Verslag Fat Ass Fifty

Theo de Jong, debutant op de ultramarathon, doet verslag.

Goed, na twee verslagen over de Fat Ass Fifty van 5 januari kan ik met mijn verslag niet achter blijven.

We schrijven 5 januari 2003. Al in november stond het voor mij vast dat ik op die datum in Soerendonk de 50 kilometer zou lopen, mijn eerste 50 kilometer. Op de ochtend van de vijfde stond ik al vroeg op om tegen achten nog twee pannenkoeken te eten. Daarna was het op weg naar Soerendonk. Vanuit mijn woonplaats Culemborg ongeveer vijf kwartier rijden. Eerst de autoruiten schoon krabben en dan op weg. Het was stevig bewolkt en ongeveer – 1°C, met zeer weinig wind.

In de buurt van Den Bosch kwam de zon erbij en gaf de termometer – 3°C aan. Hoe dichter ik bij Soerendonk kwam, hoe helderder en hoe kouder het werd. Bij Eindhoven vroor het al 6 °.
Aangekomen bij de manege eerst inschrijven en daarna omkleden. Onder mijn dikke tight ook nog een thermobroek, van boven twee dunne thermoshirts en een dikker shirt. En nog een jasje tegen de wind. Een pet met een zweetband en handschoenen completeerde de fraaie outfit. Maar het was dan ook best koud.

Met z’n allen liepen we vanuit de boerderij naar de start. Om 10:00 uur werd de start geblazen en daar gaan we, op weg om 50 kilometer te lopen.
Tot nog toe was mijn langste loop een gewone marathon. In november 2000, ik was toen net een maand 50, besloot ik te gaan trainen voor Rotterdam marathon. Daarvoor had ik nog nooit hard gelopen en over trainingen wist ik niets. Maar het lukte. Over mijn tijd daar was ik niet echt tevreden. Vijf weken later volgde de marathon van Leiden in 3:29’. Dat was beter. Daarna volgde dat jaar nog de New York marathon. In 2002 startte ik weer met Rotterdam: 3:22’. Daarna volgden nog vijf marathons, waaronder de zeer natte Maasmarathon. Hier liep ik nog een tijdje op met Henk Sipers die er zijn honderdste marathon liep.

En nu dus de 50 kilometer. De eerste ronde ging goed. Ik liep een eind achter een groepje dat een meter of driehonderd voor mij uit, maar ongeveer in hetzelfde tempo. In dertig minuten kwam ik de eerste ronde door. Daar heb ik mijn jasje uitgedaan omdat het toch te warm was. Ik besloot het groepje voor me in te halen en een halve ronde verder was dat gelukt. Dat liep toch wel een stuk prettiger. Ik kon me nu af en toe verschuilen voor de hier en daar toch wel koude wind. Het groepje bestond uit tien man. Ronde na ronde werd met een gemiddelde van 5 min/km af gelegd. Van te voren had ik me bedacht dat een tijd van 4:30’ prachtig zou zijn. Maar nu, terwijl kilometer na kilometer werd afgelegd stelde ik mijn doel bij. 4:25’ zou nog mooier zijn. En wat te denken van 4:20’, voor mij een droomtijd, een droom debuut op de ultramarathon. Maar na de vijfde ronde werd het toch wel moeilijker. Maar nog steeds kon ik het groepje bij houden, een groepje dat uitgedund was tot vier man: Henry Okkersen, Jan Paagman, de italiaan in korte broek Daniel Facchinelli en ik dus.
Naarmate we dichter bij de laatste doorkomst kwamen had ik me bedacht dat ik het groepje in de laatste ronde zou laten gaan. Daarna doorgaan in 5’30/ km en er zou alsnog een mooie tijd in zitten. En bij de laatste doorkomst liet ik ze ook gaan. Hiervoor hadden we net Henk Sipers ingehaald. Na de drinkpost, of moet ik zeggen ijspost, heb ik een 150 meter gewandeld om daarna weer verder te gaan. Of het nu hierdoor kwam weet ik niet, maar na een paar honderd meter lopen schoot de kramp in mijn linkerdij en moest ik even stoppen. Henk Sipers passeerde mij weer. Ik kon niet meer aanhaken. De laatste ronde ging moeilijk, maar het ging. Bewust wat langzamer lopend om een nieuwe kramp te voorkomen liep ik naar de finish. Mijn eindtijd werd uiteindelijk 4.17.11, een tijd waar ik zeer tevreden mee ben. Na de finish werd ik gefeliciteerd door Henry Okkersen en Henk Sipers. Daar werd ook nog een foto gemaakt. Lopend naar de boerderij werd het toch wel erg koud, mij vingers werden helemaal wit, maar met wat hete kippensoep, brood en banaan was dit snel voorbij. Ik was een tevreden mens.