van korte duur. In de vijfde ronde begon het te sneeuwen. ‘Wat een prachtig gezicht hier in de bossen’, hoorde ik diverse lopers zeggen. Dat vond ik ook wel, maar vanaf het witte kerkje met nog ongeveer anderhalve kilometer te gaan vond ik het eng. De weg was geplaveid met kleine steentjes, die bedekt met een sneeuwlaagje, extra glad werden. Ik paste mijn tempo aan en compenseerde dit door op het andere stuk wat harder te gaan. Van de kou heb je geen last meer. Toch vroor het flink. Dat was te merken aan de bekers sportdrank en water die al enkele uren op dezelfde plaats stonden. Je moest eerst door een ijslaagje heen, alvorens je een teug van dit koude vocht in je warme lichaam kon gieten. Een dure reis naar de ijs-run in Lapland is daarom overbodig. Zo zie je maar, de Nederlandse ultra kalender staat ook dit jaar garant voor een gevarieerd programma.
Met nog een ronde te gaan wees de klok 4.09. Ik liep samen met debutant Willy Jonkers. Zijn langste afstand in wedstrijdverband was tot nu toe de halve marathon. ‘En dan nu de marathonafstand overslaan en meteen een ultra lopen, je durft’, zei ik tegen hem. ‘Ik wilde het eens proberen. Als voorbereiding heb ik vorige week een duurloop van 30 kilometer gedaan’, antwoordde hij. Op het laatste stuk dacht ik alleen maar aan de gladde steentjes. Heel rustig aan, zei ik tegen mezelf. Het lukte zonder onderuit te gaan. In de laatste 100 meter ging Willy me nog voorbij, maar ik was dik tevreden met de mooie tijd van 4.55.25. In vergelijking met vorig jaar (4.44) heb ik wel wat moeten inleveren, maar daar zaten dan ook 22 wedstrijden tussen.
Regina Geene maakte ook al haar ultradebuut, terwijl het voor Theo Cloosterman zijn eerste 50 kilometer wedstrijd was. Twee jaar geleden was het mijn debuut. Het lijkt wel of de Fat ass Fifty de kweekvijver is in het ultralopen, dus hou hem op de kalender.
In hartje winter een 50 kilometer lopen met alle entourage erom heen, zoals de nieuwjaarswensen, het gebabbel onderweg, de sneeuw in het mooie landschap en niet te vergeten de ijsdrank, maken deze Fat ass Fifty tot een veel goeds voorspellend begin van het nieuwe sportjaar. Ton, Christien, bedankt en tot de volgende editie, waar dan ook.
Vincent Schoenmakers